Uitspraken 17 december 2018

Procedurenummer 18/716 Wtra AK
Rapport omtrent indicatieve waarde aandelen. In het rapport wordt voldoende duidelijk gemaakt wat de door betrokkene bepaalde indicatieve waarde inhoudt en wat de aan deze wijze van waarderen klevende beperkingen zijn. Klacht in zoverre ongegrond. De mededeling dat is uitgegaan van informatie afkomstig van het management is onjuist. Betrokkene heeft erkend dat hij alleen heeft gesproken met een voormalige manager van de onderneming. Betrokkene heeft ook verzuimd nader onderzoek te doen naar een vordering van 10 miljoen die deze voormalige manager tegen de vennootschap had ingesteld. Hij had moeten nagaan of deze vordering tot een uitstroom van middelen zou leiden.  Waarschuwing.

Uitspraken 14 december 2018

Procedurenummer 17/1881 Wtra AK
Aan betrokkene was de opdracht verstrekt om de goederenstromen, facturering en geldstromen bij onder meer klaagster 1) te onderzoeken. Tijdens zijn onderzoek had betrokkene aanleiding moeten zien om zijn initiële afweging dat geen sprake was van een persoonsgericht onderzoek, te heroverwegen, nu het handelen van klaagster 1) de facto onderwerp van het onderzoek werd. Het lag dan ook in beginsel op zijn weg om klaagster 1) over dat onderzoek te informeren, haar te benaderen om informatie te verschaffen, om zijn bevindingen met haar te delen en haar in de gelegenheid te stellen een reactie kenbaar te maken.  Nu geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken die rechtvaardigen dat het horen van klaagster 1) achterwege kon blijven, is niet voldoende dat betrokkene, met verzending van een afschrift van een daarop ziende e-mail aan de advocaat van klaagster 1), de accountant van klaagster 1) heeft geïnformeerd en in de gelegenheid heeft gesteld om een reactie op zijn bevindingen te geven. Het rapport van betrokkene ontbeert dan ook reeds op die grond een deugdelijke grondslag. Betrokkene heeft een jurist en een ‘praktijkdeskundige’ geraadpleegd op het (specialistische) gebied van onder meer het vervoersrecht, maar heeft nagelaten in zijn rapport te vermelden op welke wijze hij hun deskundigheid heeft geverifieerd. Nu hij bij gebreke aan voldoende eigen juridische kennis zelf de (juistheid van de) inhoud van de adviezen van degenen die door hem waren geraadpleegd, niet kon beoordelen, had betrokkene een voorbehoud moeten maken voor zover zijn bevindingen zijn gebaseerd op de van hen verkregen adviezen. Dit geldt te meer, nu de bevindingen van de accountant van klaagster 1), zoals betrokkene ook zelf in zijn rapport heeft geconstateerd, “lijnrecht staan tegenover de rechtsuitleg van” degenen die door hem waren geraadpleegd. Een accountant moet verder voorkomen dat, indien hij een schatting maakt, die schatting een misleidend beeld geeft. Hij moet zich baseren op reële veronderstellingen en voor zover het door hem geschetste beeld is gebaseerd op onzekerheden, deze onzekerheden benoemen. Betrokkene heeft dit niet gedaan. Door geen voorbehouden te maken waar dit wel had gemoeten en conclusies te trekken zonder deze (afdoende) met feiten te onderbouwen, heeft betrokkene het rapport ook in zoverre niet voorzien van een deugdelijke grondslag en aldus gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, zoals neergelegd in artikel 2 onder d. van de VGBA. Maatregel: waarschuwing.

Procedurenummer 18/921 Wtra AK
Opdracht tot waarderen aandelen van Holding in opdracht van een van de aandeelhouders. Betrokkene heeft standaard 5500N toegepast maar zich niet gehouden aan de paragrafen 19 en 29 van deze standaard. Rapport behelst inhoudelijk op alle onderdelen waarover is geklaagd tekortkomingen. Die tekortkomingen en de herhaalde mededeling dat zijn opdrachtgever de tegenpartij van klaagster is, duiden erop dat betrokkene zich bij zijn afwegingen ongepast heeft laten beïnvloeden door zijn opdrachtgever. Betrokkene heeft bovendien aan de Holding en niet aan de opdrachtgever gedeclareerd zonder zich bewust te zijn van het gevolg daarvan voor een zuivere btw-afdracht door de Holding. Klacht in alle onderdelen gegrond. Tijdelijke doorhaling voor drie maanden.

Uitspraken 3 december 2018

Procedurenummer 18/350 Wtra AK
Klacht over het niet betalen van een vergoeding hoewel betrokkene daartoe door het Hof is veroordeeld, en het niet inschakelen van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Gebleken is dat betrokkene inmiddels een betalingsregeling heeft getroffen. Ook heeft hij onweersproken gesteld dat hij een tegenvordering heeft op klager, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is. Betrokkene heeft zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering wel aangesproken zodat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag mist en eveneens ongegrond is.

Procedurenummer 18/790 Wtra AK
Klachten over onderzoek naar de grondslag van uitlatingen klaagster in radioprogramma. Betrokkene heeft klaagster bij de start van het onderzoek geen van belang zijnde informatie over haar rol en de doelstelling van het onderzoek onthouden. Dat betrokkene als accountant dient te handelen in het algemeen belang staat er niet aan in de weg een onderzoek in te stellen naar de grondslag van uitlatingen van klaagster. Niet aannemelijk is gemaakt dat vragen die bij klaagster leefden en stukken die openbaar gemaakt moesten worden, licht konden werpen op die grondslag en daarom hoefden die vragen niet betrokken te worden in het onderzoek. Het niet beantwoorden van die vragen en het niet openbaar maken van die stukken doet dan ook geen afbreuk aan de waarheidsvinding met betrekking tot die grondslag. Het is voor een accountant niet verboden gegevens te verzamelen en aan te leveren ter onderbouwing van een partijstandpunt en daarmee het belang van die partij te dienen, mits de accountant zich daarbij houdt aan het fundamentele beginsel van objectiviteit dat wil zeggen zich bij zijn afwegingen niet ongepast laat beïnvloeden. Dat betrokkene dat niet heeft gedaan is niet aannemelijk gemaakt. Betrokkene heeft ook geen onjuiste indruk gewekt in het rapport over de betrokkenheid van klaagster bij de inhoud van het rapport.

Uitspraken 21 november 2018

Procedurenummer 17/1265 Wtra AK
Klacht deels verjaard omdat de verweten gedragingen op het moment van indienen van de klacht meer dan 6 jaar oud waren. Tegen betrokkene is eerder een klacht door het OM ingediend. Verweer van ne-bis-in-idem slaagt in ieder geval niet indien tijdens het aanhangig zijn van de eerste klacht in eerste aanleg door een andere partij ter zake (deels) dezelfde gedragingen en hetzelfde feitencomplex eveneens een klacht wordt ingediend. Zulks is wat betreft de ontvankelijkheid van de tweede klacht/klager niet anders, indien, nadat de tweede klacht is ingediend, op de eerste klacht door de Accountantskamer inmiddels een eindbeslissing is gegeven, ook niet als die eindbeslissing onherroepelijk zou zijn geworden. De kern van een deel van de klacht komt overeen met een inmiddels gegrond verklaard onderdeel van de eerder door het OM ingediende klacht. De Accountantskamer neemt dat oordeel uit de eerdere zaak in de huidige, door de andere klager ingediende tweede klachtzaak over en laat buiten bespreking wat de tweede klager aan diens klacht op dit onderdeel nog verder ten grondslag heeft gelegd. Nieuwe klacht op verschillende onderdelen ongegrond bij gebreke aan voldoende substantiering in het klaagschrift.

Procedurenummer 17/2481 Wtra AK
Mede in het licht van de opdrachtbevestiging, waarin staat dat het bestuur verantwoordelijk is voor de afstemming van de werkzaamheden van betrokkene met de interim-directie en de controller en bovendien expliciet is opgenomen dat dit reeds is gebeurd, had betrokkene niet mogen voldoen aan het verzoek van de interim-directeur om hem een préconceptrapportage toe te zenden voordat hij dit (pré)concept met klager en zijn medebestuurder, als (toenmalige) bestuurders van de opdrachtgever van het rapport, had gedeeld en besproken. Dit geldt te meer nu het rapport juist was bedoeld om klager en zijn toenmalige medebestuurder te “assisteren in het beantwoorden van diverse vragen die door de interim-directie zijn gesteld”. Daarbij komt dat het toevoegen door betrokkene van een persoonlijke noot in het aan de interim-directeur overgelegde concept, waarbij hij expliciet vermeldt dat deze niet bestemd is voor de conceptrapportage, en zijn aanbod de interim-directeur te laten weten wat hij vond, niet bij een opdracht op grond van Standaard 4400 passen. Niet is gebleken dat betrokkene in dit alles een bedreiging voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit heeft geïdentificeerd en afdoende maatregelen heeft getroffen. Er is dan ook sprake van een schending van de artikelen 21 en 22 VGBA, hetgeen tevens een schending van artikel 13, eerste lid VGBA met zich brengt. Maatregel: waarschuwing.

Uitspraken 19 november 2018

Procedurenummers 17/2552, 17/2553 en 17/2554 Wtra AK
Toepassing driejaarstermijn. Klacht niet-ontvankelijk.

Uitspraken 16 november 2018

Procedurenummers 17/2424 en 17/2573 Wtra AK
Klachten over rapport uitgebracht met het oog op het leggen van conservatoir beslag. Ook in die situatie moet de betrokken accountant (en had betrokkene moeten) beseffen dat zijn rapport gebruikt wordt ter onderbouwing van het standpunt van zijn opdrachtgever (over de vordering in verband waarmee wordt verzocht om toestemming tot het leggen van beslag). Aan een zodanig rapport moeten daarom dezelfde eisen worden gesteld als aan rapporten waarvan duidelijk is of wordt dat zij dienen ter ondersteuning van het standpunt van de opdrachtgever in een (aan te spannen) gerechtelijke procedure. Dat betekent dat de accountant ervoor zorg dient te dragen dat het rapport de objectieve waarheidsvinding door de rechter niet belemmert. De kans daarop is aanwezig als (kort gezegd) bevindingen en conclusies in het rapport geen deugdelijke grondslag hebben. Om de kans dat dit gebeurt tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen, moeten de (feitelijke) grondslag voor een bevinding of een conclusie (de gegevens waarop een bevinding of conclusie stoelt, de daarbij gevolgde redenering en/of de gehanteerde maatstaf) en een gemaakt voorbehoud bij een bevinding of conclusie in het rapport zelf duidelijk worden uiteengezet. Op de werkzaamheden die ten grondslag liggen aan een dergelijk rapport is geen specifieke standaard van de NVCOS van toepassing. Als de wederpartij van de opdrachtgever niet is gehoord en niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op bevindingen en conclusies voordat rapport is uitgebracht moet dat duidelijk in het rapport worden vermeld.  Inhoudelijk ontbeert het rapport van betrokkene op een aantal punten een deugdelijke grondslag. Berisping.

Uitspraken 12 november 2018

Procedurenummers 18/161 en 18/200 Wtra AK
Klacht dat zonder goede reden het faillissement van klaagster is aangevraagd gegrond. Betrokkenen hebben niet het faillissement aangevraagd maar zijn daarop tuchtrechtelijk aanspreekbaar omdat zij hebben deelgenomen aan het overleg over het aanvragen en het doorzetten van de aanvraag. Een accountant dient bij het nemen van civielrechtelijke rechtsmaatregelen tegen een client die zijn declaraties niet betaalt een zorgvuldige en kenbare afweging te maken van de betrokken belangen en niet lichtvaardig over te gaan tot het aanvragen van het faillissement van de client. In dit geval is niet aannemelijk geworden dat betrokkenen die afweging hebben gemaakt. Daarom is het aanvragen van het faillissement te lichtvaardig gebeurd.

Procedurenummers 18/792, 18/793, 18/794, 18/795, 18/796 en 18/797 Wtra AK
Bij samenstellingswerkzaamheden staat het de accountant niet vrij hem kenbare foute post in de samengestelde jaarrekening te verwerken en daarbij een samenstellingsverklaring af te geven, ook al betreft het geen materiele post. Nu betrokkene voorafgaand aan de definitieve versie van de door hem samengestelde jaarrekening op de (eigen) fout is gewezen, deze fout heeft besproken en heeft toegezegd deze fout te corrigeren, en dit – zonder reden – heeft nagelaten, heeft hij daarmee het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid overtreden.

Uitspraken 9 november 2018

Procedurenummer 17/2497 Wtra AK
Betrokkene heeft het besluit van klaagster, een andere (rechts)persoon dan zijn opdrachtgever, tot een aandelenemissie onderzocht. Dit onderzoek is aan te merken als een persoonsgericht onderzoek in de zin van de NBA-Praktijkhandreiking 1112. De in deze handreiking opgenomen aanwijzingen geven richting aan beantwoording van de vraag welke eisen de fundamentele beginselen stellen aan de accountant die een persoonsgericht onderzoek verricht en zijn in zoverre van belang bij de beantwoording van de vraag of in een concreet geval sprake is geweest van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Nu klaagster (mede) onderwerp van het onderzoek was, had betrokkene, voor het verkrijgen van een deugdelijke grondslag voor het rapport, haar de mogelijkheid moeten bieden om informatie te verschaffen voordat hij zijn rapport aan zijn opdrachtgever aanbood. Niet voldoende is dat betrokkene zijn opdrachtgever vragen heeft laten stellen op de vergadering van aandeelhouders. Evenmin is van belang dat hoor en wederhoor hebben plaatsgevonden bij het gerechtshof en dat het hof heeft laten zien te begrijpen dat het hier gaat om een partijrapport dat niet gebaseerd is op informatie verstrekt door klaagster. Dit nalaten levert schending op van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Maatregel: waarschuwing

Uitspraken 5 november 2018

Procedurenummer 18/1902 Wtra AK
Verzoek Nba, om bij wijze van voorlopige voorziening de inschrijving van betrokkene tegen wie een tuchtklacht is ingediend (wegens valsheid in geschrifte bij het aanvragen van een geldlening) door te halen, afgewezen. Gelet op het gemotiveerde verweer van betrokkene is er geen sprake van een voldoende ernstig vermoeden zoals bedoeld in artikel 41 eerste lid, Wtra dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan het handelen dat ten grondslag is gelegd aan de klacht. Wil dat handelen (ook zonder dat betrokkene daarvoor strafrechtelijk is veroordeeld) aannemelijk worden, dan is daarvoor meer onderzoek vereist en daarvoor leent zich de onderhavige procedure niet. Dat onderzoek dient in beginsel plaats te vinden in het kader van de behandeling van de klacht, waarna de behandelende kamer eventueel kan beslissen of toepassing van artikel 48, eerste lid, Wtra geboden is.

Uitspraken 22 oktober 2018

Procedurenummer 18/1114 Wtra AK
Niet aannemelijk geworden dat de aangeklaagde accountant daadwerkelijk betrokken is geweest bij de werkzaamheden c.q. gedragingen waarover geklaagd is, noch dat de accountant daarvoor tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid draagt. Klacht daarom ongegrond.

Uitspraken 15 oktober 2018

Procedurenummer 17/2555 Wtra AK
Als een accountant een professionele dienst voor iemand verricht (betaald of onbetaald) en in de hoedanigheid van accountant contact zoekt met een ander en deze vraagt om informatie, dient hij of zij zich vanaf het eerste contact als accountant kenbaar te maken, zodat degene met wie contact wordt gezocht adequaat daarop kan reageren. Door dit niet te doen heeft betrokkene niet eerlijk en oprecht opgetreden en daarmee het in artikel 6 van de VGBA neergelegde fundamentele beginsel van integriteit geschonden. Betrokkene heeft verder in strijd met genoemd fundamenteel beginsel gehandeld door op persoonlijke titel lid van klaagster te worden, op persoonlijke titel inzage in de jaarrekening en de daarvoor vereiste toegang tot het hoofdkantoor te vragen en haar rol niet te verduidelijken, terwijl zij wist dat daarover bij klaagster onduidelijkheid bestond. Tot slot heeft betrokkene niet eerlijk en oprecht gehandeld door een journalist als partnerlid in te schrijven met het oogmerk deze toegang te geven tot bepaalde gegevens van klaagster, terwijl die journalist niet haar partner was en evenmin  op hetzelfde adres als betrokkene stond ingeschreven. Maatregel: berisping.

Uitspraken 5 oktober 2018

Procedurenummer 18/512 Wtra AK
Aan de accountant wordt verweten dat hij onrechtmatig en in strijd met de wet en de fundamentele beginselen van professionaliteit, integriteit, objectiviteit en vakbekwaamheid heeft gehandeld door niet met de belangrijkste schuldeisers van zijn besloten vennootschap te overleggen over een activa-passiva transactie, door zijn besloten vennootschap te ontbinden terwijl er nog een schuld openstond en door wel een schuld van € 47,07 aan zijn energieleverancier te voldoen maar niet de schuld aan klaagster. Deze klacht is ongegrond nu deze deels een feitelijke grondslag mist en overigens is gebaseerd op een onjuiste rechtsopvatting.

Uitspraken 2 oktober 2018

Procedurenummer 18/1763 Wtra AK
Klacht tegen een betrokkene tijdens een periode dat hij als accountant in het register is doorgehaald, kan niet ambtshalve (na intrekking door klager) in het algemeen belang worden voortgezet.

Uitspraken 28 september 2018

Procedurenummer 17/553 Wtra AK
Klacht tegen accountant die onderzoek heeft ingesteld naar het declaratiegedrag van de oud-burgemeester van Bussum grotendeels niet-ontvankelijk in zoverre er eerder door het College van Beroep voor het bedrijfsleven inhoudelijk is geoordeeld over hetzelfde handelen en nalaten van de accountant. Dat dit oordeel is gegeven op basis van een door een andere klager ingediende klacht is niet van belang.Het accountantstuchtrecht is immers primair gericht op handhaving van het peil van het beroep en van het vertrouwen dat het publiek daarin stelt ofwel op de goede beroepsuitoefening door accountants en handhaving van de eer van de stand van de accountants, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet op het accountantsberoep, en niet op correctie van het handelen of nalaten van een accountant jegens een individuele klager.

Een klachtonderdeel (het aanvaarden van de opdracht voor een fixed fee) is wel ontvankelijk maar in het licht van het verweer onvoldoende aannemelijk gemaakt.

Procedurenummer 17/2701, 17/2702 en 17/2703 Wtra AK
In het geval van een vennootschap onder firma, bestaande uit twee vennoten, kan van de accountant worden verlangd dat hij zich in een persoonlijk contact met beide vennoten ervan vergewist met wie het overleg moet worden gevoerd en of de andere vennoot daarmee heeft ingestemd. Deze verplichting geldt ongeacht hoe de onderlinge afspraken luiden tussen de vennoten over de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de vennootschap. Nu in geen van de jaren waarin de samenstellingswerkzaamheden zijn verricht in een persoonlijk contact is geverifieerd of klaagster ermee instemde dat de overleggen over de jaarrekeningen alleen met de andere vennoot (haar zoon) werden gevoerd, is Standaard 4410 niet nageleefd en is sprake van schending van de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag (art. A.100.4 onder c. en e. VGC)/ vakbekwaamheid en zorgvuldigheid (art. 2 onder d VGBA. Deze beginselen zijn eveneens geschonden door na te laten met klaagster te overleggen over haar aangiften inkomstenbelasting.

De klacht is verder tegen een van de betrokkenen gegrond voor zover hem verweten wordt dat hij, gezien de tenaamstelling van twee facturen op een andere vof dan die van klaagster, niet heeft nagegaan of de met deze facturen in rekening gebrachte kosten, terecht voor rekening van de vof van klaagster werden gebracht en dat een aangifte inkomstenbelasting van klaagster zonder haar voorafgaande instemming is ingediend. Maatregel: waarschuwing.

Uitspraken 21 september 2018

Procedurenummer 17/2735 Wtra AK
Klagers verwijten betrokkene onder meer dat hij als (indirect) bestuurder van zijn vennootschap onjuiste, onvolledige en informatie heeft ingebracht in een gerechtelijke procedure, dat hij ondanks een daartoe strekkend verzoek geen maatregelen heeft genomen om deze informatie weg te nemen of te corrigeren, maar daarentegen strafrechtelijk aangifte heeft gedaan en dat hij een onware verklaring heeft ondertekend en onder ede heeft bevestigd. Volgens vaste jurisprudentie kan het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen – al dan niet in rechte – innemen van een civielrechtelijk standpunt, behoudens bijzondere omstandigheden, in het kader van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit, niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt leiden. Een en ander geldt eveneens wanneer een accountant strafrechtelijk aangifte doet. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is onder meer sprake indien geoordeeld zou moeten worden dat een door een accountant ingenomen standpunt bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw, blijkt te zijn of naar zijn aard bezien door een objectieve, redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep of, in de terminologie van de VGBA: het accountantsberoep in diskrediet brengend.  Onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van bedoelde bijzondere omstandigheden, zodat de klacht in zoverre ongegrond is. 
Voor zover de klacht inhoudt dat betrokkene functies combineert die onverenigbaar zijn met de aan een accountant te stellen eisen en dat hij nooit heeft vastgesteld of zijn vennootschap ook daadwerkelijk eigenaar is van haar belangrijkste activa, is deze, voor zover al ontvankelijk, bij gebreke van voldoende onderbouwing, ongegrond.

Uitspraken 17 september 2018

Procedurenummers 16/2883 en 16/2884 Wtra AK
Klacht over controles post royalty’s (die ten goede kwamen aan een trust gevestigd op Cyprus) in jaarrekeningen gegrond. De truststructuur is opgezet door belastingadviseurs die zijn verbonden aan dezelfde organisatie als de betrokken accountants. Begunstigde van de trust is onder andere de natuurlijke persoon die (indirect) directeur/grootaandeelhouder is van de entiteit die de royalty’s betaalde.  Betrokkenen (de controlerend accountant en de leider van het controleteam die naar eigen zeggen niet deskundig waren op het gebied van trusts) hadden bij de controles niet uitsluitend mogen steunen op informatie van deze fiscalisten, omdat niet is voldaan aan de vereisten van de NVCOS voor het gebruik maken van de werkzaamheden van deskundigen. De informatie waarover de fiscalisten en betrokkenen beschikten betreffende het zakelijke karakter van de overeenkomst op grond waarvan de royalty’s werden betaald en het ontbreken van zeggenschap van de directeur/grootaandeelhouder over het uitkeringsbeleid van de trust was immers (zoals blijkt uit de opdrachtbevestiging voor het opzetten van de truststructuur) louter gebaseerd op mededelingen aan de fiscalisten van die directeur/grootaandeelhouder zelf.  Vanwege de tekortschietende controles van de post royalty’s berusten de goedkeurende verklaringen bij de jaarrekeningen op een ondeugdelijke grondslag. Betrokkenen hadden tegen deze achtergrond het aangaan van de licentieovereenkomst en het opzetten van de truststructuur moeten aanmerken als een ongebruikelijke transactie in de zin van de Wwft en die transactie op grond van de wet moeten melden. Klacht dat dit ten onrechte niet is gebeurd is eveneens gegrond. Tuchtrechtelijke procedure op grond van de Wtra valt niet te kwalificeren als een criminal charge in de zin van het EVRM en daarom is er geen sprake van ne bis in idem wat betreft de klacht dat betrokkene (2) omschrijvingen in facturen heeft aangepast. Ook die klacht is gegrond omdat dit handelen strijd oplevert met het fundamentele beginsel van integriteit. Bij het opleggen van een maatregel is ten voordele van betrokkenen meegewogen dat zij lange tijd in onzekerheid hebben verkeerd over de uitkomst van de tuchtprocedure.

Procedurenummer 18/292 Wtra AK
Uitgevoerde onderzoeksopdracht waarbij betrokkene zowel conceptversies als een eindversie in het rechtsverkeer brengt. Betrokkene had in de conceptrapportages een verspreidingsverbod moeten opnemen. Het is van diverse in de conceptrapportages voorkomende meningen en conclusies onduidelijk van wie die zijn; dat is onzorgvuldig. Voorts ontbeert  het definitieve rapport ter zake meerdere door betrokkene getrokken conclusies een deugdelijke grondslag. Berisping.

Uitspraken 11 september 2018

Procedurenummer 18/1402 Wtra AK
Met toepassing van art. 39, eerste lid Wtra is de klacht door de Voorzitter kennelijk ongegrond verklaard, nu de klacht niet betreft werkzaamheden en gedragingen waarvoor betrokkene de tuchtrechtelijke (eind)verantwoordelijkheid draagt, terwijl tegen de uitvoerders van die werkzaamheden (fiscalisten) een klacht kan worden ingediend bij een andere tuchtrechter.

Uitspraken 31 augustus 2018

Procedurenummer 17/2549 Wtra AK
Aan betrokkene is opdracht gegeven om een standpunt in te nemen ten aanzien van het verwerken van verschillende posten in de jaarrekening 2013 van een vennootschap, waaronder de rekening-courantvordering van deze vennootschap op de StAK. In deze laatste post was een  bedrag opgenomen dat de vennootschap aan de StAK ter beschikking had gesteld voor de aankoop van certificaten van aandelen in de vennootschap. De StAK beschikte zelf niet over de middelen hiervoor. Het ging om certificaten van een bestuurder die aftrad. In de beëindigingsovereenkomst tussen de vennootschap en de desbetreffende bestuurder was overeengekomen dat laatstgenoemde de helft van zijn certificaten aan de StAK zou verkopen. Ondanks betaling van verschuldigde bedrag zijn de aandelen niet aan de StAK geleverd.

De Accountantskamer is van oordeel dat de conclusie van betrokkene, dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat de jaarrekeningpost rekening-courantvordering niet correct is weergegeven, een deugdelijke grondslag ontbeert. Betrokkene heeft immers, in de wetenschap dat er ruim een jaar na de beëindigingsovereenkomst nog steeds onduidelijkheid bestond over de vraag hoe de transacties juridisch moesten worden vormgegeven, volstaan met de vaststelling dat er geen sprake was van een lening, nu een overeenkomst van lening ontbrak. Gelet op alle onduidelijkheden had het echter op de weg van betrokkene gelegen om na te gaan welke transacties precies hadden plaatsgevonden. Dan had hij kunnen vaststellen dat de certificaten niet aan de StAK waren geleverd, hetgeen in het kader van zijn opdracht zeer relevante informatie zou zijn geweest. Daar komt bij dat betrokkene ook geen onderzoek naar de financiële positie van de StAK heeft gedaan, terwijl hij zich wel heeft uitgelaten over de al dan niet inbaarheid van de vordering. Nu betrokkene bekend was met het feit dat de StAK de certificaten niet zelf kon betalen en SIG de betaling om die reden heeft gefinancierd, was er naar het oordeel van de Accountantskamer alle aanleiding om juist ook naar de financiële positie van de StAK uitgebreider onderzoek te doen. Op voorhand kon immers niet worden uitgesloten dat dit had moeten leiden tot het treffen van een voorziening of het afwaarderen van de vordering.

Betrokkene heeft aldus het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden. Bij het opleggen van de maatregel van berisping heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat betrokkene al twee keer eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld in verband met het rapporteren van bevindingen waaraan een deugdelijke grondslag ontbreekt.

Procedurenummer 17/2550 Wtra AK
Betrokkene maakte deel uit van het team dat werkte aan de opdracht die onderwerp is van de klacht met nummer 17/2549. Hij was betrokken bij de formulering van de opdracht en adviseerde de accountant die eindverantwoordelijk was bij het opstellen van het rapport. Ook fungeerde hij voor hem als klankbord. Betrokkene was dan ook medeverantwoordelijk voor het uitvoeren van de opdracht en kan daarom voor deze opdracht tuchtrechtelijk worden aangesproken. Verwezen wordt naar de overwegingen in die tuchtzaak. Bij het opleggen van de maatregel van waarschuwing heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.

Uitspraken 24 augustus 2018

Procedurenummer 18/337 Wtra AK
Betrokkene was de accountant van een onderneming en van de vennootschappen van de vennoten van de onderneming. Over de afwikkeling van de vennootschap onder firma liepen en lopen procedures. Een van de klachten ziet op een schriftelijke verklaring van betrokkene die is ingebracht in een van deze procedures. Aannemelijk is dat deze verklaring is afgelegd op een tijdstip dat betrokkene niet meer stond ingeschreven in het accountantsregister. Daarom is deze klacht niet-ontvankelijk. De klacht dat betrokkene frauderende praktijken van een van de vennoten heeft genegeerd is niet aannemelijk gemaakt. Dat geldt ook voor de klacht dat betrokkene partij heeft gekozen voor deze vennoot. Deze twee klachten zijn dan ook ongegrond.

Uitspraken 6 augustus 2018

Procedurenummer 18/500 Wtra AK
Betrokkene wordt verweten in een eerdere klachtprocedure bewust onjuiste informatie aan de Accountantskamer te hebben verschaft. Volgens vaste jurisprudentie van de Accountantskamer kan het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen – al dan niet in rechte – innemen van een civielrechtelijk standpunt, behoudens bijzondere omstandigheden, in het kader van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit, niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt leiden. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is onder meer sprake indien geoordeeld zou moeten worden dat een door een accountant ingenomen standpunt bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw, blijkt te zijn of naar zijn aard bezien door een objectieve, redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, zal worden opgevat als het accountantsberoep in diskrediet brengend.

Deze maatstaf geldt ook voor het door een accountant innemen van standpunten in een tegen hem aanhangig gemaakte klachtprocedure.

De klacht is, als al ontvankelijk, in casu ongegrond.

Uitspraken 3 augustus 2018

Procedurenummers 17/874, 17/875 en 17/876 Wtra AK
Klacht over controle jaarrekening van vermogensbeheerder. Accountants hadden moeten onderkennen dat op vermogensbeheerder een feitelijke verplichting rustte om zogenaamde retrocessies die zij ontving van fonds(beheerder) uit hoofde van beleggingen die zij ten behoeve van haar cliënten deed, aan die cliënten door te betalen. Gezien een aantal in de uitspraak omschreven omstandigheden (waaronder informatie op de website van de vermogensbeheerder waarvan de accountants kennis hadden moeten nemen) hebben de accountants ten onrechte nagelaten bij de vermogensbeheerder navraag moeten doen naar het bestaan van een naar buiten toe kenbaar gemaakte gedragslijn om dergelijke retrocessies door te betalen.

Dat accountants eraan hebben meegewerkt dat een opdracht die feitelijk is gegeven door de Raad van Commissarissen van de vermogensbeheerder formeel werd verstrekt door het kantoor van de advocaat van de vermogensbeheerder om zodoende de uitkomst van de werkzaamheden onder de vlag van het verschoningsrecht van de advocaat te brengen en het strafrechtelijk onderzoek naar de vermogensbeheerder te frustreren is niet aannemelijk geworden.

Klacht dat een van de betrokken accountants tijdens zijn verhoor in het kader van het strafrechtelijk onderzoek door FIOD-ambtenaren  heeft gelogen is niet aannemelijk gemaakt. Wel had de betrokken accountant niet zonder meer antwoord moeten geven op een vraag maar eerst uiting moeten geven aan zijn twijfel en navraag moeten doen naar de bedoeling van de vraag. Dat heeft hij niet gedaan en daarmee heeft hij gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Aan twee accountants wordt de maatregel van berisping opgelegd.  

Uitspraken 27 juli 2018

Procedurenummer 18/256 Wtra AK
De door een medewerker van betrokkene verrichte werkzaamheden, waarvoor kennis en vaardigheden van de accountant vereist zijn, vinden hun oorsprong in de aan betrokkene verstrekte opdracht zodat betrokkene voor deze werkzaamheden tuchtrechtelijk aansprakelijk is. Dit geldt te meer nu betrokkene en de desbetreffende medewerker gezamenlijk samenstelwerkzaamheden verrichtten en stukken met vermelding van het logo van het accountantskantoor werden verzonden.

Betrokkene heeft, deels via zijn medewerker, op meer punten het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden, door:
– niet te toetsen of de aan de omzet- en liquiditeitsprognoses ten grondslag liggende veronderstellingen en schattingen juist en reëel waren en of de aan de financiering verbonden rente en aflossingen waren meegenomen;
– niet de risico’s te benoemen die zijn verbonden aangaan van een overeenkomst, hoewel dit uit de op hem rustende zorgplicht voortvloeit en cliënt zich in privé borg diende te stellen voor de terugbetaling van de lening;
– geen specificatie van de facturen te verstrekken en in deze weigering te volharden, ondanks een daartoe strekkend verzoek van de cliënt;
– als tekenend accountant niet zelf de jaarrekening over 2015 met zijn cliënt te bespreken, hoewel hiertoe aanleiding was, nu de jaarrekening een negatief vermogen liet zien en daarnaast sprake was van een krappe liquiditeit met een langlopende financiering vanuit privé en een relatief zwaar negatief resultaat;
– geen persoonlijk contact te hebben met (een vertegenwoordiger) van zijn cliënten voor de aanvang van de uitvoering van de opdracht.

Maatregel: Berisping

Uitspraken 23 juli 2018

Procedurenummer 18/129 Wtra AK
Betrokkene heeft een verklaring gegeven, waarbij op vele punten de voorschriften uit paragraaf 18 van Standaard 4400 zijn geschonden, en daarmee ook het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid (artikel 2 onder d VGBA). Daarnaast heeft hij ontoelaatbare druk uitgeoefend op klager om geen klacht in te dienen. Maatregel: waarschuwing.

Uitspraken 16 juli 2018

Procedurenummer 16/2118 Wtra AK
Persoonsgericht gericht onderzoek naar het handelen van een voormalig werknemer/trader bij een internationale onderneming die zich o.m. bezighoudt met papieren transacties en het speculeren op fysieke transacties betreffende biobrandstoffen. NV COS 4400 niet van toepassing. Betrokkene diende ermee rekening te houden dat zijn opdrachtgever zijn uit te brengen rapportage in een civiele procedure tegen de voormalige werknemer zou inbrengen. Voor aan een dergelijke rapportage te stellen eisen, zie o.m. CBb 20 september 2017, ECLI:NL:CBB:2017:364. Onder omstandigheden dienen ook de voorlopige conclusies voor wederhoor aan de onderzochte persoon te worden voorgelegd. In casu had ook het deel van het rapport, waarin betrokkene concludeerde dat zijn cliënte door het toerekenbaar handelen van de voormalige werknemer $ 95,596 miljoen schade heeft geleden, eerst ter wederhoor aan die voormalige werknemer dienen te worden voorgelegd. Klacht gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing.

Procedurenummer 17/1314 Wtra AK
De klacht is ongegrond, nu klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene op een comparitiezitting een valse en met opzet onjuiste verklaring heeft afgelegd en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Procedurenummers 17/918, 17/919, 17/921, 17/922, 17/923, 17/924 en 17/926 Wtra AK
Klacht van Sobi tegen 7 betrokkenen is enkel onderbouwd met 3 krantenartikelen in het NRC. Hiermee heeft Sobi haar klacht onvoldoende onderbouwd en niet aannemelijk gemaakt. Nu Sobi te weinig heeft gesteld en haar klachten onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, kan van betrokkenen, voor zover zij daartoe al in staat zouden zijn, niet gevergd worden stukken uit het accountantsdossier of andere stukken ter weerlegging van de klacht over te leggen. Betrokkenen doen daartoe, voor zover van toepassing, terecht een beroep op hun geheimhoudingsplicht (VGC) c.q. hun verplichting tot vertrouwelijkheid (VGBA). Eventuele (overigens niet gebleken) wetenschap van fraude bij een controlecliënt brengt volgens de toentertijd geldende regelgeving geen verplichting met zich dat 6 van de 7 betrokkenen aan bevoegde autoriteiten daarvan melding zouden hebben moeten maken. Voorts is door Sobi niet aannemelijk gemaakt dat, indien van fraude bij de controlecliënt en van wetenschap daarvan bij betrokkene zou moeten worden uitgegaan, er door betrokkene sub 7 ook daadwerkelijk geen melding is gemaakt. Van betrokkene kan niet gevergd worden, dat hij ten processe hierover mededelingen doet. Het zou strijdig zijn met de eisen van een goede tuchtprocesorde, indien een ieder door het indienen van een (niet met voldoende feiten onderbouwde) tuchtklacht, de facto een zogenaamde fishing expedition, een accountant ter afwering van die tuchtklacht zou kunnen dwingen zijn geheimhoudingsplicht te doorbreken. Voor zover het enkele aanvaarden van een functie bij de AFM op grond van art. 42 Wab al tuchtrechtelijk toetsbaar is, dan kan dit ingevolge de VGBA alleen aan het fundamentele beginsel van professionaliteit getoetst worden. Sobi heeft onvoldoende gesteld en/of aannemelijk gemaakt om tot het oordeel te kunnen komen dat betrokkene sub 7 door het aanvaarden van een functie in de raad van toezicht van de AFM het accountantsberoep in diskrediet heeft gebracht.

Uitspraken 6 juli 2018

Procedurenummer 17/2489 Wtra AK
Niet aannemelijk is geworden dat betrokkene, als hij een audit uitvoert bij een bewindvoerder, vooraf bekend maakt welke dossiers hij in zijn onderzoek betrekt en evenmin dat hij zijn onderzoek niet altijd op locatie uitvoert. De klacht is daarom ongegrond.

Procedurenummer 17/2518 Wtra AK
Klacht ziet op handelen van een kantoorgenoot van betrokkene die onder fiscaal tuchtrecht valt. Betrokkene is voor dat handelen niet tuchtrechtelijk aansprakelijk. Klacht ongegrond.

Uitspraken 2 juli 2018

Procedurenummer 17/1623 Wtra AK
Klacht dat betrokkene structureel heeft nagelaten om te reageren op verzoeken van de Nba om informatie te verstrekken met het oog op een uit te voeren toetsing van zijn accountantspraktijk gegrond. Het is in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep dat een accountant op aan hem door zijn beroepsorganisatie gerichte verzoeken om informatie of medewerking op adequate wijze en binnen redelijke termijn reageert. De NVAK-ass en standaard 4410 of standaard 4400 zijn van toepassing bij de toetsing van een accountantspraktijk niet alleen als in die praktijk samenstellingsopdrachten en opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie worden uitgevoerd, maar ook als de praktijk de intentie heeft uitgesproken die opdrachten uit te voeren. Betrokkene heeft verklaard dat hij aan klanten alleen een proefbalans aanlevert aan de hand waarvan de klanten zelf een jaarrekening samenstellen en dat de werkzaamheden voor deze klanten dezelfde zijn als die worden verricht bij een samenstellingsopdracht, maar dat hij bij de uitkomst van de werkzaamheden geen samenstellingsverklaring afgeeft. Daaruit volgt naar het oordeel van de Accountantskamer dat die werkzaamheden getoetst kunnen worden aan de voorschriften van de NVAK-aav en de NVCOS 4410, nu het niet afgeven van een samenstellingsverklaring niet maakt dat geen sprake is van een samenstellingsopdracht. Nu in de praktijk samenstellingsopdrachten worden uitgevoerd, moeten de onderdelen van het kantoorhandboek die daarop betrekking hebben, uiteraard geactualiseerd worden. Niet up to date houden van het kantoorhandboek levert strijd op het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Het in de aan de cliënt gestuurde opdrachtbevestiging niet opnemen van het   voor een accountant ongebruikelijke   achterwege laten van het samenstellen van de jaarrekening en afgeven van een samenstellingsverklaring, kan onduidelijkheid veroorzaken bij de cliënt over diens wettelijke verplichtingen en over wie er zorgt voor het nakomen daarvan en voor betrokkene het risico met zich brengen dat hij een cliënt bedient die zich niet aan de wet houdt. Het verzuim om een en ander te vermelden in de opdrachtbevestiging levert op een schending van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Procedurenummers 17/1923 en 17/1924 Wtra AK
Bij het feitelijk leidinggeven aan de postbehandeling is geen sprake is van (mogelijke) aanwending van vakbekwaamheid, en daardoor ook niet van een professionele dienst, als bedoeld in artikel 1 VGBA, zodat het verweten handelen alleen getoetst kan worden aan het fundamentele beginsel van professionaliteit als bedoeld in artikel 2. onder a VGBA, dat nader is uitgewerkt in de artikelen 4 en 5 VGBA. Het behoorde tot de plicht van de accountant om, na verhuizing naar een nieuw adres, bij het gebruik maken van de doorzendservice voor dat adres en de overname van de huurovereenkomst van een postbus, ervoor te zorgen dat de niet voor zijn kantoor bestemde post ongeopend bleef en dat de geadresseerden op zijn minst over de ontvangst daarvan werden geïnformeerd. Dit geldt te meer nu de accountant wist dat de op de desbetreffende poststukken vermelde geadresseerden gevestigd waren op zijn oude kantooradres en hij wist wie hij bij vragen aan moest spreken. Door dit niet te doen en bovendien de voor derden bestemde poststukken te lezen heeft de accountant het accountantsberoep in diskrediet gebracht, waarmee sprake is van schending van het fundamentele beginsel van professionaliteit als bedoeld in artikel 2 sub a jo. artikel 4 VGBA.