Uitspraken 13 maart 2015

Procedurenummer 14/2320 Wtra AK
Kantoortoetsing in 2013.
Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verklaring die zich in een van de getoetste dossiers bevindt een controleverklaring is en dus slaagt de klacht dat deze verklaring niet voldoet aan de eisen die gelden voor een controleverklaring, niet.
Op grond van de wel aannemelijk geworden tekortkomingen in het andere dossier  moet niettemin worden geoordeeld dat de praktijk van betrokkene niet beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan gestelde normen. 
Definitieve doorhaling voor een jaar.

Procedurenummer 14/2521 Wtra AK
Kantoortoetsing in 2013. 
Vele tekortkomingen in de uitvoering van een controleopdracht, een samenstellingsopdracht en een opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie geconstateerd. 
Geen verbetering opgetreden ten opzichte van eerdere toetsingen in 2011 en 2012. 
Doorhaling voor een jaar.

Uitspraken 9 maart 2015

Procedurenummer 14/1044 Wtra AK
De Ack is van oordeel dat betrokkene onduidelijkheid heeft laten bestaan over de aard van zijn betrokkenheid bij de vennootschap in oprichting waarin de eenmanszaak van klager ingebracht zou worden. Uit wat klager naar voren heeft gebracht, blijkt dat hij van betrokkene verwachtte dat hij als volwaardig partner van klager zou fungeren en dat strookt ook met de feiten, terwijl betrokkene het in zijn verweerschrift en ter zitting heeft willen doen voorkomen dat hij niet als medeoprichter is opgetreden, maar (slechts) als opdrachtnemer van de eenmanszaak van klager. Daarbij komt dat niet uit te sluiten valt dat de samenwerking tussen klager en betrokkene bij het tot stand brengen van de vennootschap in oprichting en in de periode dat deze vennootschap in oprichting heeft bestaan, juridisch bezien gekwalificeerd moet worden als het aangaan van een vennootschap onder firma of van een commanditaire vennootschap. In samenhang met het voorafgaande had betrokkene ook moeten voorkomen dat de oprichtingsfase van de vennootschap voortsukkelde nadat, naar duidelijk werd dat de oprichting van de vennootschap “niets zou worden” Door een en ander na te laten heeft betrokkene bij het verlenen van zijn professionele diensten aan klager in strijd gehandeld met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag.
Tevens is aannemelijk geworden dat betrokkene voorafgaande aan en in de periode dat de vennootschap i.o. heeft bestaan, zich niet heeft gerealiseerd dat het samen met een cliënt oprichten van een vennootschap en het voortzetten van de dienstverlening als accountant aan die cliënt kan leiden tot een bedreiging voor de door hem in acht te nemen objectiviteit, en voorts dat hij zich niet heeft afgevraagd of en zo ja, welke waarborgen hij moest treffen om die bedreiging weg te nemen of terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau. 
De Accountantskamer is verder van oordeel dat betrokkene op de hoogte had moeten zijn van een wijziging in de BTW-regelgeving per 1 januari 2011, die van belang was voor een cliënt van hem, te weten klager.
Betrokkene heeft zich ook te weinig ingespannen om de voortgang van de werkzaamheden die hij op zich had genomen met betrekking tot de door klaagster gewenste tijdige uitkering van een lijfrentepolis te waarborgen. 
Berisping.

Uitspraken 6 maart 2015

Procedurenummer 14/1446 Wtra AK
Betrokkene is niet aansprakelijk voor advisering door aan hetzelfde kantoor verbonden fiscalist en ingeschakelde notaris, die ieder onder een eigen tuchtrecht vallen. Verwerking van beleggingsverliezen, welke de ene bestuurder/aandeelhouder/echtgenote zonder geldig bestuursbesluit of kennis van de andere bestuurder/aandeelhouder/echtgenoot gefinancierd heeft met opname van exorbitante bedragen, door boeking als schuld in rekening-courant van de bestuurder/echtgenote is door betrokkene in de jaarrekening zorgvuldig voorbereid en toegelicht.

Procedurenummer 14/1927 Wtra AK
Betrokkene heeft in het kader van randnummers 14 en/of 16 a van de NVCOS 4410 onvoldoende acht geslagen op hem te beschikking staande informatie over kosten in Saoedi-Arabië waarvan niet was uit te sluiten dat er sprake was van witwassen van zwart geld en/of onrechtmatige bevoordeling van de ene aandeelhouder boven de andere. Het had op de weg van betrokkene gelegen om bij de leiding van de entiteit verder en met voldoende diepgang door te vragen naar aanvullende informatie en/of te handelen overeenkomstig hetgeen is voorgeschreven bij NVCOS 240.
Ten tijde van het verkrijgen van de samenstellingsopdracht was klager ermee bekend dat betrokkene een zwager was van de andere aandeelhouder. Door niet bij zijn zwager door te vragen als voormeld, maar ook naar de hem bekende vraag van klager of zijn zwager werkzaamheden van de entiteit is gaan voortzetten in een andere onderneming, heeft betrokkene ook gehandeld in strijd met (onder meer) het fundamentele beginsel van objectiviteit.
Berisping.

Uitspraken 2 maart 2015

Procedurenummer 14/882 Wtra AK
Klacht over accountant die als een door de civiele rechter benoemde deskundige is opgetreden. Omtrent de procedurele aspecten omtrent (de totstandkoming van) een deskundigenbericht is in beginsel de civiele rechter leidend, terwijl het voorts aan de civiele rechter is om te beoordelen of het rapport dienstig was, zodat dienaangaande de tuchtrechter in beginsel geen rol heeft. De materiële inhoud van het deskundigenbericht is evenwel toetsbaar aan de fundamentele beginselen uit de VGC/VGBA, waarbij overigens geen specifiek voorschrift of specifieke standaard geldt. Niet verwijtbaar is aldus dat betrokkene geen opdrachtbevestiging heeft opgesteld. Geen rol voor tuchtrechter voor klacht dat betrokkene buiten de opdracht is getreden of, gelet op de vraagstelling, een onvolledig onderzoek/antwoord heeft gegeven. Het aansluiten bij NVCOS 4400 is, gelet op voormelde maatstaf, onvoldoende tuchtrechtelijk relevant. Inhoudelijke klachten over deskundigenbericht zijn tot slot eveneens ongegrond.

Uitspraken 23 februari 2015

Procedurenummer 14/318 Wtra AK
Het afgeven van een verklaring van oordeelonthouding ontslaat de beoordelend accountant niet van de verplichting om onderzoek te doen naar afwijkingen van materieel belang en – bij het uitblijven van een correctie – het afgeven van een verklaring met beperking of een afkeurende verklaring. Anders geformuleerd: het afgeven van een verklaring van oordeelonthouding impliceert dat aan de accountant ook is gebleken dat er geen gronden zijn voor het afgeven van een verklaring met beperking of een afkeurende verklaring. 
In de beoordeelde halfjaarcijfers 2009 is ten onrechte een aanzienlijke bate opgenomen en geen rekening gehouden met een aanzienlijke creditering kort na balansdatum die ten tijde van de beoordeling bekend had kunnen zijn. De beoordelingsverklaringen berusten mede daarom op ontoereikende grondslagen. Betrokkene heeft, waar het gaat om de inbrengverklaring, erkend dat hij daarbij de Praktijkhandreiking 1101 niet heeft gevolgd. Dat had wel van hem verlangd kunnen worden, reeds omdat hij zich daaraan in de opdrachtbevestiging heeft gecommitteerd. Ook los daarvan moet worden vastgesteld dat betrokkene de voor de inbrengverklaring geldende voorschriften niet in acht heeft genomen. Zo had hij moeten nagaan en vastleggen dat voldaan is aan de vereisten van NVCOS 620. Bij de plaatsgevonden hebbende waardebepalingen door een derde is gebruik gemaakt van de concept jaarrekeningen over 2008. Van betrokkene had ook gevergd kunnen worden dat hij voorafgaande aan de inbrengverklaring (kenbaar) had onderzocht hoe de cijfers van deze concepten zich verhouden tot die van de definitieve jaarrekeningen en tot de intussen (onder zijn verantwoordelijkheid samengestelde en beoordeelde) halfjaarcijfers 2009. 
Tijdelijke doorhaling voor zes maanden.

Procedurenummer 14/1173 Wtra AK
Klacht tegen accountant over het zich laten voordoen van een kantoorgenoot/niet-accountant als accountant, in de specifieke omstandigheden van dit geval gegrond. Uit de fundamentele beginselen volgt dat de naamaanduiding van een accountantspraktijk niet tot misleiding mag leiden. Het is dan ook in het algemeen niet aan te bevelen dat een accountantspraktijk zichzelf aanduidt met ‘accountants’ in de naam, terwijl daaraan niet meer dan één accountant is verbonden. In dit geval waren de initialen van de naam van de kantoorgenoot/niet-accountant verwerkt in de naam van het kantoor en presenteerde die kantoorgenoot/niet-accountant zich als vennoot van het kantoor met ‘accountants’ in de naam. Dit leidde ertoe dat klager/ex-cliënt op het verkeerde been is gezet over de hoedanigheid van die kantoorgenoot/niet-accountant, waardoor niet helemaal eerlijk en oprecht zaken is gedaan. Voor dat handelen is betrokkene als enige aan dat kantoor verbonden accountant, en mede verantwoordelijk voor die naamgeving, tuchtrechtelijk verantwoordelijk. Vanwege de aangenomen commerciële overwegingen en het aangenomen financieel gewin bij de gebruikte naamgeving acht de Accountantskamer de maatregel van geldboete ter grootte van € 5.000,= passend en geboden.

Procedurenummer 14/2468 Wtra AK
Klacht van voormalige aandeelhouder over optreden van betrokkene als accountant en adviseur van de vennootschap en van beide aandeelhouders bij de onderhandelingen over de verkoop van het belang van deze aandeelhouder. Deze gecombineerde rol had betrokkene moeten noodzaken tot het opnieuw toepassen van het conceptueel raamwerk nadat klager het vertrouwen in betrokkene had opgezegd en niet langer wilde dat betrokkene ook voor hem de waardering van de aandelen van de vennootschap zou uitvoeren. Deze verplichting heeft betrokkene geschonden. Door de waardering alsnog uit te voeren voor de andere aandeelhouder heeft betrokkene onvoldoende de hem van te vergen distantie in acht genomen en de belangen van klager achtergesteld. Die achterstelling blijkt voorts uit het gegeven dat betrokkene een arbeidsovereenkomst heeft opgesteld met daarin beperkende voorwaarden ten laste van klager en ten gunste van de vennootschap, en daardoor ten gunste van de andere aandeelhouder. Een en ander levert schending op van de fundamentele beginselen van objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag. Overige klachtonderdelen zijn niet-ontvankelijk dan wel ongegrond. Volgt maatregel van waarschuwing.

Uitspraken 20 februari 2015

Procedurenummer 14/1080 Wtra AK
Volgens vaste rechtspraak van de Accountantskamer kan in het kader van een tuchtrechtelijke procedure over declaraties slechts met succes worden geklaagd, indien de betrokken accountant bij het opstellen en indienen van de declaraties zodanig in strijd met de van hem te verlangen zorgvuldigheid, integriteit of professionaliteit heeft gehandeld, dat daardoor aan de orde is een schending van het bepaalde bij de Wet RA of de Wet AA (oud, thans: Wet op het accountantsberoep) zoals een handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep, of van het krachtens die wet(ten) bepaalde, zoals de VGC (thans: Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). In casu is een dergelijk handelen niet aannemelijk geworden. Wel eenmaal dubbel gedeclareerd voor enkele werkzaamheden; betreft een gering bedrag; betrokkene heeft klager daarvoor gecrediteerd en zijn excuses aangeboden; dit handelen onder deze omstandigheden van te gering belang om tuchtrechtelijk relevant te zijn.

Procedurenummer 14/1608 en 14/1844 Wtra AK
Klacht voor zover die ziet op het te laat samenstellen van jaarrekeningen en het doen van aangiften vpb en het (niet) adviseren om een rekening-courantpositie terug te brengen, niet-ontvankelijk. Klacht over omissie met betrekking tot omzetbelasting gegrond maar daarvoor geen maatregel opgelegd mede omdat aangeboden is om fiscale boete te vergoeden. Voor het overige ongegrond. Toepassen opschortingsrecht toelaatbaar. 
Betrokkene sub 2 is niet (tuchtrechtelijk) verantwoordelijk voor het handelen of nalaten waarover in deze zaak wordt geklaagd.

Procedurenummer 14/1872 Wtra AK
Kantoortoetsing. Kantoor beschikt niet over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de wettelijke normen. Voor eigen vennootschap een samenstellingsverklaring afgeven; geen waarborgen getroffen in verband met bedreigingen van eigen belang en zelftoetsing; overtreding fundamenteel beginsel van objectiviteit.(Definitieve) doorhaling voor de duur van 18 maanden.

Procedurenummer 14/1873 Wtra AK
Kantoortoetsing. Kantoor beschikt niet over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de wettelijke normen. (Definitieve) doorhaling voor de duur van 12 maanden.

Uitspraken 9 februari 2015

Procedurenummers 14/1512 en 14/1991 Wtra AK
Persoonsgericht onderzoek met als doel het verschaffen van inzicht in de relevante gebeurtenissen die ten grondslag liggen aan de aan de opdrachtgever gemelde mogelijke onregelmatigheden bij een bedrijf, waarvan klager directeur is. Volgens de klacht hebben betrokkenen ten onrechte geweigerd de verslagen van de gesprekken die in het kader van dit onderzoek met (voormalige) functionarissen van onder meer dit bedrijf zijn gevoerd, vooruitlopend op het uitbrengen van het definitieve rapport, aan klager te verstrekken. Klacht is ongegrond.

De beslissing om de notities die van de gevoerde gesprekken zijn gemaakt, niet aan klager te verstrekken, is genomen door betrokkene sub 1. Dat behoort tot zijn taak als de accountant die eindverantwoordelijk is voor het onderzoek. Het feit dat betrokkene sub 2. de dagelijkse leiding heeft gehad van dit onderzoek en (een aantal van) de gesprekken waarom het gaat, heeft gevoerd, schept geen eigen verantwoordelijkheid voor deze beslissing.

Het maken van een verslag van een gesprek dat als onderdeel van een persoonsgericht onderzoek heeft plaatsgevonden, en het verstrekken van dit verslag aan de persoon, die het object is van het persoonsgerichte onderzoek, kunnen zinvol en nuttig zijn, aangezien beide het verkrijgen van een deugdelijke grondslag voor de bevindingen van het onderzoek ten goede kunnen komen. Er is geen algemene gedrags- of beroepsregel aan te wijzen die meebrengt of inhoudt dat het een en het ander altijd moeten gebeuren.
Door de wijze waarop in dit geval feitelijke bevindingen zijn verwoord en de mededelingen van de gesprekken die zijn gevoerd, zijn opgetekend, zijn aan klager voldoende mogelijkheden geboden om zich een oordeel te vormen over de juistheid en de volledigheid van deze bevindingen en mededelingen en zich daartegen te kunnen verweren. Daarom kan niet worden gezegd dat aan klager, voordat het definitieve rapport is uitgebracht, geen adequaat wederhoor is geboden.

Procedurenummer 14/2265 Wtra Ak
Klacht over advisering bij aankoop en nadien bij verkoop van aandelenbelang te laat ingediend en daarom niet ontvankelijk, evenals de klacht over het (laten) accepteren en uitvoeren van een opdracht van de rechtspersoon, waarvan klagers doende waren het (indirect) gehouden aandelenbelang af te stoten. Het ontvankelijke onderdeel van de klacht over het niet aan klagers verstrekken van nieuwe, relevante informatie van/over de te verkopen rechtspersoon ongegrond.

Uitspraken 6 februari 2015

Procedurenummer 14/97 Wtra AK
Het staat een accountant in het algemeen vrij in zijn zakelijke betrekkingen met een cliënt die zijn declaraties niet betaalt, al dan niet in rechte een civielrechtelijk standpunt in te nemen. Daartoe behoort ook het opschorten of beeindigen van (een deel van) de overeengekomen  werkzaamheden in verband met het uitblijven van verschuldigde betalingen. Daarbij dient de accountant wel een zorgvuldige belangenafweging te maken tussen zijn eigen belang, te weten betaling van zijn declaraties en het opschorten/beëindigen van zijn werkzaamheden en de voor hem kenbare belangen van zijn cliënt die als gevolg van de (rechts)maatregelen (kunnen) worden geschaad. In dit geval is er niets aangevoerd op grond waarvan geoordeeld kan worden dat betrokkene die afweging niet zo had mogen laten uitvallen als hij heeft gedaan. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Procedurenummer 14/615 Wtra PE
PE-zaak. PE-punten niet registreren en niet reageren op informatieverzoek Nba. Recidive. Berisping.

Procedurenummer 14/1662 Wtra PE
PE-zaak. Recidive. Tekort 59 PE-punten. Berisping + geldboete € 2.950,=.

Procedurenummer 14/1667 Wtra PE
PE-zaak. Tekort 20 PE-punten. Recidive. Berisping + € 1.000,= boete.

Procedurenummer 14/1672 Wtra PE
PE-zaak. Tekort 100 PE-punten; niet volgen verplichte PKI-training. Al wel voor deze periode eerder € 1.000,= boete opgelegd. Berisping + € 4.000,= boete.

Procedurenummer 14/1673 Wtra PE
PE-zaak. Tekort 6 PE-punten; niet registreren van PE-punten en niet reageren op informatieverzoek Nba. Recidive. Berisping + € 300,= boete.

Procedurenummer 14/1675 Wtra PE
PE-zaak. Tekort 70 PE-punten; niet registreren van PE-punten en niet reageren op informatieverzoek Nba. Recidive in vorige driejaarscyclus. Tijdelijke doorhaling voor 6 maanden + € 2.500,= boete.

Procedurenummer 14/1681 Wtra PE
PE-zaak. Tekort 88 PE-punten; niet volgen PKI-cursus. Recidive in vorige driejaarscyclus. (Definitieve) Doorhaling voor 1 jaar. Geen boete nu de hoogste maatregel van doorhaling wordt opgelegd.

Uitspraken 4 februari 2015

Procedurenummer 14/904 Wtra AK
Tuchtzaak verband houdende met eerdere Vestiaklachtzaken. De betrokken accountant heeft samenstellingsverklaringen afgegeven bij jaarrekeningen 2008 tot en met 2010 van een vennootschap die voor aanzienlijke geldbedragen heeft bemiddeld in financiële producten van banken voor onder meer Vestia. In het kader daarvan werden door deze vennootschap hoge provisiebedragen uitgekeerd aan de voormalige treasurer van Vestia. Hiervoor waren geen facturen in de administratie aanwezig. Voor 2008 heeft de accountant daarover aan de directie geen vragen gesteld; vragen aan de directie in 2009 en 2010 hebben niet geleid tot het alsnog inzage verkrijgen in eventueel aanwezige facturen.
De verantwoordelijkheid van de accountant bij een samenstellingsopdracht voor de juistheid en volledigheid van de door hem samengestelde financiële informatie is beperkt. Zijn werkzaamheden zijn er niet op gericht en stellen de accountant niet in staat enige zekerheid omtrent de getrouwheid van een financieel overzicht te verschaffen. Dat betekent echter niet dat de accountant geen enkele verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de juistheid van de door hem verwerkte financiële informatie, aangezien de accountant verplicht is de werkzaamheden met professionele deskundigheid en zorgvuldigheid uit te voeren. Wanneer de accountant constateert dat de hem verstrekte gegevens onjuist, onvolledig of anderszins onbevredigend zijn, mag hij deze gegevens niet zonder meer verwerken, aldus het bepaalde onder 14 in de NVCOS 4410, en dient hij te overwegen om de onder 13 in NVCOS 4410 genoemde, verifiërende  werkzaamheden alsnog uit te voeren.
In het onderhavige geval had betrokkene moeten constateren dat de hem ter beschikking gestelde gegevens door het ontbreken van meergenoemde facturen onvolledig en/of onbevredigend waren als bedoeld onder 14 in NVCOS 4410 en dat deze niet zonder het alsnog uitvoeren van onder 13 in NVCOS 4410 genoemde, verifiërende  werkzaamheden hadden mogen vermeld of verwerkt in de hier aan de orde zijnde jaarrekeningen. Immers, het betrof hier een substantieel (ruim een derde) deel van de omzet van het bedrijf uitmakende betalingen van de cliënt aan een van haar belangrijkste relaties. Ook in verband met de aard van de bedrijfsactiviteiten van deze cliënt (het bemiddelen in financiële producten) en de onderhavige post (provisie) had betrokkene alert moeten zijn op voldoende broninformatie en mocht hij met slechts bankoverschrijvingen ter zake geen genoegen nemen. Hij had bij het uitblijven van het aanleveren van die facturen naar het oordeel van de Accountantskamer zelfs zijn opdracht moeten teruggeven.
Voorts heeft de betrokken accountant ten onrechte nagelaten van de betalingen zonder onderliggende facturen in het kader van de Wwft een melding van ongebruikelijke transacties te maken.
Aan de betrokken accountant wordt een berisping opgelegd.

Procedurenummer 14/1190 Wtra AK
Klacht van de Nba. (Thans ex-)bestuurder van groot accountantskantoor heeft namens zijn organisatie de verkoop (management buy-out) begeleid van een dochteronderneming. Bij deze transactie is hij uiteindelijk ook zelf financieel betrokken door deel te nemen in het aandelenkapitaal van de kopende onderneming. Hierover heeft hij zijn eigen accountantsorganisatie voorafgaande aan de verkoop niet ingelicht. Hiermee heeft hij in strijd gehandeld met de fundamentele beginselen van integriteit, objectiviteit en professioneel gedrag.

Procedurenummer 14/2319 Wtra AK
Bij hertoetsing accountantspraktijk in oktober 2013 tekortkomingen geconstateerd in aanvaarding en continuering opdrachten, uitvoering en documentatie van werkzaamheden en rapportering. Maatregel: tijdelijke doorhaling voor drie maanden.

Uitspraken 2 februari 2015

Procedurenummer 14/1422 Wtra AK
Klacht van opdrachtgevende advocaat tegen de door hem ingeschakelde accountant over diens onderzoek naar een financieel product waarover de advocaat een civiele procedure voerde. Anders dan klager meent, is betrokkene niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de in dat verband in onderling overleg ingeschakelde neven-deskundige. Ongegrond is het verwijt dat betrokkene ‘aanstonds’ tot de door klager bepleite bevinding/conclusie had moeten komen. Voorts is ongegrond het verwijt over de ingediende declaratie, gelijk het verwijt over de wijze waarop betrokkene zijn rapportages had ingericht. Tot slot zijn ongegrond de verwijten van klager over de opstelling van betrokkene in de vervolgens tussen hen gevoerde civiele procedure en in de onderhavige tuchtprocedure.

Procedurenummers 14/1967 + 14/1968 Wtra AK
Klacht over optreden van door ex-echtgenote in verband met boedelverdelingsprocedure ingeschakelde accountant. Klacht is deels niet-ontvankelijk. Voor het overige is de klacht, die onder meer ziet op het ongefundeerd beschuldigen van fraude en verduistering, en het belemmeren van de waarheidsvinding door het geven van rekenvoorbeelden, ongegrond. Daarbij is wel aangetekend dat in zijn algemeenheid het gebruik van bij de werkelijkheid aansluitende cijfers bij het geven van hypothetische rekenvoorbeelden geen navolging verdient omdat dan het gegeven voorbeeld een verkeerde indruk kan wekken indien niet op andere voldoende heldere wijze tot uiting is gebracht dat en welke beperkingen daaraan kleven. In dit geval is van dat laatste wel sprake geweest, zodat in dit geval dat gebruik geen tuchtrechtelijk verwijt oplevert.

Procedurenummer 14/2009 Wtra AK
Klacht van het BFT over het niet naleven van de verplichtingen uit de Wwft inzake cliëntenonderzoek en het melden van een ongebruikelijke transactie. Klacht gegrond, leidend tot maatregel van waarschuwing.

Procedurenummer 14/2982 Wtra PE
Betrokkene heeft in de jaren 2010, 2011 en 2012 onvoldoende PE-punten behaald. Maatregel: waarschuwing en geldboete (50 euro voor elk te weinig behaald punt).

Uitspraken 30 januari 2015

Procedurenummer 14/798 Wtra AK
Een op verzoek van cliënt opgemaakt (persoonsgerichte) rapport van bevindingen waarin vergaande conclusies zijn opgenomen en welke rapportage bedoeld was om in te brengen in een gerechtelijke procedure tussen de cliënt en zijn voormalig fiscaal adviseur, ontbeert bij gebrek aan adequaat hoor en/of wederhoor in casu deugdelijke grondslag. Behoudens bijzondere omstandigheden kunnen stellingen die de raadsman van de cliënt in een gerechtelijke procedure aanvoert, niet aan betrokkene worden toegerekend.

Procedurenummer 14/1061 Wtra AK
Accountantskamer volgt (eerder) oordeel Ondernemingskamer dat de betrokken jaarrekening (in voldoende mate) voldoet aan de inrichtingsvereisten zoals neergelegd in titel 9 boek 2 BW. De door de Ondernemingskamer wel geconstateerde gebreken in die jaarrekening zijn de accountant, die een samenstelopdracht ter zake uitvoerde, niet te verwijten.

Procedureunummer 14/1402 Wtra AK
Betrokkene heeft samengewerkt met een andere accountant. Deze laatste accountant/klager is onherroepelijk veroordeeld tot betaling van een geldsom, doch voldoet niet aan die veroordeling. Betrokkene doet executoriaal beslag leggen onder cliënten van de accountant; hij heeft kennis van de naam van deze cliënten tijdens de samenwerking gekregen. Alhoewel hij nimmer diensten voor hen heeft verricht of inzage in hun dossiers heeft gehad, is het doen leggen van het beslag toch in strijd met het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid, nu kennis van deze naamgegevens is verworven ten tijde van de samenwerking tussen klager en betrokkene en hij deze kennis derhalve in het kader van zijn beroepsmatig en zakelijk handelen heeft verkregen. Gezien de omstandigheden van het geval wordt echter geen maatregel opgelegd.

Uitspraken 23 januari 2015

Procedurenummer 13/2415 Wtra AK
Betrokkene was samenstellend accountant van de cliënt. Door zijn kantoor zijn onder vermelding van de naam van betrokkene, jarenlang btw-aangiften namens de cliënt gedaan, resulterend in voor de cliënt aanzienlijke bedragen aan terug te ontvangen btw. Accountant onder wiens verantwoordelijkheid namens een cliënt btw-aangiften worden ingediend, moet erop toezien dat voldaan is aan de toepasselijke regels op het terrein van het belastingrecht en daarnaast acht slaan op signalen die duiden op onjuiste aangiften. Betrokkene is  tekortgeschoten in de van hem in dit geval te verlangen opmerkzaamheid, nu er voldoende aanwijzingen waren, die bij hem twijfel hadden moeten doen rijzen aan de juistheid van de facturen, die ten grondslag lagen aan de in geding zijnde drie aangiften, bezien in samenhang met de bedragen die al waren teruggevraagd bij eerdere aangiften.

Nadat de cliënt de fraude had opgebiecht, heeft betrokkene aan hem gevraagd om de ingediende aangiften te corrigeren en de cliënt heeft dit verzoek naast zich neergelegd. Daardoor ontstond voor betrokkene in het kader van het fundamentele beginsel van integriteit de plicht om te vermijden dat hij in verband zou worden gebracht met (kort gezegd) materieel onjuiste informatie. Daarvan uitgaande kon, gelet op de hoogte van de op basis van de onjuiste aangiften teruggegeven bedragen, en gelet op het maatschappelijk belang dat een fraude met gemeenschapsgeld van een omvang als hier aan de orde, zo spoedig mogelijk aan het licht komt, van betrokkene worden gevergd dat hij zelf met doorbreking van zijn plicht tot geheimhouding aan de belastingdienst had gemeld dat de door hem ten behoeve van de cliënt ingediende aangiften onjuist waren.

Gelet op de kennelijk wijd verbreide praktijk bij vele accountantsorganisaties en -kantoren, die de meldingsplicht op grond van de Wwft (oud) niet op de individuele accountant maar op de organisatie waaraan hij verbonden is, legde, en gegeven het feit dat betrokkene zich als accountant-administratieconsulent in loondienst gebonden kon achten aan de meldprocedure bij zijn werkgeefster, is de Accountantskamer van oordeel dat betrokkene voor wat betreft de naleving van de meldprocedure op grond van de Wwft (oud) kon volstaan met een melding van de BTW-fraude aan de ‘compliance-officer’ van zijn werkgeefster.

Procedurenummer 14/12 Wtra AK
Bij samenstellen van de jaarrekening van een opvolgend boekjaar heeft de accountant niets hoeven op te vallen dat moest leiden tot twijfel dat de jaarrekening van het voorafgaande jaar een fundamentele fout bevatte, tot herstel waarvan de accountant (alsnog) verplicht zou zijn.
Een klacht daarover is wel ontvankelijk, ook al valt de jaarrekening van het voorafgaande jaar, waarin een fundamentele fout zou voorkomen, zelve buiten de 6-jaarstermijn.

Procedurenummer 14/1104 Wtra AK
Klager heeft werkzaamheden verricht als deksman voor een sleep- en duwvaartbedrijf. Vanwege ziekte van haar vader, eigenaar van dit bedrijf, is betrokkene hem bij de uitvoering van administratieve werkzaamheden ten behoeve van het bedrijf, waaronder werkzaamheden met betrekking tot de vergoeding voor de werkzaamheden van klager, gaan assisteren.
Nu het om werkzaamheden van administratieve aard gaat, die verband hielden met de arbeidsverhouding tussen de onderneming van haar vader en klager, en nu betrokkene kennelijk namens die onderneming contact met klager heeft onderhouden, vallen ook die werkzaamheden, anders dan betrokkene meent, onder het bereik van het accountantstuchtrecht.
Van betrokkene kon worden gevergd dat zij zelfstandig en zonder zich te laten leiden door de opvatting van haar vader, was nagegaan hoe de arbeidsverhouding tussen een onderneming die actief is in de binnenvaart, en een persoon zoals klager, die als deksman werkzaam is voor die onderneming, fiscaal gezien gekwalificeerd moet worden. Gelet op het Convenant Binnenvaart, waarop klager betrokkene heeft gewezen, had betrokkene in ieder geval vanaf dat moment moeten begrijpen dat het standpunt (van haar vader) dat klager als zelfstandige werkte, althans anders dan in dienstbetrekking, minst genomen kwestieus was.
Klacht gedeeltelijk, maar geen maatregel opgelegd.

Uitspraken 19 januari 2015

Procedurenummer 14/1337 Wtra AK
Herhaling van klacht zoals eerder bij de klachtencommissie ingediend. Gegrond zijn de klachten over het niet tijdig en onjuist doen van aangiftes en over het niet tijdig teruggeven en deels kwijtraken van administratie van de cliënt. Betrokkene heeft zich echter ingespannen om de gevolgen van zijn verzuimen te matigen, terwijl hij in persoon door de Raad van Geschillen is veroordeeld de schade van klaagsters te vergoeden, terwijl de opdrachtnemende vennootschap van betrokkene in faillissement is komen te verkeren. In e.e.a. ligt voldoende reden om af te zien van een maatregel.

Procedurenummer 14/1837 Wtra AK
Tuchtklacht tegen accountant die volgens klager een valse strafaangifte tegen hem heeft gedaan. In geval een accountant een strafaangifte doet, kan slechts onder bijzondere omstandigheden tot oneigenlijk gebruik of misbruik daarvan worden geconcludeerd. Van dergelijke bijzondere omstandigheden kan sprake zijn indien de aangifte is gebaseerd op de feiten waarvan de accountant weet of moet weten dat deze onjuist zijn, indien de accountant de voor hem geldende regels van vertrouwelijkheid schendt dan wel indien die aangifte wordt gedaan voor een ander doel waarvoor de aangifte is bedoeld. Bij de beoordeling past overigens terughoudendheid. Hoewel in dit geval de aangifte op één samenstel van feitelijkheden enigszins kwestieus lijkt, kan dat voor het overige niet worden aangenomen. Het is daardoor niet aannemelijk dat van bijzondere omstandigheden sprake is. Volgt ongegrondverklaring.

Procedurenummer 14/1919 Wtra AK
Klacht over facturering, niet afronden van werkzaamheden en overdracht van stukken en informatie aan de opvolgende administratieve dienstverlener is wegens overschrijding van de driejaarstermijn uit art. 22 Wtra niet ontvankelijk. Ter zitting opgeworpen klacht over een ‘valse’ opdrachtbevestiging wegens strijd met de goede procesorde buiten behandeling gelaten.

Uitspraken 22 december 2014

Procedurenummer 14/1045 AK
Bestuur van vermogensbeheerder met Wft-vergunning aanvaardt offerte van accountant voor wettelijke controle jaarrekening. De voorgaande accountant wordt enkele maanden later door de AVA van de vermogensbeheerder benoemd tot controlerend accountant. 
De accountant aan wie het bestuur de opdracht heeft verleend, meldt het verkrijgen van de opdracht aan de voorgaande accountant en vraagt om hem toegang te verschaffen tot relevante informatie.  
Voorgaande accountant heeft opvolgende accountant daarna schriftelijk uitgenodigd om controledossier op zijn kantoor te komen inzien. Opvolgende accountant schrijft in e-mails aan voorgaande accountant dat hem een aantal zaken ter ore is gekomen. 
Het bestuur van de vermogensbeheerder deelt kort nadien aan de opvolgende accountant mee dat er onvoldoende wederzijds vertrouwen is en geen basis meer voor verdere samenwerking en vraagt aan voorgaande accountant om controle te verrichten. Vervolgens wordt een opdrachtbevestiging aan de voorgaande accountant getekend. Kantoor van opvolgende accountant start civiele procedure over vordering vanwege verrichte werkzaamheden. 
Opvolgende accountant klaagt dat voorgaande accountant opzettelijk heeft verzuimd de noodzakelijke informatie te verstrekken. Voorgaande accountant stelt in zijn verweer dat zijn opdracht ruim een maand na zijn benoeming is opgezegd. 
Ack: deze opzegging is niet aan te merken als een intrekking van de opdracht als bedoeld in artikel 2:393 lid 2 van het BW want een opdracht komt pas tot stand nadat de accountant de opdracht heeft aanvaard. 
Artikel 20 lid 3 van de Wta moet richtlijnconform worden uitgelegd. De verplichting van de accountantsorganisatie om desgevraagd toegang te verlenen tot alle relevante informatie met betrekking tot de controlecliënt rust ook op de voorgaande accountant. Gezien het belang van informatieverschaffing aan de opvolgende accountant aan wie een opdracht tot wettelijke controle is verstrekt, en gezien de Europeesrechtelijke origine van het artikellid, ligt het voor de hand de verplichting ruim uit te leggen. De zaken die aan de opvolgende accountant ter ore zijn gekomen vallen onder de informatieplicht. 

Procedurenummer 14/1346 Wtra AK
Niet gebleken van een (bewust) onjuist afgelegde getuigenverklaring. Betrokkene behoeft, alvorens een schriftelijke (getuigen)verklaring af te leggen daarover niet de persoon, waartegen hij verklaart, van tevoren te horen.

Procedurenummer 14/1748 Wtra AK
Accountant die in opdracht van twee broers de belastingdienst verzoekt om de aan hen opgelegde aanslagen successierecht/erfbelasting ambtshalve aan te passen (resulterend in belastingteruggaven aan deze broers en aan klaagster (hun zus)), beroept zich tegenover klaagster terecht op zijn geheimhoudingsplicht (vervat in de VGC) ter onderbouwing van zijn afwijzing van het verzoek van klaagster om afschriften van alle stukken die verband houden met de belastingteruggaven.

Procedurenummer 14/2371 en 14/2523 Wtra AK
Accountant houdt zich onbereikbaar voor cliënten. Bij toetsing van de praktijk van de betrokken accountant door de Raad voor Toezicht van de Nba wordt geoordeeld dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing verbetering behoeft. Betrokkene voldoet niet aan verzoeken om een verbeterplan in te dienen. De accountant verweert zicht niet tegen de klachten en verschijnt niet ter zitting van de Accountantskamer. Gegrondverklaring en definitieve doorhaling voor drie jaar.

Uitspraken 15 december 2014

Procedurenummer 14/822 Wtra AK
Klacht van BFT tegen accountant in verband met het niet (tijdig) melden van een ongebruikelijke transactie en in verband met het niet adequaat reageren op onbevredigende gegevens en aanwijzingen van fraude of onwettig handelen van een cliënt en die gegevens en aanwijzingen onvoldoende vast te leggen in het dossier aangaande deze cliënt. Anders dan betrokkene meent, ontslaat het feit dat de politie al in enig opzicht onderzoek doet, hem niet van meldingsplicht. Het gegeven dat FIU-NL ‘slechts’ vijf door betrokkene gemelde transacties heeft doorgemeld, niet dat de niet doorgemelde transacties niet als ongebruikelijk (kunnen) kwalificeren. Het verweer dat sprake moest zijn van een in strafrecht bewezen misdrijf, zoals fiscale fraude, sneuvelt eveneens omdat voor een melding in de zin van de Wwft voldoende is een aanwijzing van fiscale fraude. Het was ook niet aan betrokkene om te beoordelen of er sprake was van verdachte transacties maar van ongebruikelijke transacties. Het samenstel van de zich voordoende feiten en omstandigheden kwalificeren als subjectieve factoren, op basis waarvan betrokkene een melding had moeten doen. Voorts moet worden vastgesteld dat betrokkene geen dan wel op onjuiste wijze toepassing heeft aan het zogeheten conceptueel raamwerk en geen aandacht heeft geschonken aan de bedreigingen voor zijn naleving van de fundamentele beginselen. Door een en ander na te laten heeft betrokkene de voor hem geldende fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag geschonden. Volgt maatregel van berisping.

Procedurenummer 14/984 Wtra AK
Klacht tegen accountant die door de rechtbank is benoemd tot vereffenaar van een ontbonden vennootschap onder firma, die in de kern stoelt op het verwijt dat betrokkene ernstig in zijn taak als vereffenaar tekort is geschoten. In dat verband zijn 69 klachtonderdelen geformuleerd. De eigenstandige positie van een vereffenaar, wiens taken en bevoegdheden wettelijk zijn ingekaderd, brengt mee dat betrokkene slechts kan worden aangesproken indien hij in de uitvoering daarvan zodanig in strijd met de van hem te verlangen en deskundigheid en zorgvuldigheid en het van hem te verlangen professioneel gedrag heeft gehandeld, dat daardoor aan de orde is een schending van het bij of krachtens de Wet RA of Wab bepaalde. Van zulke strijd kan echter niet blijken, zodat de klacht in al haar onderdelen ongegrond wordt verklaard.

Procedurenummer 14/1223 Wtra AK
Klacht tegen accountant die een goedkeurende verklaring bij een geconsolideerde jaarrekening afgeeft, waarna enkele maanden later een belangrijke dochtermaatschappij failleert. De teleurgestelde investeerder verwijt de accountant dat deze zijn werkzaamheden niet in overeenstemming met de voor hem geldende regels heeft verricht; volgens deze klaagster dient betrokkene opheldering te geven over de wijze waarop prognoses tot stand zijn gekomen en over de uitgevoerde specifieke controlewerkzaamheden. In beginsel ligt de stel- en bewijsplicht echter bij de klagende partij, op welk beginsel evenwel bij controlewerkzaamheden in bijzondere omstandigheden een uitzondering kan worden gemaakt. In dit geval zijn niet van zulke bijzondere omstandigheden gebleken. De door klaagster gestelde bewijsnood maakt dat niet anders. Volgt ongegrondverklaring.

Procedurenummers 14/1344 en 14/1345 Wtra AK
Klacht in alle onderdelen niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de 6- respectievelijk 3-jaarstermijn uit artikel 22 Wtra.

Procedurenummer 14/1965 Wtra AK
Betrokkene verleent accountancy-diensten aan een groep van vennootschappen, waarvan de economisch belanghebbenden familieleden zijn. Nadat een geschil ontstaat tussen de familieleden en diverse procedures worden gevoerd, beëindigt betrokkene zijn dienstverlening aan één zijde van de strijdende partijen en continueert hij de dienstverlening aan de andere partij, ook nadat door de Ondernemingskamer in 2012 heeft vastgesteld dat die laatste partij ofwel de door behouden cliënt zich heeft bezondigd aan wanbeleid in een vennootschap die grotendeels toebehoort aan de partij waarvoor betrokkene zijn dienstverlening heeft beëindigd. Klacht over het optreden van betrokkene is deels niet-ontvankelijk; het ontvankelijke deel van de klacht is grotendeels gegrond. Vastgesteld wordt dat betrokkene geen toepassing heeft gegeven aan het zogeheten conceptueel raamwerk en geen waarborgen heeft getroffen tegen de substantiële bedreigingen voor zijn naleving van de fundamentele beginselen nadat het geschil zich openbaarde en de Ondernemingskamer al in 2009 had vastgesteld dat er sprake was van tegenstrijdige belangen binnen de groep van vennootschappen. Van betrokkene had in de gegeven omstandigheden juist verwacht mogen worden dat hij de bedreigingen voor zijn geheimhoudingsplicht en voor zijn objectiviteit had ondervangen. In dit geval moet echter worden vastgesteld dat betrokkene zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden ten faveure van de door hem behouden partij en dat hij de belangen van zijn toenmalige cliënt ofwel de partij voor wie hij de dienstverlening had beëindigd, heeft achtergesteld bij de belangen van de door hem behouden cliënt, ofwel voor de partij voor wie hij de dienstverlening had voortgezet. Betrokkene heeft met een en ander de fundamentele beginselen van objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, en professioneel gedrag geschonden. Betrokkene wordt daarbij aangerekend dat hij ook ter zitting er nauwelijks blijk van heeft gegeven dat hij anders had moeten handelen en dat zijn handelen het accountantsberoep in diskrediet heeft gebracht. Volgt maatregel van berisping.

Uitspraken 5 december 2014

Procedurenummer 14/649 Wtra AK
Assurance-rapport niet opgesteld conform het bepaalde in NVCOS 3000. Betrokkene heeft onduidelijkheid laten bestaan over de door hem aangelegde norm en de wijze waarop hij de gevonden feiten aan die norm heeft getoetst. Hierdoor en door met betrekking tot verschillende transacties te spreken over bevoordeling van klager en ook transacties met de echtgenote, relaties en de onderneming van klager ter discussie te stellen, heeft betrokkene in zijn rapport een beperkt beeld van de transacties gegeven en daarmee de suggestie gewekt dat de beoordeelde transacties niet marktconform zijn geweest in het nadeel van de school. Betrokkene heeft hierdoor voorts onduidelijkheid laten bestaan over de vraag waarom de transacties in een dergelijke bijzondere situatie, zoals door klagers uiteengezet, als ongepast moeten worden beschouwd. Betrokkene heeft aldus gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel deskundigheid en zorgvuldigheid.

Uitspraken 1 december 2014

Procedurenummer 13/2490 Wtra AK
Klachten over persoonsgericht onderzoek naar (onder meer) “de kwaliteit van het uitgeoefende bestuur” van een woningcorporatie gegrond verklaard. Betrokkene heeft onduidelijkheid laten bestaan over de aan hem verstrekte opdrachten. Dat had wel gemoeten nu eerder bij het uitvoeren van (gesteld) ingetrokken opdrachten kennis was genomen van documenten, inlichtingen waren ingewonnen en gesprekken waren gehouden.  
In het rapport staat dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor onregelmatigheden of fraude en verder dat zeker niet kan worden uitgesloten dat zich bij de aanschaf of ontwikkeling van onroerend goed onregelmatigheden hebben voorgedaan. Betrokkene had zich van dit laatste oordeel moeten onthouden, omdat niet duidelijk wordt gemaakt aan de hand van welk criterium of welke criteria een handelen of nalaten in het kader van de aanschaf of de ontwikkeling van onroerend goed, bij gebrek aan aanwijzingen voor onregelmatigheden of fraude, toch als mogelijk onregelmatig wordt aangemerkt. 
Bij de boordeling van de kwaliteit van het uitgeoefende bestuur worden in het rapport drie categorieën van bestuurshandelingen onderscheiden, waaronder bestuurshandelingen die als onder de maat kunnen worden aangemerkt en bestuurshandelingen die als verwijtbaar onder de maat kunnen worden aangemerkt. Uit het rapport blijkt niet duidelijk welk toetsingskader hierbij is gehanteerd. Betrokkene heeft daarvoor verwezen naar  “bevindingen” in de bijlagen bij het rapport. Die bevindingen zijn echter niet voldoende duidelijk te relateren zijn aan de besproken bestuurshandelingen en daaruit wordt ook niet duidelijk aan de hand van welke maatstaf of maatstaven de betreffende bestuurshandelingen als (al dan niet verwijtbaar) onder de maat zijn bestempeld.
Maatregel: tijdelijke doorhaling voor de duur van drie maanden.

Uitspraken 28 november 2014

Procedurenummer 14/154 Wtra AK
Waarschuwing voor het te lichtvaardig aanvragen faillissement van cliënt en het uitbrengen van definitieve jaarstukken zonder controle of de AVA deze had goedgekeurd.

Uitspraken 24 november 2014

Procedurenummer 14/1154 Wtra AK
Betrokkene verricht samenstelwerkzaamheden aangaande de enkelvoudige jaarrekening van een moedermaatschappij en controlewerkzaamheden aangaande de geconsolideerde jaarrekening van haar dochtermaatschappij. Klacht over het afgeven van een samenstellingsverklaring bij de jaarrekening van de moedermaatschappij gegrond omdat niet valt in te zien dat is voldaan aan de voorwaarden voor vrijstelling van consolidatie van de dochter- en groepsmaatschappijen. Die handelwijze is in strijd met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag, thans aangeduid als vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en als professionaliteit. Klacht over een verklaring van oordeelonthouding bij de geconsolideerde jaarrekening is grotendeels ongegrond. Onterecht zijn de verwijten dat betrokkene zich niet heeft verlaten op alleen de informatie vanuit de AO/IC en ook gegevensgericht is gaan controleren en dat over de juistheid van de post ‘voorraad’, zowel wat betreft de aantallen als de waardering daarvan, geen toereikende controle-informatie werd verkregen. Het verwijt dat betrokkene aangaande de materiële vordering op een kleindochtermaatschappij meer onderzoek had moeten en kunnen doen, is wel gegrond nu klaagster al bij de voorgaande jaarrekening een gedetailleerd onderzoek in het vooruitzicht is gesteld en betrokkene bij de opdrachtaanvaarding geen voorbehoud ter zake heeft gemaakt. Het daarmee samenhangende verwijt dat betrokkene onvoldoende heeft gecommuniceerd over een ter zake geconstateerde afwijking van materieel belang eveneens gegrond. Ongegrond is het verwijt dat betrokkene ten onrechte tot de afgifte van de verklaring van oordeelonthouding is gekomen. 
M.n. het niet verrichten van werkzaamheden op een basaal vraagstuk als die van het al dan niet voldoen aan de voorwaarden voor een vrijstelling voor consolidatie moet betrokkene worden aangerekend. Anderzijds is er nota van genomen dat betrokkene de druk van klaagster heeft weerstaan om alsnog de door klaagster gewenste verklaring af te geven. Al met al is de maatregel van berisping passend en geboden.

Procedurenummer 14/1264 Wtra AK
Klacht tegen accountant die in een civiele procedure als een door de civiele rechter benoemde deskundige is opgetreden. De enkele omstandigheid dat de civiele rechter in de civiele procedure tot het oordeel is gekomen dat betrokkene zich niet heeft gehouden aan de fundamentele procesregel van hoor en wederhoor, levert niet al grond op voor een conclusie dat betrokkene de voor hem geldende wettelijke en gedrags- en beroepsregels heeft geschonden. De Accountantskamer dient zelfstandig haar oordeel te vormen, waartoe zij niet in staat is omdat klaagster ondanks waarschuwing vooraf door de Accountantskamer heeft nagelaten allerlei relevante stukken in te brengen, waaronder het deskundigenrapport en het daaraan voorafgegane concept. De klacht is daardoor als feitelijk onvoldoende onderbouwd ongegrond.

Procedurenummers 14/1335 en 14/1336 Wtra AK
Herhaalde klacht tegen dezelfde accountants (zie uitspraken van 18 oktober 2013 (12/3 e.v. Wtra AK) en 6 mei 2014 (13/2774 e.v. Wtra AK)). Over de feiten die aan de ‘nieuwe’ klacht ten grondslag liggen, hadden klagers al voorafgaande aan de mondelinge behandeling van de voorgaande klacht kunnen klagen, zodat de eisen van een goede tuchtprocesorde meebrengen dat klagers thans niet-ontvankelijk zijn.

Procedurenummer 14/1964 Wtra AK
Na beëindiging van de opdrachtrelatie laat de betrokken accountant welbewust na, ondanks herhaald aandringen, een klachtprocedure bij de Nba (met daarin een reprimande en een dringende aanbeveling ter zake) en wetenschap van de belangen van de voormalige cliënte, de door deze voormalige cliënte gevraagde stukken af te geven. Die handelwijze is niet integer, niet deskundig, niet zorgvuldig en niet professioneel en lijkt te zijn ingegeven door rancune. Een en ander, gevoegd bij de overigens aanmatigende en geringschattende opstelling van betrokkene jegens zijn voormalige cliënte, leidt tot de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van drie maanden.

Uitspraken 21 november 2014

Procedurenummer 13/2939 Wtra AK
Onvoldoende aan zorgplicht voldaan bij het verschaffen van informatie aan cliënte voordat zij besloot de nalatenschap van haar echtgenoot, die een maatschap met zijn ouders had geëxploiteerd, zuiver te aanvaarden. Onvoldoende waarborgen getroffen ter zake zijn objectiviteit, nu betrokkene zowel de weduwe als haar schoonouders bijstond, terwijl er een tegengesteld belang bestond.

Procedurenummer 14/301 Wtra AK
Bij een repeterende fout in een wettelijke controle in opeenvolgende jaarrekeningen ter zake een te controleren post vangt de verjaringstermijn ter zake deze fout na elke controleverklaring opnieuw aan. De accountant heeft bij diens controle niet opgemerkt dat een in de balans opgenomen vordering niet bestond, terwijl hij dat wel had moeten opmerken. Hierdoor is het vennootschapsvermogen significant te hoog vastgesteld. Ook op een ander punt heeft de accountant zijn controle onvoldoende kritisch en met onvoldoende diepgang uitgevoerd.

Procedurenummer 14/337 Wtra AK
In beginsel geen verificatieplicht bij samenstellen; in casu had betrokkene, alvorens een samenstellingsverklaring af te geven, o.g.v. randnummer 14 NVCOS 4410 toch bij zijn cliënt moeten doorvragen. Het fundamentele beginsel van geheimhouding staat er in casu aan in de weg dat betrokkene de contractspartner van zijn cliënt inlicht dat de cliënt, die bij het aangaan van die overeenkomst ook die derde heeft vertegenwoordigd, mogelijkerwijs vanwege regels omtrent tegengestelde belangen die overeenkomst niet had mogen aangaan.

Procedurenummer 14/973 Wtra AK
Indien en voor zover de beklaagde accountant in dit geval al tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor het handelen of nalaten van zijn kantoorgenoot moet worden geacht, de klacht is zodanig onvoldoende onderbouwd dat deze ongegrond is.

Uitspraken 10 november 2014

Procedurenummers 14/883, 14/884, 14/885 en 14/886 Wtra AK
Klacht van ex-werknemer en diens echtgenote tegen vier accountants van zijn voormalige werkgever, een accountantskantoor. Door het bewust niet betalen van loon tijdens arbeidsongeschiktheid en het daarin volharden, ondanks een toewijzend vonnis van de rechter in kort geding, en het achterstellen van klager bij andere werknemers, heeft de eindverantwoordelijk accountant geen eerlijk zaken gedaan en zich niet als (een vertegenwoordiger van een) goed werkgever gedragen. Die handelwijze kan niet los worden gezien van zijn professionele status en zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van de beroepsgroep. Een en ander is in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en professioneel gedrag. Voorts is een en ander gepaard gegaan met een misleidende uiting. Een en ander leidt tot de maatregel van waarschuwing. De andere drie accountants worden voor deze handelwijze niet verantwoordelijk gehouden.

Uitspraken 30 oktober 2014

Procedurenummer 14/506 Wtra AK
Klacht over de controle van jaarrekeningen van de vennootschap Weyl Holding B.V. die in mei 2010 failliet verklaard is, ingetrokken. 
De Accountantskamer is van oordeel dat er redenen aan het algemeen belang ontleend, zijn om de behandeling van de klacht voort te zetten. 
De vennootschap is failliet verklaard nadat uit onderzoek in opdracht van financiers en commissarissen is gebleken van “fake-facturen” en het te laag verantwoorden van crediteuren. 
Er is sprake van schade voor de financierende banken van tientallen miljoenen euro’s. 
De rechtbank Almelo heeft in 2012 geoordeeld dat een bestuurder en een beleidsbepaler hun taken kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld omdat ze valsheid in geschrift hebben gepleegd. Beiden zijn daarna door de strafrechter veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. 
Schuldeisers hebben voor vele tientallen miljoenen euro’s vorderingen ingediend in de faillissementen.  
Al deze feiten zijn in hoge mate mede bepalend voor het in accountants in het algemeen gestelde en te stellen vertrouwen en dat maakt dat er een voldoende zwaarwegend algemeen belang mee gemoeid is dat er naar de juistheid van de verwijten aan betrokkene onderzoek wordt gedaan. Nu de klacht door klagers is ingetrokken, dient op de voet van art. 30 Wtra de AFM als in de plaats tredende klaagster de klacht voort te zetten.

Procedurenummer 14/517 Wtra AK
Onzorgvuldige samenstelling jaarrekening. Ontoelaatbare aanvulling klacht ter zitting. Door de Accountantskamer geuite zorgen over de kwaliteitsbeheersing van de betrokken accountantspraktijk. Waarschuwing.

Procedurenummers 14/669+14/670 Wtra AK
Betrokkenen zijn in een eerdere op klachte van de vrouwelijke cliënt aanhangig gemaakte klachtprocedure berispt voor hun rol als accountant in een echtscheidsprocedure tussen twee cliënten. Daarvan zijn zij in appel gekomen bij het CBb. Zij hebben zich door hetzelfde advocatenkantoor laten bijstaan als de mannelijke cliënt; dit is niet strijdig met enige beroeps- of gedragsregel. In de appelprocedure bij het CBb hebben zij vertrouwelijke informatie met betrekking tot de vrouw overgelegd; dat komt niet in strijd met het beginsel van vertrouwelijkheid, nu zij zich bij deze tuchtrechter moeten kunnen verdedigen. Het is niet verenigbaar met de eisen van een behoorlijke tuchtprocedure dat een klager, nadat de Accountantskamer op diens klacht heeft beslist, een tweede klacht tegen dezelfde accountant indient over hetzelfde feitencomplex terzake een handelen of nalaten dat ten tijde van de behandeling van die eerdere klacht bij de klager bekend was of had kunnen zijn en niet gebleken is van nieuwe, relevante feiten welke een nieuwe tuchtrechtelijke beoordeling zouden rechtvaardigen.

Procedurenummer 14/731 Wtra AK
Ten onrechte bepaalde activa onder de voorraden opgenomen in plaats van deze te activeren. In casu te gering verwijt om tuchtrechtelijk een maatregel op te leggen.

Procedurenummer 14/974 Wtra AK
Persoonsgericht onderzoek. Diverse klachten ongegrond. Voor een vergaande en voor klager zeer schadelijke conclusie in het rapport is er onvoldoende deugdelijke grondslag. Tussentijds delen van onderzoeksconclusies over deelvragen met opdrachtgever kan als er voldoende deugdelijke grondslag bestaat. Kritisch obiter dictum ten aanzien van korte termijn voor wederhoor en het niet opmaken van gespreksverslagen met klager. Berisping.

Procedurenummers 14/1046+14/1047 Wtra AK
Civiele procedure tussen accountantskantoor (betrokkenen) en voormalige werknemers (klagers) ter zake verbeurde boetes i.v.m. overtreden van een relatiebeding. Klacht over de proceshouding van betrokkenen in deze civiele procedure wordt ongegrond verklaard. Geen sprake van bewust onjuiste of misleidende informatie aan de rechter.

Uitspraken 24 oktober 2014

Procedurenummer 14/730 Wtra AK
Klacht dat betrokkene heeft nagelaten klager te adviseren een hotel op een bepaalde wijze te verwerven niet aannemelijk gemaakt en evenmin dat betrokkene niet heeft gewaarschuwd voor de fiscale consequenties van de uiteindelijk gemaakte keuze.

Uitspraken 20 oktober 2014

Procedurenummer 14/2522 Wtra AK
Het langdurig niet communiceren met en onbereikbaar houden voor cliënten, het niet reageren op brieven van de Nba en van de Raad voor Toezicht van de Nba en het niet indienen van een verbeterplan na een negatief eindoordeel over het stelsel van interne kwaliteitsbeheersing, leidt tot een verzoek van de Nba om de inschrijving van betrokkene tijdelijk door te halen in het accountantsregister. In dit geval wordt vastgesteld dat sprake is van een ernstig vermoeden van handelen of nalaten in de zin van artikel 42 Wab en wordt geoordeeld dat er zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn. De inschrijving van betrokkene in het accountantsregister wordt om die reden bij wijze van voorlopige voorziening tijdelijk doorgehaald in afwachting van een nadere beslissing van de Accountantskamer of het College van Beroep van het bedrijfsleven.

Uitspraken 17 oktober 2014

Procedurenummer 14/38 Wtra AK
Ernstig geschil tussen de twee aandeelhouders van een vennootschap. De huisaccountant gaat voort met samenstelling van de jaarrekening, terwijl hij ervan op de hoogte is dat de scheidende aandeelhouder geen vertrouwen meer in hem heeft. Hij treft geen waarborg voor de bedreiging van zijn objectiviteit, zoals voorafgaand overleg met beide aandeelhouders. Schending van het conceptueel raamwerk. In opdracht van de overblijvende aandeelhouder aanvaardt betrokkene inzake de uitkoop van de andere aandeelhouder een opdracht tot waardering van de aandelen. Betrokkene maakt zijn waarderingsrapport inhoudelijk op conform de wensen van zijn opdrachtgever en doet nauwelijks eigen onderzoek daarnaar. Vervolgens wordt dit rapport door betrokkene gepresenteerd aan de vertrekkende aandeelhouder als zijnde zijn waardering als accountant van de aandelen. Er is aldus sprake van ongepaste beïnvloeding door zijn cliënt; op deze wijze een rapport vervaardigen en uitbrengen komt zowel in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit als in strijd met het algemeen belang dat een accountant bij zijn handelen in acht moet nemen. Berisping.

Uitspraken 13 oktober 2014

Procedurenummer 14/583 Wtra AK
Tussenbeslissing in OM-klacht tegen de accountant die in verband met de controle van de jaarrekening 2008 van Vestia als derivatenspecialist / deskundige was ingeschakeld met de opdracht te onderzoeken of (de derivatenportefeuille van) Vestia voldeed aan de voorwaarden voor toepassing van kostprijshedge accounting als bedoeld in RJ 290. Ook indien betrokkene heeft te gelden als een accountant als business kunnen aan zijn handelen geen lichtere eisen worden gesteld dan die welke gelden in verband met de controle zelf. Niet verenigbaar is dat, indien een deel van de werkzaamheden van de jaarrekeningcontrole buiten het team worden verricht door een andere, niet tot het controleteam behorende accountant, daarvoor niet dezelfde deskundigheids- en zorgvuldigheidseisen gelden als indien deze werkzaamheden binnen het controleteam zoude n zijn verricht. Betrokkene heeft in zijn memo een conclusie getrokken en dit memo aan de controlerend accountant ter beschikking gesteld. Gelet op de bewoordingen van het memo en de daarin opgenomen conclusie moet daaraan het karakter en gewicht van assurance worden toegekend. Die conclusie dient dan ook te berusten op een deugdelijke grondslag, als onder meer is verwoord in paragraaf 45 van NVCOS 3000 maar ook overigens rechtstreeks voortvloeit uit de eisen van deskundigheid en zorgvuldigheid. Een en ander betekent dat betrokkene voor zijn conclusie toereikende werkzaamheden moet hebben verricht en moet hebben beschikt over voldoende geschikte assurance-informatie, alvorens zijn conclusie te trekken. Overigens mag van een assurance verlenende accountant worden verwacht dat het tegen een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht over handelen of nalaten in het kader van verrichte assurance-werkzaamheden gevoerde verweer mede wordt gebaseerd op en onderbouwd met (alle van belang zijnde stukken uit) het assurance-dossier. In dit geval is van zo’n onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht sprake, waartegen betrokkene niet had mogen volstaan met de stelling dat het aan klager is om aannemelijk te maken dat betrokkene niet heeft beschikt over een deugdelijke grondslag voor zijn memo. Betrokkene wordt alsnog in de gelegenheid gesteld de stukken uit zijn dossier over te leggen, teneinde zijn verweer nader te adstrueren.

Procedurenummer 13/2393 en 13/2394 Wtra AK
Klacht van curatoren van Econcern tegen de accountants die betrokken waren bij de controle van de jaarrekening 2007 van Econcern.Vervolg op tussenbeslissing van 25 april 2014 (ECLI:NL:TACAKN:2014:36). Het debat van partijen valt in twee delen uiteen. De eerste vraag is of betrokkenen met juistheid hebben beoordeeld of de door het bestuur van Econcern gepresenteerde jaarrekening 2007 voldoet aan de regels van Titel 2.9 BW. De tweede vraag is of betrokkenen hun controlewerkzaamheden in voormeld verband met een professioneel-kritische instelling en met een voldoende diepgang hebben verricht en een en ander tijdig en voldoende hebben gedocumenteerd.Bij het antwoord op de tweede vraag is in aanmerking genomen dat bij een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht over handelen of nalaten in het kader van verrichte controlewerkzaamheden van de accountant mag worden gevergd dat het tegen die klacht gevoerde verweer mede wordt gebaseerd op en onderbouwd met (stukken uit) het controledossier. Indien controledocumentatie uitblijft, kan weinig betekenis worden gehecht aan een stelling dat desondanks voldoende en geschikte controle-informatie is verkregen.A. Niet aannemelijk is geworden dat voldoende geschikte controlewerkzaamheden zijn verricht teneinde de keus voor rubricering van kapitaalbelangen te kunnen aanvaarden. Daarvoor is redengevend dat zowel voor de kwalificatie van Ecoventures als participatiemaatschappij als voor de kwalificatie van (het merendeel van) de door deze entiteit aangehouden kapitaalbelangen contra-indicaties van serieus gewicht aanwezig waren, waardoor deze rubricering mogelijk niet aanvaardbaar zou zijn. Naar deze contra-indicaties hadden (aanvullende) controlewerkzaamheden uitgevoerd moeten worden. Evenwel is niet aannemelijk geworden voldoende en geschikte controle-informatie is verkregen over de aanvaardbaarheid van die rubricering.B. Evenmin is aannemelijk geworden dat omtrent de waardering van de kapitaalbelangen voldoende en geschikte controlewerkzaamheden zijn verricht. Daarvoor is redengevend dat met name aan de aanvaarding van de waardering van Sol Holding een diepgaand onderzoek ten grondslag diende te liggen, vanwege de gevolgen daarvan voor zowel de balans als het resultaat en de kenbare inconsistenties, het kenbare risico op sturing van de tot uitgangspunt genomen waarderingen en de contra-indicaties voor de juistheid van die waarderingen. Van kritisch onderzoek is niet gebleken, wat wel gebruikt is als controle-informatie is zonder meer ongenoegzaam. Voorts is onvoldoende gebleken van een beoordeling of, voor zover al winstneming aanvaardbaar was, het als gerealiseerd beschouwen van deze winst aanvaardbaar was. Niet aannemelijk is geworden dat betrokkenen zich hebben laten leiden door het voorzichtigheidsbeginsel.C. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat voldoende geschikte controlewerkzaamheden zijn verricht omtrent het toepassen van de consolidatievrijstelling voor bepaalde kapitaalbelangen. Daarvoor is redengevend dat contra-indicaties van het aanwezig zijn van een exit-strategie, dat een voorwaarde is voor zo’n toepassing, niet adequaat zijn onderzocht en beoordeeld. Evenmin is gebleken dat voldoende en geschikte controle-informatie is verkregen of een proportionele consolidatie van een kapitaalbelang voldeed aan het wettelijk inzichtvereiste.D. Ten aanzien van de overige aangedragen aspecten van de jaarrekening is de klacht deels gegrond en deels ongegrond.De conclusie is dat betrokkenen de controle van de jaarrekening 2007 van Econcern met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling hebben gepland en uitgevoerd, als gevolg waarvan een goedkeurende accountantsverklaring in het maatschappelijk verkeer is gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond.Dit betekent dat eerst alsnog een adequate controle van de jaarrekening 2007 zou dienen plaats te vinden, alvorens feitelijk kan worden beoordeeld of de in die jaarrekening opgenomen informatie voldoet aan de eisen uit Titel 2.9 BW en of het resultaat over 2007 en het eigen vermogen ultimo 2007 te hoog zijn weergegeven. Bij zo’n onderzoek hebben klagers evenwel geen belang meer nu hun klacht al in belangrijke mate gegrond is. Het antwoord op de eerste vraag wordt daarom in het midden gelaten.Door hun handelwijze en aldus hun kerntaak te veronachtzamen, hebben betrokkenen op een niet te onderschatten wijze de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag geschonden, welke schending voor ieder van betrokkenen de maatregel van tijdelijke doorhaling rechtvaardigt voor de duur van één maand.

Procedurenummer 14/504 en 505 Wtra AK
Klacht van twee investeerders in Econcern tegen de accountants die de jaarrekening 2007 van Econcern hebben gecontroleerd.Het door betrokkenen in deze klachtzaken opgeworpen verweer dat klagers niet-ontvankelijk zijn omdat de in artikel 22 Wtra bedoelde driejaarstermijn is overschreden, is ongegrond. Het enkele feit dat klagers kennis hadden van de jaarrekening 2007 en de daarbij afgegeven verklaring noch de door betrokkene aangehaalde publicaties in de pers over een geflatteerde voorstelling van zaken in die jaarrekening, houdt iets in mogelijke kennis bij klagers over de wijze en diepgang waarmee betrokkenen hun controlewerkzaamheden hebben verricht, waarover klagers thans klagen.Bij de beoordeling van de klacht is mede acht geslagen op wat de Accountantskamer in de door de curatoren ingediende klachtzaken (13/2393 & 13/2394) heeft bevonden en geoordeeld. In die klachtzaken is al geoordeeld dat betrokkenen betreffende de controle van de jaarrekening 2007 niet voldoende en geschikte controlewerkzaamheden hebben verricht en dat daaruit volgt dat betrokkenen de controle van de jaarrekening 2007 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling hebben  gepland en uitgevoerd, als gevolg waarvan een goedkeurende accountantsverklaring in het maatschappelijk verkeer is gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. Dit oordeel leidt ertoe dat de door klagers ingediende klacht, die in essentie overeenkomt met de hiervoor genoemde klachtzaken, al om die reden gegrond moet worden verklaard. Nu juist de controle van de jaarrekening niet afdoende heeft plaatsgehad, zou deze controle alsnog moeten plaatsvinden alvorens kan worden beoordeeld of de in de jaarrekening 2007 opgenomen informatie daadwerkelijk onjuist is en of het eigen vermogen en resultaat te hoog zouden zijn weergegeven. Bij een dergelijk vergaand onderzoek, als daarvoor al in een tuchtprocedure plaats is, hebben klagers geen belang nu de klacht al gegrond is. Gelet op de in de curatoren-tuchtzaak opgelegde maatregel is er geen reden om aan betrokkenen een extra of nadere maatregel op te leggen.

Procedurenummer 14/1086 en 14/1087 Wtra AK
Klacht van stichting die belangen behartigt van crediteuren van Econcern tegen de accountants die de jaarrekening 2007 hebben gecontroleerd. Bij de beoordeling van de klacht is mede acht geslagen op wat de Accountantskamer in de door de curatoren ingediende klachtzaken (13/2393 & 13/2394) heeft bevonden en geoordeeld. In die klachtzaken is al geoordeeld dat betrokkenen betreffende de controle van de jaarrekening 2007 niet voldoende en geschikte controlewerkzaamheden hebben verricht en dat daaruit volgt dat betrokkenen de controle van de jaarrekening 2007 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling hebben  gepland en uitgevoerd, als gevolg waarvan een goedkeurende accountantsverklaring in het maatschappelijk verkeer is gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. Dit oordeel leidt ertoe dat de door klagers ingediende klacht, die in essentie overeenkomt met de hiervoor genoemde klachtzaken, al om die reden gegrond moet worden verklaard. Nu juist de controle van de jaarrekening niet afdoende heeft plaatsgehad, zou deze controle alsnog moeten plaatsvinden alvorens kan worden beoordeeld of de in de jaarrekening 2007 opgenomen informatie daadwerkelijk onjuist is en of het eigen vermogen en resultaat te hoog zouden zijn weergegeven. Bij een dergelijk vergaand onderzoek, als daarvoor al in een tuchtprocedure plaats is, hebben klagers geen belang nu de klacht al gegrond is. Gelet op de in de curatoren-tuchtzaak opgelegde maatregel is er geen reden om aan betrokkenen een extra of nadere maatregel op te leggen.

Procedurenummer 14/1136 en 14/1137 Wtra AK
Klacht van investeerder in Econcern tegen de accountants die de jaarrekening 2007 van Econcern hebben gecontroleerd. De drie door betrokkenen opgeworpen verweren strekkende tot niet-ontvankelijkheid zijn ongegrond. Immers, een conclusie dat de klaagster haar klacht onvoldoende heeft onderbouwd, leidt tot een ongegrondverklaring. Voorts kan niet tot de conclusie worden gekomen dat klaagster niet-ontvankelijk is omdat de in artikel 22 Wtra bedoelde driejaarstermijn is overschreden. Het enkele feit dat klaagster kennis had van de jaarrekening 2007 en de daarbij afgegeven verklaring noch de door betrokkene aangehaalde publicaties in de pers over een geflatteerde voorstelling van zaken in die jaarrekening, houdt iets in mogelijke kennis bij klaagster over de wijze en diepgang waarmee betrokkenen hun controlewerkzaamheden hebben verricht, waarover klaagster thans klaagt. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de voor de investeerder optredende beheerder een ‘observer’ had bij vergaderingen van de raad van commissarissen van Econcern. Tot slot, dat de curatoren van Econcern zich in de door hen ingediende klachtzaken (13/2393 & 13/2394) in essentie over hetzelfde beklagen, leidt evenmin tot niet-ontvankelijkheid. De door klaagster voorgestane voeging van haar klacht met die van de curatoren wordt niet doelmatig en niet geraden geacht. Bij de beoordeling van de klacht is wel mede acht geslagen op wat de Accountantskamer in de door de curatoren ingediende klachtzaken heeft bevonden en geoordeeld. In die klachtzaken is al geoordeeld dat betrokkenen betreffende de controle van de jaarrekening 2007 niet voldoende en geschikte controlewerkzaamheden hebben verricht en dat daaruit volgt dat betrokkenen de controle van de jaarrekening 2007 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling hebben  gepland en uitgevoerd, als gevolg waarvan een goedkeurende accountantsverklaring in het maatschappelijk verkeer is gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. Dit oordeel leidt ertoe dat de door klaagster ingediende klacht, die in essentie overeenkomt met de hiervoor genoemde klachtzaken, al om die reden gegrond moet worden verklaard. Nu juist de controle van de jaarrekening niet afdoende heeft plaatsgehad, zou deze controle alsnog moeten plaatsvinden alvorens kan worden beoordeeld of de in de jaarrekening 2007 opgenomen informatie daadwerkelijk onjuist is en of het eigen vermogen en resultaat te hoog zouden zijn weergegeven. Bij een dergelijk vergaand onderzoek, als daarvoor al in een tuchtprocedure plaats is, heeft klaagster geen belang nu de klacht al gegrond is. Gelet op de in de curatoren-tuchtzaak opgelegde maatregel is er geen reden om aan betrokkenen een extra of nadere maatregel op te leggen.