De heer drs. W.J. Schoonderbeek RA is sinds 31 augustus 2015 als accountant verbonden aan de Accountantskamer. Tijdens zijn loopbaan is hij onder andere werkzaam geweest als openbaar accountant bij (de rechtsvoorgangers van) PwC, in de controlepraktijk en laatstelijk in de functie van directeur vaktechniek. Ook was de heer Schoonderbeek lid van de klachtencommissie NIVRA-NOVAA en lid van de Raad voor de Jaarverslaggeving.
Als accountantslid van de Accountantskamer werk ik samen met juristen, de rechterlijke leden, om tot een oordeel te komen over een tegen een accountant gerichte klacht. Maar werkt dat eigenlijk wel, een accountant tussen juristen, en hoe werkt dat?
Van een accountantslid van de Accountantskamer mag je natuurlijk een vakinhoudelijke bijdrage verwachten. Dit geldt zeker omdat de regelgeving voor accountants best wel complex is, versnipperd, met verschillende vindplaatsen en niet altijd eenduidig. Dat is voor accountants al lastig, maar voor niet-accountants al helemaal moeilijk toegankelijk.
En naast kennis over de regelgeving geldt dat het accountantslid ook zijn praktijkervaring inbrengt. Dit omvat niet alleen begrip over de rol van de accountant in het veld van opdrachtgever, belanghebbenden en derden, maar ook praktische kennis over onder meer administratie en fiscaliteit.
Met die vakinhoudelijke bijdrage voorafgaand aan of tijdens het onderling overleg helpt het accountantslid de juristen een beter begrip te verkrijgen over de onderhanden casus. De rechterlijke leden zijn natuurlijk professioneel kritisch en willen de casus en de van toepassing zijnde regelgeving goed doorgronden. En zij hebben, net als de accountantsleden, op basis van het dossier vragen en eerste meningen gevormd.
In de praktijk blijkt dat juristen veelal een casus benaderen vanuit hun algemene kennis en ervaring en hun bevindingen uit kennisneming van het dossier tegen de fundamentele beginselen uit de VGBA houden. De accountants hanteren natuurlijk ook die fundamentele beginselen als basis, maar gaan dan sneller en dieper in op de specifieke vaktechnische aspecten (controle, samenstelling e.d.) van de casus. In het onderling overleg leidt dat tot een wisselwerking, waarbij juristen en accountantsleden elkaar aanvullen, maar juist ook elkaar uitdagen om duidelijk maken hoe tegen een specifieke situatie of regel aangekeken kan worden. Dat zijn inhoudelijke discussies over de vraag wat mocht van de betrokken accountant in deze casus worden verwacht, welke regels van toepassing zijn en of deze accountant naar deze regels heeft gehandeld. Dan blijkt ook hoe belangrijk heldere regelgeving is omdat de juristen (terecht!) de klacht tegen de accountant toetsen aan de regels.
De uitkomst is dat na kortere of langere discussies steeds tot consensus wordt gekomen, een overeenstemming waarin zowel de rechterlijke leden als de accountantsleden zich goed kunnen vinden.
Dit samenspel tussen juristen en accountants is een boeiend en leerzaam proces. De accountantsleden leren van de kritische vragen van de juristen over de accountantsregelgeving en leren ook over de wijze waarop een klacht wordt behandeld en de procedurele regels die daarbij moeten worden gehanteerd. Omgekeerd verkrijgen juristen meer kennis over de wijze waarop accountants opereren en de daarbij geldende regels.
Maar eigenlijk is nog belangrijker dat dit samenspel leidt tot goed onderbouwde uitspraken!
Voor mijzelf geldt dat ik mijn lidmaatschap van de Accountantskamer als bijzonder waardevol ervaar. Dat komt door de grote variëteit aan klachten waardoor veel verschillende onderwerpen aan de orde komen, maar vooral ook door gedachtewisselingen hierover met de juristen van de Accountantskamer.