Jaarverslag 2021

Terugkijken op een bewogen jaar

"Nadenken over het vergroten van de effectiviteit van onze tucht­rechtspraak"
Foto: Michel ter Wolbeek

Het brede pallet aan zaken waarin de Accountantskamer in 2021 uitspraak heeft gedaan, laat zien dat de toezichthouders op de accountancy-sector, want zo kunnen onze klagers worden beschouwd, ons ook in coronatijd hebben weten te vinden.

Het voortduren van de pandemie, inmiddels het tweede jaar, stond er niet aan in de weg om een klacht over een accountant in te dienen. Wel zijn in 2021 minder klachten ingediend dan in de jaren ervoor. Door klagers is 84 keer geklaagd over een accountant. Zijn het vooral de AFM en curatoren geweest die hebben geklaagd over de kwaliteit van “controleopdrachten”, een opvallende trend was het grotere aantal klachten over “onderzoeksopdrachten”: de door een accountant verrichte (financiële of forensische) onderzoeken uitmondend in een rapport van bevindingen. Veelal zijn dit klachten met een achterliggend financieel belang, maar dat belang is voor de Accountantskamer niet relevant. Zo bleek bij de beoordeling van die klachten dat er niet altijd een duidelijke opdracht is, met een afspraak over het gebruik van de rapportage en de verspreidingskring. Vaak probeert de cliënt een stuk te krijgen van zijn accountant om daarmee in een juridische procedure zijn voordeel te doen. Ook kwam het herhaaldelijk voor dat een deugdelijke grondslag voor de bevindingen of conclusies van de accountant ontbrak. Dat laatste vereiste geldt in versterkte mate als stukken van de accountant zijn bedoeld om in een gerechtelijke procedure te worden ingebracht. Soms waren zorgvuldigheid en objectiviteit onvoldoende door de accountant in acht genomen jegens de opdrachtgever. Of werd de regelgeving rondom persoonsgerichte onderzoeken niet altijd nageleefd. De regel is duidelijk: de persoon op wie het onderzoek betrekking heeft moet in beginsel worden gehoord. Dit geldt ook als geen sprake is van een persoonsgericht onderzoek in eigenlijke zin, maar het onderzoek de positie en het functioneren van bepaalde (rechts)personen wel raakt vanwege hun betrokkenheid bij handelingen waarop het onderzoek is gericht1. Hoewel de verschillende professionele standaarden een goed handvat geven, gaan accountants bij een dergelijke opdracht nogal eens de mist in. Wat de opdracht ook is, de accountant zorgt voor een deugdelijk grondslag en is professioneel kritisch. Vooral bij nieuwe klanten die je niet kent, zijn heldere afspraken een must, zo was nogal eens de boodschap van de Accountantskamer. Ik zou aan die accountants soms een maatregel willen kunnen opleggen om hun kennis omtrent dergelijke opdrachten bij te spijkeren. Maar de conceptwetgeving die het opleggen van dergelijke maatregelen regelt, ligt nog bij de Tweede Kamer.
Klachten over het handelen van accountants rondom de steunmaatregelen zijn, anders dan ik had verwacht, in dit verslagjaar niet ingediend.  

In 2021 zijn bijzondere zittingen gehouden in verband met eerder beoordeelde klachten over schending van de PE-verplichting. Voor zover het de vakbekwaamheid betreft, verlangt artikel 12 van de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) van een accountant dat hij deze op het niveau houdt dat is vereist om een professionele dienst op een adequate wijze te kunnen verlenen. De Accountantskamer heeft in september 2021 acht zaken behandeld tegen accountants die in de driejaarcyclus 2016-2018 hun PE-verplichting niet hadden nageleefd en daarom al eerder door de Accountantskamer maatregelen, waaronder betaling van een geldboete, opgelegd hadden gekregen. De accountants hadden tegen die beslissing geen hoger beroep ingesteld, noch deze geldboete betaald. Vaak hadden ze zich al uitgeschreven uit het register. Ze zijn door de Accountantskamer opgeroepen2 om over het niet betalen van de boete uitleg te geven, maar zij hebben niets van zich laten horen waarna de  nadere  maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van zes maanden is opgelegd. Voorkomen moet immers worden dat accountants zich na indiening van een klacht, voor de zitting, uitschrijven om zich na de uitspraak weer in te schrijven als accountant. De Accountantskamer heeft het de accountants zwaar aangerekend dat zij zonder aanvaardbare reden een tuchtrechtelijke uitspraak niet hebben nageleefd. Voor het goed functioneren van het accountantsberoep en de in verband daarmee bestaande tuchtrechtspraak is geoordeeld dat het van belang is dat uitspraken worden nagekomen. Voorlopig zullen dit de laatste PE-klachten zijn geweest nu per 1 januari 2021 een nieuw PE-model is ingevoerd. De NBA zal eerst beoordelen of de PE-activiteiten in voldoende mate bijdragen aan de professionele ontwikkeling van de individuele leden3. De beoordeling kan zijn dat aan de verplichting is voldaan, of dat het portfolio voor verbetering vatbaar is. In dat laatste geval zal het portfolio mogen worden aangevuld en bij het uitblijven daarvan kan de NBA een klacht indienen bij de Accountantskamer.

Ook het speelveld waarop een accountant zich begeeft en de hoedanigheid waarin hij zoal optreedt, zorgde in 2021 voor de nodige discussie over de vraag of het tuchtrecht op dat handelen van de accountant van toepassing is. De accountant in de rol van penningmeester, mediator, bestuurder of commissaris. De wetgever heeft een ruime toets van accountants(gedrag) door de tuchtrechter voor ogen gehad. In artikel 42 lid 1 Wet op het accountantsberoep staat dat de accountant “bij de uitoefening van zijn beroep” is onderworpen aan tuchtrechtspraak. Het is niet zo dat het moet gaan om directe beroepsuitoefening door de accountant. Ook handelingen die niet direct als beroepsmatig worden aangemerkt, maar wel weerslag hebben op het aanzien van het beroep, kunnen eronder vallen. In het maatschappelijk verkeer wordt extra op de kwaliteit en integriteit van de accountant in de nevenfunctie of- werkzaamheid vertrouwd vanwege zijn professionele hoedanigheid. Dr. Rianne Herregodts ziet een verklaring voor de ruimte reikwijdte van de tuchtnorm voor accountants in het belang van de integriteit voor de beroepsgroep. “De Accountancy ontleent haar bestaansrecht aan het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer aan (de kwaliteit en integriteit van) haar optreden wordt gehecht”, aldus Herregodts in haar proefschrift4. “De ruime uitleg van het handelen in de beroepsmatige hoedanigheid onderstreept dat accountants in zakelijk optreden altijd een zekere onkreukbaarheid moeten vertonen, ongeacht of sprake is van gedragingen die een direct verband hebben met de dienstverlening aan cliënten”. Ook gedragingen van accountants in nevenfuncties kunnen het vertrouwen in de beroepsgroep schaden. Bij het verlenen van een professionele dienst, en dat begrip wordt door de Accountantskamer ruim opgevat, moet de accountant de VGBA toepassen. De tuchtrechter kijkt of de klacht ziet op een gedraging waarvoor de accountant vakbekwaamheid (kennis) heeft aangewend of kon worden aangewend en zo ja, dan behoort aan alle fundamentele beginselen te worden getoetst. Ook als de vakbekwaamheid niet is aangewend, kan de gedraging nog steeds worden getoetst aan het beginsel van professionaliteit. Het al dan niet voeren van de titel speelt geen rol in dit vraagstuk. Het zal dus niet verbazen dat menig accountant, ook al ging het niet om beroepsuitoefening in enge zin, zich in 2021 toch bij de Accountantskamer heeft moeten verantwoorden!

De keerzijde van het ruimte toepassingsbereik van het tuchtrecht is dat de tuchtprocedure kan worden gebruikt als instrument om een accountant dwars te zitten. Het algemene belang van een goede beroepsuitoefening maakt dat de tuchtprocedure laagdrempelig moet zijn. Maar een tuchtprocedure heeft een meer inquisitoir en stigmatiserend karakter dan bijvoorbeeld een civiele procedure, waardoor ook rekening moet worden gehouden met de belangen van de beroepsbeoefenaar5. Ook de Accountantskamer had in 2021 te maken met een aantal klagers dat steeds nieuwe klachten tegen dezelfde accountant indiende. Rechtzoekende of teleurgestelde cliënten, grensoverschrijders of wraakzuchtigen komen ook klagen bij de Accountantskamer. Het is niet eenvoudig om daar paal en perk aan te stellen. Het CBb vindt dat de verplichting om klachten zoveel mogelijk tegelijk, in één tuchtprocedure, aanhangig te maken geen wettelijke basis heeft6 (het zogenaamde beginsel van concentratie van klachten). In de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) staat dat “een ieder” een tuchtklacht kan indienen waarbij inmiddels een verjaringstermijn van 10 jaar geldt. Wel kan het klachtrecht onder omstandigheden worden beperkt7. Een inhoudelijke behandeling van een opvolgende klacht kan in strijd komen met de beginselen van een behoorlijke (tucht)procesorde, het daaruit voortvloeiende beginsel van ‘ne bis in idem8’ of er kan sprake zijn van misbruik van klachtrecht. Niettemin is het moeilijk om een nieuwe klacht tegen een accountant niet in behandeling te nemen als het gaat om (nieuwe) feiten waarover nog geen eindoordeel is gegeven. Ik kan me goed voorstellen dat het vervelend en belastend is voor een accountant om na een eerdere klacht opnieuw naar Zwolle te moeten afreizen, met alle kosten van dien! Bij het in behandeling nemen van een klacht wordt steeds gekeken of op voorhand is uitgesloten dat de behandeling van de klacht kan bijdragen aan de doelstelling van de tuchtrechtspraak. 

Voor zover de regelgeving voor accountants vaag is of open normen bevat, vult de Accountantskamer de norm in aan de hand van alle feiten en omstandigheden. We hopen in 2021 met onze uitspraken een bijdrage te hebben geleverd aan deze normontwikkeling en het beteugelen van al dan niet bewuste misslagen in de beroepsuitoefening door accountants.  Het werk van de Accountantskamer wordt helaas nogal eens als “straffen” van accountants ervaren. Voor 2022 staat het nadenken over het vergroten van de effectiviteit van onze tuchtrechtspraak op de agenda. In de zomer van 2021 heb ik deelgenomen aan de focusgroep voor experts in het kader van een onderzoek geïnitieerd door de Minister van Medische Zorg en Sport naar de lerende werking van het medisch tuchtrecht. Het zou goed zijn als het tuchtrecht meer gericht zou zijn op het leren en verbeteren door zorgverleners, aldus de onderzoekers mr. dr. Caressa Bol en Herregodts voormeld. Hun rapport zal in de loop van dit jaar worden gepubliceerd en aanbevelingen bevatten waarmee ook onze tuchtrechtspraak zijn voordeel kan doen. 

De Accountantskamer stond in 2021 weer voor de nodige logistieke uitdagingen. Dit jaar viel op dat 18% van de ingediende klachten, in onderling overleg, werd geregeld. Daardoor werden vaker klachten op het laatste moment ingetrokken. De zittingsruimte bleef dan helaas onbenut. Ook gaf de pandemie nog problemen waardoor geplande zittingen niet door konden gaan omdat partijen of hun raadslieden ziek waren. Zittingen werden nogal eens afgelast en moesten opnieuw met inachtneming van verhinderdata van partijen en hun advocaten worden gepland. In geval van quarantaine kon de zitting soms toch digitaal doorgang vinden.  Medewerkers en leden van de Accountantskamer ontkwamen evenmin aan de pandemie en er was sprake van personele wisselingen in het team. Helaas is onze doorlooptijd (de periode van de binnenkomst van de klacht tot de einduitspraak) door dit alles enigszins opgelopen tot 254 dagen. 

Een reeks infographics illustreert de verdere kerncijfers die onder meer inzicht bieden in de zaken die de Accountantskamer in 2021 heeft behandeld.

Ik wens u veel leesplezier!

Sandra Schreuder
Voorzitter Accountantskamer

 

  1. ECLI:NL:CBB:2015:42
  2. Op grond van artikel 5 Wtra
  3. Artikel 5 NVPE
  4. Proefschrift dr. R.L. Herregodts : Gemeenschappelijke normen voor vertrouwensberoepen. Tuchtrechtelijke uitspraken over de tuchtnormen voor accountants, advocaten en artsen.
  5. Mr. M.F. Mooibroek Tijdschrift Tuchtrecht 20-02-2018, afl 1.
  6. ECLI:NL:CBB:2019:286
  7. Als algemene rechtsbeginselen zich ertegen verzetten.
  8. Het beginsel dat iemand niet twee keer voor hetzelfde feit kan terechtstaan en mag worden gestraft.