Wat moet een accountant nu eigenlijk precies doen? En hoe oordeelt de tuchtrechtrechter over diens werk? Tijdens het mini-symposium Tien jaar Accountantskamer deed juridisch journalist Lex van Almelo een poging dit uit te leggen aan niet-ingewijden. Hierbij een ingekorte versie van diens lezing.
The Crown is de geliefde Netflix-serie over het Britse koningshuis. In mijn optiek gaat de serie vooral over de spanning tussen hart en verstand, tussen de menselijke aandriften en de rol die iemand moet spelen.
In aflevering 9 van seizoen 1 zien we premier Winston Churchill poseren, zittend in een stoel. Kunstschilder Graham Sutherland maakt in opdracht van het parlement een schilderij van de minister-president, ter gelegenheid van diens tachtigste verjaardag. De twee keuvelen wat over schilderen – een hobby die de prime minister ook beoefent.
Als het portret na voltooiing wordt onthuld tijdens een bijzondere zitting van het parlement staat Churchill oog in oog met een beeltenis van zichzelf die hem met afgrijzen vervult. En dat laat de Britse premier de portrettist na afloop duidelijk weten. Graham Sutherland legt Churchill ferm uit dat hij er toch echt zo uitziet en dat het portret een getrouw beeld moet geven van de Engelse staatsman. Dus geen opgepoetste versie, die de grandeur van de regeringsleider tot mythische proporties verheft.
Churchill laat zich niet overtuigen, althans niet onmiddellijk. Maar als Sutherland vertrokken is, slaat het realiteitsbesef toe. Niet veel later biedt Winston zijn ontslag aan bij Hare Majesteit de Koningin, omdat hij zichzelf te oud vindt. Het lijkt dus goed af te lopen. Maar in het volgende shot zien we het schilderij in de tuin én in de hens staan. Om het verlies van dit historische schilderij wordt vandaag de dag meer getreurd dan om het aftreden van Winston Churchill.
Wat zeggen Churchill en Sutherland over accountants? De accountant is iemand die zich niet herkent in het beeld van de spiegel die hem of haar wordt voorgehouden. Begin 2020 bracht een monitoring commissie van de beroepsgroep een kritisch rapport uit over de verbeteringen. Verbeteringen die de accountants zich hadden voorgenomen om het publiek belang beter te dienen. De commissie noemt haar rapport een spiegel en stelt vast dat de maatregelen tot weinig concrete verbeteringen hebben geleid. Sterker nog: de beroepsgroep kampt met dezelfde problemen als in 1977.
Ik ken nogal wat mensen die zich de kritiek aantrekken, omdat zij zeer begaan zijn met het beroep. Het beroep is ruim een eeuw geleden uitgevonden als reactie op een grote fraude en déconfiture in Rotterdam, de zogeheten Pinckoffs-affaire. Maar nog steeds laten controlerend accountants zich verrassen door ondernemers die de cijfers in de jaarrekening oppoetsen. Er stort bij wijze van spreken elk jaar wel een 737 Max neer. Omdat dit soort “incidenten” zich maar blijft voordoen, is er bijna geen beroepsgroep die maatschappelijk zo onder vuur ligt als de accountant. Ook al houdt de meerderheid van de accountants zich niet bezig met het controleren van de jaarrekening, maar het opstellen daarvan.
De essentie van het accountantsvak is de klant helpen bij het maken van een getrouw beeld van de stand van zaken in de organisatie – het samenstellen van de jaarrekening. Of een uitspraak doen over de getrouwheid van de jaarrekening waarmee de klant zelf komt. Daaromheen geeft de accountant allerlei adviezen. Bijvoorbeeld over de optimale fiscale structuur of de inrichting en automatisering van de financiële administratie en bedrijfsprocessen. Als de accountant zijn of haar naam verbindt aan een jaarrekening dan vertrouwen geldschieters erop dat die juist is. De accountant mag niet partijdig zijn en moet objectief blijven, zelfs als hij of zij een vriendendienst verleent. Adel verplicht.
Om te voorkomen dat accountants de klant of derden teleurstellen, moeten zij vijf fundamentele beginselen naleven, te weten die van professionaliteit, integriteit, objectiviteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid. Deze open normen worden ingevuld door de Accountantskamer. Het doel van de tuchtrechtspraak is de kwaliteit van de beroepsuitoefening te verbeteren. De Accountantskamer velt elk jaar een oordeel over het optreden van ongeveer 160 accountants; dat is volgens Bartjens 0,07 procent van alle 22.000 accountants.
Klanten klagen vooral over de rekening en bejegening. Curatoren, beleggerscollectieven en toezichthouders over de wettelijke controle. De meeste klachten gaan echter niet over de wettelijke controlepraktijk, waarop de maatschappelijke kritiek zich richt. Negen van de tien zaken gaan over de mkb-praktijk. Maar ook in die praktijk komen de meeste verwijten erop neer dat de accountant zijn oren te veel heeft laten hangen naar degene die zijn factuur betaalt. Twee veelvoorkomende voorbeelden:
De kamer geeft vier van de tien aangeklaagde accountants een tik op de vingers. De tik is meestal een standje – een waarschuwing of een berisping. En één op de tien maatregelen houdt in dat de rotte appel uit de mand wordt gehaald, meestal voor kortere tijd. Sommige accountants overkomt dat in hun loopbaan meer dan eens.
De Commissie Toekomst Accountancysector vindt dat de effectieve werking van het tuchtrecht eens nader onderzocht moet worden. Daar was ik het bij voorbaat helemaal mee eens. Want leren accountants iets van de Accountantskamer? Onder accountants is de belangstelling voor de uitspraken de laatste jaren onmiskenbaar gegroeid. Boeken hierover vinden gretig aftrek en worden gebruikt voor vaktechnisch overleg. Maar dat wil niet zeggen dat er ècht lering uit wordt getrokken en dat de lessen beklijven.
Mijn contacten met veroordeelde accountants stemmen weinig hoopvol. En de transparantieverslagen die grote kantoren moeten publiceren evenmin. Eén van de kantoren schrijft dat maximaal drie tuchtzaken per jaar de norm is. Jaarlijks drie uitglijders moet dus kunnen.
Met het oog op leren en kwaliteitsbevordering is de gereedschapskist van de Accountantskamer verbazend eenzijdig gevuld: van een lichte tik tot tien jaar uit de mand. Bij de evaluatie van de Accountantskamer is gesuggereerd het sanctiearsenaal uit te breiden met “leerondersteunende maatregelen”.
Zoals gezegd komen de meeste gegronde klachten erop neer dat accountants hun oren te veel laten hangen naar de persoon die hun rekening betaalt. Ze vergeten dat ze altijd objectief moeten zijn en steeds kritisch moeten kijken naar de cijfers en informatie die ze krijgen aangereikt. De Accountantskamer is één van de organisaties die dit de accountants inpepert – door ze een spiegel voor te houden en door tot in detail aan te geven waar het is mis gegaan.
De kamer is de Graham Sutherland die een streng doch rechtvaardig beeld schildert. Wij weten niet in hoeverre de Winston Churchills van het accounting establishment zich daarin herkennen en of de schilderijen leiden tot concrete verbeteringen. Wij weten wél dat de sector niet zonder de hoogstaande portretten kan. En dat het een doodzonde is om ze te verbranden.