Procedurenummers 18/161 en 18/200 Wtra AK
Klacht dat zonder goede reden het faillissement van klaagster is aangevraagd gegrond. Betrokkenen hebben niet het faillissement aangevraagd maar zijn daarop tuchtrechtelijk aanspreekbaar omdat zij hebben deelgenomen aan het overleg over het aanvragen en het doorzetten van de aanvraag. Een accountant dient bij het nemen van civielrechtelijke rechtsmaatregelen tegen een client die zijn declaraties niet betaalt een zorgvuldige en kenbare afweging te maken van de betrokken belangen en niet lichtvaardig over te gaan tot het aanvragen van het faillissement van de client. In dit geval is niet aannemelijk geworden dat betrokkenen die afweging hebben gemaakt. Daarom is het aanvragen van het faillissement te lichtvaardig gebeurd.
Procedurenummers 18/792, 18/793, 18/794, 18/795, 18/796 en 18/797 Wtra AK
Bij samenstellingswerkzaamheden staat het de accountant niet vrij hem kenbare foute post in de samengestelde jaarrekening te verwerken en daarbij een samenstellingsverklaring af te geven, ook al betreft het geen materiele post. Nu betrokkene voorafgaand aan de definitieve versie van de door hem samengestelde jaarrekening op de (eigen) fout is gewezen, deze fout heeft besproken en heeft toegezegd deze fout te corrigeren, en dit – zonder reden – heeft nagelaten, heeft hij daarmee het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid overtreden.
Procedurenummer 17/2497 Wtra AK
Betrokkene heeft het besluit van klaagster, een andere (rechts)persoon dan zijn opdrachtgever, tot een aandelenemissie onderzocht. Dit onderzoek is aan te merken als een persoonsgericht onderzoek in de zin van de NBA-Praktijkhandreiking 1112. De in deze handreiking opgenomen aanwijzingen geven richting aan beantwoording van de vraag welke eisen de fundamentele beginselen stellen aan de accountant die een persoonsgericht onderzoek verricht en zijn in zoverre van belang bij de beantwoording van de vraag of in een concreet geval sprake is geweest van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Nu klaagster (mede) onderwerp van het onderzoek was, had betrokkene, voor het verkrijgen van een deugdelijke grondslag voor het rapport, haar de mogelijkheid moeten bieden om informatie te verschaffen voordat hij zijn rapport aan zijn opdrachtgever aanbood. Niet voldoende is dat betrokkene zijn opdrachtgever vragen heeft laten stellen op de vergadering van aandeelhouders. Evenmin is van belang dat hoor en wederhoor hebben plaatsgevonden bij het gerechtshof en dat het hof heeft laten zien te begrijpen dat het hier gaat om een partijrapport dat niet gebaseerd is op informatie verstrekt door klaagster. Dit nalaten levert schending op van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Maatregel: waarschuwing
Procedurenummer 18/1902 Wtra AK
Verzoek Nba, om bij wijze van voorlopige voorziening de inschrijving van betrokkene tegen wie een tuchtklacht is ingediend (wegens valsheid in geschrifte bij het aanvragen van een geldlening) door te halen, afgewezen. Gelet op het gemotiveerde verweer van betrokkene is er geen sprake van een voldoende ernstig vermoeden zoals bedoeld in artikel 41 eerste lid, Wtra dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan het handelen dat ten grondslag is gelegd aan de klacht. Wil dat handelen (ook zonder dat betrokkene daarvoor strafrechtelijk is veroordeeld) aannemelijk worden, dan is daarvoor meer onderzoek vereist en daarvoor leent zich de onderhavige procedure niet. Dat onderzoek dient in beginsel plaats te vinden in het kader van de behandeling van de klacht, waarna de behandelende kamer eventueel kan beslissen of toepassing van artikel 48, eerste lid, Wtra geboden is.
Procedurenummer 18/1114 Wtra AK
Niet aannemelijk geworden dat de aangeklaagde accountant daadwerkelijk betrokken is geweest bij de werkzaamheden c.q. gedragingen waarover geklaagd is, noch dat de accountant daarvoor tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid draagt. Klacht daarom ongegrond.
Procedurenummer 17/2555 Wtra AK
Als een accountant een professionele dienst voor iemand verricht (betaald of onbetaald) en in de hoedanigheid van accountant contact zoekt met een ander en deze vraagt om informatie, dient hij of zij zich vanaf het eerste contact als accountant kenbaar te maken, zodat degene met wie contact wordt gezocht adequaat daarop kan reageren. Door dit niet te doen heeft betrokkene niet eerlijk en oprecht opgetreden en daarmee het in artikel 6 van de VGBA neergelegde fundamentele beginsel van integriteit geschonden. Betrokkene heeft verder in strijd met genoemd fundamenteel beginsel gehandeld door op persoonlijke titel lid van klaagster te worden, op persoonlijke titel inzage in de jaarrekening en de daarvoor vereiste toegang tot het hoofdkantoor te vragen en haar rol niet te verduidelijken, terwijl zij wist dat daarover bij klaagster onduidelijkheid bestond. Tot slot heeft betrokkene niet eerlijk en oprecht gehandeld door een journalist als partnerlid in te schrijven met het oogmerk deze toegang te geven tot bepaalde gegevens van klaagster, terwijl die journalist niet haar partner was en evenmin op hetzelfde adres als betrokkene stond ingeschreven. Maatregel: berisping.
Procedurenummer 18/512 Wtra AK
Aan de accountant wordt verweten dat hij onrechtmatig en in strijd met de wet en de fundamentele beginselen van professionaliteit, integriteit, objectiviteit en vakbekwaamheid heeft gehandeld door niet met de belangrijkste schuldeisers van zijn besloten vennootschap te overleggen over een activa-passiva transactie, door zijn besloten vennootschap te ontbinden terwijl er nog een schuld openstond en door wel een schuld van € 47,07 aan zijn energieleverancier te voldoen maar niet de schuld aan klaagster. Deze klacht is ongegrond nu deze deels een feitelijke grondslag mist en overigens is gebaseerd op een onjuiste rechtsopvatting.
Procedurenummer 18/1763 Wtra AK
Klacht tegen een betrokkene tijdens een periode dat hij als accountant in het register is doorgehaald, kan niet ambtshalve (na intrekking door klager) in het algemeen belang worden voortgezet.
Procedurenummer 17/553 Wtra AK
Klacht tegen accountant die onderzoek heeft ingesteld naar het declaratiegedrag van de oud-burgemeester van Bussum grotendeels niet-ontvankelijk in zoverre er eerder door het College van Beroep voor het bedrijfsleven inhoudelijk is geoordeeld over hetzelfde handelen en nalaten van de accountant. Dat dit oordeel is gegeven op basis van een door een andere klager ingediende klacht is niet van belang.Het accountantstuchtrecht is immers primair gericht op handhaving van het peil van het beroep en van het vertrouwen dat het publiek daarin stelt ofwel op de goede beroepsuitoefening door accountants en handhaving van de eer van de stand van de accountants, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet op het accountantsberoep, en niet op correctie van het handelen of nalaten van een accountant jegens een individuele klager.
Een klachtonderdeel (het aanvaarden van de opdracht voor een fixed fee) is wel ontvankelijk maar in het licht van het verweer onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Procedurenummer 17/2701, 17/2702 en 17/2703 Wtra AK
In het geval van een vennootschap onder firma, bestaande uit twee vennoten, kan van de accountant worden verlangd dat hij zich in een persoonlijk contact met beide vennoten ervan vergewist met wie het overleg moet worden gevoerd en of de andere vennoot daarmee heeft ingestemd. Deze verplichting geldt ongeacht hoe de onderlinge afspraken luiden tussen de vennoten over de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de vennootschap. Nu in geen van de jaren waarin de samenstellingswerkzaamheden zijn verricht in een persoonlijk contact is geverifieerd of klaagster ermee instemde dat de overleggen over de jaarrekeningen alleen met de andere vennoot (haar zoon) werden gevoerd, is Standaard 4410 niet nageleefd en is sprake van schending van de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag (art. A.100.4 onder c. en e. VGC)/ vakbekwaamheid en zorgvuldigheid (art. 2 onder d VGBA. Deze beginselen zijn eveneens geschonden door na te laten met klaagster te overleggen over haar aangiften inkomstenbelasting.
De klacht is verder tegen een van de betrokkenen gegrond voor zover hem verweten wordt dat hij, gezien de tenaamstelling van twee facturen op een andere vof dan die van klaagster, niet heeft nagegaan of de met deze facturen in rekening gebrachte kosten, terecht voor rekening van de vof van klaagster werden gebracht en dat een aangifte inkomstenbelasting van klaagster zonder haar voorafgaande instemming is ingediend. Maatregel: waarschuwing.
Procedurenummer 17/2735 Wtra AK
Klagers verwijten betrokkene onder meer dat hij als (indirect) bestuurder van zijn vennootschap onjuiste, onvolledige en informatie heeft ingebracht in een gerechtelijke procedure, dat hij ondanks een daartoe strekkend verzoek geen maatregelen heeft genomen om deze informatie weg te nemen of te corrigeren, maar daarentegen strafrechtelijk aangifte heeft gedaan en dat hij een onware verklaring heeft ondertekend en onder ede heeft bevestigd. Volgens vaste jurisprudentie kan het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen – al dan niet in rechte – innemen van een civielrechtelijk standpunt, behoudens bijzondere omstandigheden, in het kader van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit, niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt leiden. Een en ander geldt eveneens wanneer een accountant strafrechtelijk aangifte doet. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is onder meer sprake indien geoordeeld zou moeten worden dat een door een accountant ingenomen standpunt bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw, blijkt te zijn of naar zijn aard bezien door een objectieve, redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep of, in de terminologie van de VGBA: het accountantsberoep in diskrediet brengend. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van bedoelde bijzondere omstandigheden, zodat de klacht in zoverre ongegrond is.
Voor zover de klacht inhoudt dat betrokkene functies combineert die onverenigbaar zijn met de aan een accountant te stellen eisen en dat hij nooit heeft vastgesteld of zijn vennootschap ook daadwerkelijk eigenaar is van haar belangrijkste activa, is deze, voor zover al ontvankelijk, bij gebreke van voldoende onderbouwing, ongegrond.
Procedurenummers 16/2883 en 16/2884 Wtra AK
Klacht over controles post royalty’s (die ten goede kwamen aan een trust gevestigd op Cyprus) in jaarrekeningen gegrond. De truststructuur is opgezet door belastingadviseurs die zijn verbonden aan dezelfde organisatie als de betrokken accountants. Begunstigde van de trust is onder andere de natuurlijke persoon die (indirect) directeur/grootaandeelhouder is van de entiteit die de royalty’s betaalde. Betrokkenen (de controlerend accountant en de leider van het controleteam die naar eigen zeggen niet deskundig waren op het gebied van trusts) hadden bij de controles niet uitsluitend mogen steunen op informatie van deze fiscalisten, omdat niet is voldaan aan de vereisten van de NVCOS voor het gebruik maken van de werkzaamheden van deskundigen. De informatie waarover de fiscalisten en betrokkenen beschikten betreffende het zakelijke karakter van de overeenkomst op grond waarvan de royalty’s werden betaald en het ontbreken van zeggenschap van de directeur/grootaandeelhouder over het uitkeringsbeleid van de trust was immers (zoals blijkt uit de opdrachtbevestiging voor het opzetten van de truststructuur) louter gebaseerd op mededelingen aan de fiscalisten van die directeur/grootaandeelhouder zelf. Vanwege de tekortschietende controles van de post royalty’s berusten de goedkeurende verklaringen bij de jaarrekeningen op een ondeugdelijke grondslag. Betrokkenen hadden tegen deze achtergrond het aangaan van de licentieovereenkomst en het opzetten van de truststructuur moeten aanmerken als een ongebruikelijke transactie in de zin van de Wwft en die transactie op grond van de wet moeten melden. Klacht dat dit ten onrechte niet is gebeurd is eveneens gegrond. Tuchtrechtelijke procedure op grond van de Wtra valt niet te kwalificeren als een criminal charge in de zin van het EVRM en daarom is er geen sprake van ne bis in idem wat betreft de klacht dat betrokkene (2) omschrijvingen in facturen heeft aangepast. Ook die klacht is gegrond omdat dit handelen strijd oplevert met het fundamentele beginsel van integriteit. Bij het opleggen van een maatregel is ten voordele van betrokkenen meegewogen dat zij lange tijd in onzekerheid hebben verkeerd over de uitkomst van de tuchtprocedure.
Procedurenummer 18/292 Wtra AK
Uitgevoerde onderzoeksopdracht waarbij betrokkene zowel conceptversies als een eindversie in het rechtsverkeer brengt. Betrokkene had in de conceptrapportages een verspreidingsverbod moeten opnemen. Het is van diverse in de conceptrapportages voorkomende meningen en conclusies onduidelijk van wie die zijn; dat is onzorgvuldig. Voorts ontbeert het definitieve rapport ter zake meerdere door betrokkene getrokken conclusies een deugdelijke grondslag. Berisping.
Procedurenummer 18/1402 Wtra AK
Met toepassing van art. 39, eerste lid Wtra is de klacht door de Voorzitter kennelijk ongegrond verklaard, nu de klacht niet betreft werkzaamheden en gedragingen waarvoor betrokkene de tuchtrechtelijke (eind)verantwoordelijkheid draagt, terwijl tegen de uitvoerders van die werkzaamheden (fiscalisten) een klacht kan worden ingediend bij een andere tuchtrechter.
Procedurenummer 17/2549 Wtra AK
Aan betrokkene is opdracht gegeven om een standpunt in te nemen ten aanzien van het verwerken van verschillende posten in de jaarrekening 2013 van een vennootschap, waaronder de rekening-courantvordering van deze vennootschap op de StAK. In deze laatste post was een bedrag opgenomen dat de vennootschap aan de StAK ter beschikking had gesteld voor de aankoop van certificaten van aandelen in de vennootschap. De StAK beschikte zelf niet over de middelen hiervoor. Het ging om certificaten van een bestuurder die aftrad. In de beëindigingsovereenkomst tussen de vennootschap en de desbetreffende bestuurder was overeengekomen dat laatstgenoemde de helft van zijn certificaten aan de StAK zou verkopen. Ondanks betaling van verschuldigde bedrag zijn de aandelen niet aan de StAK geleverd.
De Accountantskamer is van oordeel dat de conclusie van betrokkene, dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat de jaarrekeningpost rekening-courantvordering niet correct is weergegeven, een deugdelijke grondslag ontbeert. Betrokkene heeft immers, in de wetenschap dat er ruim een jaar na de beëindigingsovereenkomst nog steeds onduidelijkheid bestond over de vraag hoe de transacties juridisch moesten worden vormgegeven, volstaan met de vaststelling dat er geen sprake was van een lening, nu een overeenkomst van lening ontbrak. Gelet op alle onduidelijkheden had het echter op de weg van betrokkene gelegen om na te gaan welke transacties precies hadden plaatsgevonden. Dan had hij kunnen vaststellen dat de certificaten niet aan de StAK waren geleverd, hetgeen in het kader van zijn opdracht zeer relevante informatie zou zijn geweest. Daar komt bij dat betrokkene ook geen onderzoek naar de financiële positie van de StAK heeft gedaan, terwijl hij zich wel heeft uitgelaten over de al dan niet inbaarheid van de vordering. Nu betrokkene bekend was met het feit dat de StAK de certificaten niet zelf kon betalen en SIG de betaling om die reden heeft gefinancierd, was er naar het oordeel van de Accountantskamer alle aanleiding om juist ook naar de financiële positie van de StAK uitgebreider onderzoek te doen. Op voorhand kon immers niet worden uitgesloten dat dit had moeten leiden tot het treffen van een voorziening of het afwaarderen van de vordering.
Betrokkene heeft aldus het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden. Bij het opleggen van de maatregel van berisping heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat betrokkene al twee keer eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld in verband met het rapporteren van bevindingen waaraan een deugdelijke grondslag ontbreekt.
Procedurenummer 17/2550 Wtra AK
Betrokkene maakte deel uit van het team dat werkte aan de opdracht die onderwerp is van de klacht met nummer 17/2549. Hij was betrokken bij de formulering van de opdracht en adviseerde de accountant die eindverantwoordelijk was bij het opstellen van het rapport. Ook fungeerde hij voor hem als klankbord. Betrokkene was dan ook medeverantwoordelijk voor het uitvoeren van de opdracht en kan daarom voor deze opdracht tuchtrechtelijk worden aangesproken. Verwezen wordt naar de overwegingen in die tuchtzaak. Bij het opleggen van de maatregel van waarschuwing heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.
Procedurenummer 18/337 Wtra AK
Betrokkene was de accountant van een onderneming en van de vennootschappen van de vennoten van de onderneming. Over de afwikkeling van de vennootschap onder firma liepen en lopen procedures. Een van de klachten ziet op een schriftelijke verklaring van betrokkene die is ingebracht in een van deze procedures. Aannemelijk is dat deze verklaring is afgelegd op een tijdstip dat betrokkene niet meer stond ingeschreven in het accountantsregister. Daarom is deze klacht niet-ontvankelijk. De klacht dat betrokkene frauderende praktijken van een van de vennoten heeft genegeerd is niet aannemelijk gemaakt. Dat geldt ook voor de klacht dat betrokkene partij heeft gekozen voor deze vennoot. Deze twee klachten zijn dan ook ongegrond.
Procedurenummer 18/500 Wtra AK
Betrokkene wordt verweten in een eerdere klachtprocedure bewust onjuiste informatie aan de Accountantskamer te hebben verschaft. Volgens vaste jurisprudentie van de Accountantskamer kan het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen – al dan niet in rechte – innemen van een civielrechtelijk standpunt, behoudens bijzondere omstandigheden, in het kader van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit, niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt leiden. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is onder meer sprake indien geoordeeld zou moeten worden dat een door een accountant ingenomen standpunt bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw, blijkt te zijn of naar zijn aard bezien door een objectieve, redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, zal worden opgevat als het accountantsberoep in diskrediet brengend.
Deze maatstaf geldt ook voor het door een accountant innemen van standpunten in een tegen hem aanhangig gemaakte klachtprocedure.
De klacht is, als al ontvankelijk, in casu ongegrond.
Procedurenummers 17/874, 17/875 en 17/876 Wtra AK
Klacht over controle jaarrekening van vermogensbeheerder. Accountants hadden moeten onderkennen dat op vermogensbeheerder een feitelijke verplichting rustte om zogenaamde retrocessies die zij ontving van fonds(beheerder) uit hoofde van beleggingen die zij ten behoeve van haar cliënten deed, aan die cliënten door te betalen. Gezien een aantal in de uitspraak omschreven omstandigheden (waaronder informatie op de website van de vermogensbeheerder waarvan de accountants kennis hadden moeten nemen) hebben de accountants ten onrechte nagelaten bij de vermogensbeheerder navraag moeten doen naar het bestaan van een naar buiten toe kenbaar gemaakte gedragslijn om dergelijke retrocessies door te betalen.
Dat accountants eraan hebben meegewerkt dat een opdracht die feitelijk is gegeven door de Raad van Commissarissen van de vermogensbeheerder formeel werd verstrekt door het kantoor van de advocaat van de vermogensbeheerder om zodoende de uitkomst van de werkzaamheden onder de vlag van het verschoningsrecht van de advocaat te brengen en het strafrechtelijk onderzoek naar de vermogensbeheerder te frustreren is niet aannemelijk geworden.
Klacht dat een van de betrokken accountants tijdens zijn verhoor in het kader van het strafrechtelijk onderzoek door FIOD-ambtenaren heeft gelogen is niet aannemelijk gemaakt. Wel had de betrokken accountant niet zonder meer antwoord moeten geven op een vraag maar eerst uiting moeten geven aan zijn twijfel en navraag moeten doen naar de bedoeling van de vraag. Dat heeft hij niet gedaan en daarmee heeft hij gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Aan twee accountants wordt de maatregel van berisping opgelegd.
Procedurenummer 18/256 Wtra AK
De door een medewerker van betrokkene verrichte werkzaamheden, waarvoor kennis en vaardigheden van de accountant vereist zijn, vinden hun oorsprong in de aan betrokkene verstrekte opdracht zodat betrokkene voor deze werkzaamheden tuchtrechtelijk aansprakelijk is. Dit geldt te meer nu betrokkene en de desbetreffende medewerker gezamenlijk samenstelwerkzaamheden verrichtten en stukken met vermelding van het logo van het accountantskantoor werden verzonden.
Betrokkene heeft, deels via zijn medewerker, op meer punten het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden, door:
– niet te toetsen of de aan de omzet- en liquiditeitsprognoses ten grondslag liggende veronderstellingen en schattingen juist en reëel waren en of de aan de financiering verbonden rente en aflossingen waren meegenomen;
– niet de risico’s te benoemen die zijn verbonden aangaan van een overeenkomst, hoewel dit uit de op hem rustende zorgplicht voortvloeit en cliënt zich in privé borg diende te stellen voor de terugbetaling van de lening;
– geen specificatie van de facturen te verstrekken en in deze weigering te volharden, ondanks een daartoe strekkend verzoek van de cliënt;
– als tekenend accountant niet zelf de jaarrekening over 2015 met zijn cliënt te bespreken, hoewel hiertoe aanleiding was, nu de jaarrekening een negatief vermogen liet zien en daarnaast sprake was van een krappe liquiditeit met een langlopende financiering vanuit privé en een relatief zwaar negatief resultaat;
– geen persoonlijk contact te hebben met (een vertegenwoordiger) van zijn cliënten voor de aanvang van de uitvoering van de opdracht.
Maatregel: Berisping
Procedurenummer 18/129 Wtra AK
Betrokkene heeft een verklaring gegeven, waarbij op vele punten de voorschriften uit paragraaf 18 van Standaard 4400 zijn geschonden, en daarmee ook het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid (artikel 2 onder d VGBA). Daarnaast heeft hij ontoelaatbare druk uitgeoefend op klager om geen klacht in te dienen. Maatregel: waarschuwing.
Procedurenummer 16/2118 Wtra AK
Persoonsgericht gericht onderzoek naar het handelen van een voormalig werknemer/trader bij een internationale onderneming die zich o.m. bezighoudt met papieren transacties en het speculeren op fysieke transacties betreffende biobrandstoffen. NV COS 4400 niet van toepassing. Betrokkene diende ermee rekening te houden dat zijn opdrachtgever zijn uit te brengen rapportage in een civiele procedure tegen de voormalige werknemer zou inbrengen. Voor aan een dergelijke rapportage te stellen eisen, zie o.m. CBb 20 september 2017, ECLI:NL:CBB:2017:364. Onder omstandigheden dienen ook de voorlopige conclusies voor wederhoor aan de onderzochte persoon te worden voorgelegd. In casu had ook het deel van het rapport, waarin betrokkene concludeerde dat zijn cliënte door het toerekenbaar handelen van de voormalige werknemer $ 95,596 miljoen schade heeft geleden, eerst ter wederhoor aan die voormalige werknemer dienen te worden voorgelegd. Klacht gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing.
Procedurenummer 17/1314 Wtra AK
De klacht is ongegrond, nu klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene op een comparitiezitting een valse en met opzet onjuiste verklaring heeft afgelegd en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Procedurenummers 17/918, 17/919, 17/921, 17/922, 17/923, 17/924 en 17/926 Wtra AK
Klacht van Sobi tegen 7 betrokkenen is enkel onderbouwd met 3 krantenartikelen in het NRC. Hiermee heeft Sobi haar klacht onvoldoende onderbouwd en niet aannemelijk gemaakt. Nu Sobi te weinig heeft gesteld en haar klachten onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, kan van betrokkenen, voor zover zij daartoe al in staat zouden zijn, niet gevergd worden stukken uit het accountantsdossier of andere stukken ter weerlegging van de klacht over te leggen. Betrokkenen doen daartoe, voor zover van toepassing, terecht een beroep op hun geheimhoudingsplicht (VGC) c.q. hun verplichting tot vertrouwelijkheid (VGBA). Eventuele (overigens niet gebleken) wetenschap van fraude bij een controlecliënt brengt volgens de toentertijd geldende regelgeving geen verplichting met zich dat 6 van de 7 betrokkenen aan bevoegde autoriteiten daarvan melding zouden hebben moeten maken. Voorts is door Sobi niet aannemelijk gemaakt dat, indien van fraude bij de controlecliënt en van wetenschap daarvan bij betrokkene zou moeten worden uitgegaan, er door betrokkene sub 7 ook daadwerkelijk geen melding is gemaakt. Van betrokkene kan niet gevergd worden, dat hij ten processe hierover mededelingen doet. Het zou strijdig zijn met de eisen van een goede tuchtprocesorde, indien een ieder door het indienen van een (niet met voldoende feiten onderbouwde) tuchtklacht, de facto een zogenaamde fishing expedition, een accountant ter afwering van die tuchtklacht zou kunnen dwingen zijn geheimhoudingsplicht te doorbreken. Voor zover het enkele aanvaarden van een functie bij de AFM op grond van art. 42 Wab al tuchtrechtelijk toetsbaar is, dan kan dit ingevolge de VGBA alleen aan het fundamentele beginsel van professionaliteit getoetst worden. Sobi heeft onvoldoende gesteld en/of aannemelijk gemaakt om tot het oordeel te kunnen komen dat betrokkene sub 7 door het aanvaarden van een functie in de raad van toezicht van de AFM het accountantsberoep in diskrediet heeft gebracht.
Procedurenummer 17/2489 Wtra AK
Niet aannemelijk is geworden dat betrokkene, als hij een audit uitvoert bij een bewindvoerder, vooraf bekend maakt welke dossiers hij in zijn onderzoek betrekt en evenmin dat hij zijn onderzoek niet altijd op locatie uitvoert. De klacht is daarom ongegrond.
Procedurenummer 17/2518 Wtra AK
Klacht ziet op handelen van een kantoorgenoot van betrokkene die onder fiscaal tuchtrecht valt. Betrokkene is voor dat handelen niet tuchtrechtelijk aansprakelijk. Klacht ongegrond.
Procedurenummer 17/1623 Wtra AK
Klacht dat betrokkene structureel heeft nagelaten om te reageren op verzoeken van de Nba om informatie te verstrekken met het oog op een uit te voeren toetsing van zijn accountantspraktijk gegrond. Het is in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep dat een accountant op aan hem door zijn beroepsorganisatie gerichte verzoeken om informatie of medewerking op adequate wijze en binnen redelijke termijn reageert. De NVAK-ass en standaard 4410 of standaard 4400 zijn van toepassing bij de toetsing van een accountantspraktijk niet alleen als in die praktijk samenstellingsopdrachten en opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie worden uitgevoerd, maar ook als de praktijk de intentie heeft uitgesproken die opdrachten uit te voeren. Betrokkene heeft verklaard dat hij aan klanten alleen een proefbalans aanlevert aan de hand waarvan de klanten zelf een jaarrekening samenstellen en dat de werkzaamheden voor deze klanten dezelfde zijn als die worden verricht bij een samenstellingsopdracht, maar dat hij bij de uitkomst van de werkzaamheden geen samenstellingsverklaring afgeeft. Daaruit volgt naar het oordeel van de Accountantskamer dat die werkzaamheden getoetst kunnen worden aan de voorschriften van de NVAK-aav en de NVCOS 4410, nu het niet afgeven van een samenstellingsverklaring niet maakt dat geen sprake is van een samenstellingsopdracht. Nu in de praktijk samenstellingsopdrachten worden uitgevoerd, moeten de onderdelen van het kantoorhandboek die daarop betrekking hebben, uiteraard geactualiseerd worden. Niet up to date houden van het kantoorhandboek levert strijd op het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Het in de aan de cliënt gestuurde opdrachtbevestiging niet opnemen van het voor een accountant ongebruikelijke achterwege laten van het samenstellen van de jaarrekening en afgeven van een samenstellingsverklaring, kan onduidelijkheid veroorzaken bij de cliënt over diens wettelijke verplichtingen en over wie er zorgt voor het nakomen daarvan en voor betrokkene het risico met zich brengen dat hij een cliënt bedient die zich niet aan de wet houdt. Het verzuim om een en ander te vermelden in de opdrachtbevestiging levert op een schending van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Procedurenummers 17/1923 en 17/1924 Wtra AK
Bij het feitelijk leidinggeven aan de postbehandeling is geen sprake is van (mogelijke) aanwending van vakbekwaamheid, en daardoor ook niet van een professionele dienst, als bedoeld in artikel 1 VGBA, zodat het verweten handelen alleen getoetst kan worden aan het fundamentele beginsel van professionaliteit als bedoeld in artikel 2. onder a VGBA, dat nader is uitgewerkt in de artikelen 4 en 5 VGBA. Het behoorde tot de plicht van de accountant om, na verhuizing naar een nieuw adres, bij het gebruik maken van de doorzendservice voor dat adres en de overname van de huurovereenkomst van een postbus, ervoor te zorgen dat de niet voor zijn kantoor bestemde post ongeopend bleef en dat de geadresseerden op zijn minst over de ontvangst daarvan werden geïnformeerd. Dit geldt te meer nu de accountant wist dat de op de desbetreffende poststukken vermelde geadresseerden gevestigd waren op zijn oude kantooradres en hij wist wie hij bij vragen aan moest spreken. Door dit niet te doen en bovendien de voor derden bestemde poststukken te lezen heeft de accountant het accountantsberoep in diskrediet gebracht, waarmee sprake is van schending van het fundamentele beginsel van professionaliteit als bedoeld in artikel 2 sub a jo. artikel 4 VGBA.
Procedurenummers 17/969 t/m 17/994 Wtra AK
Tuchtklacht van een getoetst kantoor tegen alle bij een kantoortoetsing betrokken accountants van de Nba (toetsers, vaktechnisch adviseur van de Raad voor Toezicht, leden van de Raad voor Toezicht, accountantslid van de bezwarencommissie Nba en (oud-) bestuursleden van de Nba) om diverse redenen ongegrond verklaard, daargelaten de ontvankelijkheid van die tuchtklacht.
Procedurenummer 18/359 Wtra AK
Tijdens toetsing heimelijk geantedateerde stukken toevoegen aan het toetsings(controle)dossier; strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit. Tijdelijke doorhaling voor 3 maanden.
Procedurenummer 17/1551 Wtra AK
Een groot deel van de klachten ziet op handelen van een belastingadviseur (tegen wie een klacht bij het Register Belastingadviseurs is ingediend) met wie betrokkene en een aantal klagers zakelijk hebben samengewerkt. Klagers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het handelen waarover wordt geklaagd (mede) handelen of nalaten van betrokkene betreft. De klachtonderdelen die wel het handelen van betrokkene betreffen, zijn ongegrond.
Procedurenummer 17/1437 Wtra AK
Nu het ging om een ingehuurde, bijna fulltime in de onderneming werkende directeur, met een bij die functie behorend salaris, had betrokkene moeten nagaan of een VAR-verklaring was verstrekt. Door dit na te laten heeft betrokkene in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 12 VGBA.
Het enkele feit dat volgens de jaarrekening (slechts) aan een van de aandeelhouders een deel van het beoogde dividend is uitgekeerd, had voor betrokkene reden moeten zijn om aan het management nadere vragen te stellen. Door dit na te laten heeft betrokkene in strijd gehandeld met het bepaalde in paragraaf 32 van Standaard 4410H en daarmee eveneens met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Maatregel: waarschuwing.
Procedurenummer 17/1927 Wtra AK
Betrokkene was (onbezoldigd) penningmeester van een stichting. Het uitoefenen van werkzaamheden als penningmeester valt onder het bereik van het begrip “ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep” als bedoeld in artikel 42 Wab zodat betrokkene ten aanzien van deze werkzaamheden onderworpen is aan tuchtrechtspraak op grond van de Wet tuchtrechtspraak accountants. Betrokkene heeft naar aanleiding van een e-mail, waarvan hij (naar later bleek: ten onrechte) dacht dat deze van een bestuurslid van de stichting afkomstig was, geld van de stichting overgemaakt naar een buitenlandse bankrekening. Anders dan op grond van artikel 13, tweede lid VGBA van betrokkene verwacht mocht worden, heeft hij met deze handelwijze in de gegeven omstandigheden (o.m. een atypisch betalingsverzoek, een voor de stichting aanzienlijk bedrag en geen overleg binnen het bestuur noch een geaccordeerde factuur) niet nauwgezet gereageerd. Aldus heeft hij in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid gehandeld.
Een accountant dient zich in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep toetsbaar op te stellen en dient zich daarom te onthouden van het uitoefenen van druk om geen tuchtklacht tegen hem in te dienen. Betrokkene heeft vooraf ingestemd met een passage in een brief van zijn raadsvrouw, inhoudende dat betrokkene klaagster aansprakelijk houdt voor de eventuele schade die hij lijdt doorat klaagster een ongegronde klacht bij de Nba indient. Daarmee heeft hij gehandeld in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep (artikel 42 eerste lid sub b Wab). Maatregel: waarschuwing.
Procedurenummer 17/740 Wtra AK
Klacht AFM tegen accountant FC Twente. De Ack is van oordeel dat betrokkene bij het afgeven van de goedkeurende verklaring bij de jaarrekening van FC Twente over het boekjaar 2012/2013 niet beschikte over voldoende en geschikte controle-informatie over de verwerking van de transactie (de boeking van 12 miljoen in de netto-omzet uit de overdracht van toekomstige TV-rechten aan een nog op te richten entiteit en de afboeking van schulden van € 12 miljoen als gevolg van de overdracht daarvan aan die entiteit) in die jaarrekening aanvaardbaar te achten. Bij het afgeven van de goedkeurende verklaring bij de jaarrekening van FC Twente over het boekjaar 2013/2014 heeft betrokkene geen toereikende controlewerkzaamheden uitgevoerd ten aanzien van de consolidatieplicht. Datzelfde geldt voor de controlewerkzaamheden met betrekking tot de in die jaarrekening doorgevoerde (gewijzigde) schatting van de restwaarde van het stadion van FC Twente. Klacht in alle onderdelen gegrond. Tijdelijke doorhaling van 1 maand.
Procedurenummer 16/2455 Wtra AK
Ook bij advieswerkzaamheden kan vakbekwaamheid als accountant worden aangewend zodat daarbij sprake is van een professionele dienst als bedoeld in artikel 1 VGBA en op het handelen van de adviserende accountant de VGBA en alle fundamentele beginselen van toepassing zijn. Betrokkene had bij aanvang van de besprekingen in het kader van een aandelenovername tussen klagers als kopende partij en zijn cliënt als verkopende partij duidelijkheid moeten verschaffen over zijn positie en rol als adviseur van zijn cliënt bij die besprekingen. Verder had hij klagers moeten adviseren om zich door een deskundige te laten bijstaan. Betrokkene had moeten beseffen dat (aanzienlijke) privé-leningen aan zijn cliënt en de hoge, alsmaar oplopende vordering van zijn kantoor een bedreiging inhielden voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit. Deze bedreiging heeft betrokkene echter, evenmin als de beoordeling en de maatregel, niet in zijn dossier vastgelegd. Door dit na te laten heeft hij het bepaalde in artikel 21, derde lid VGBA (en zodoende eveneens artikel 13, eerste lid VGBA) niet nageleefd. Door zijn werkzaamheden voor zijn cliënten vennootschappen voort te zetten, heeft betrokkene verder het fundamentele beginsel van objectiviteit daadwerkelijk geschonden. Maatregel: berisping. Daarbij is onder meer meegewogen dat betrokkene geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in het verwijtbare karakter van zijn handelen.
Procedurenummer 17/1143 Wtra AK
Door onvoldoende acht te slaan op de bedreigingen voor het zich houden aan de fundamentele beginselen in het kader van de onderhandelingen tussen zijn cliënten over de overname van de aandelen en de verslechterende verhoudingen tussen zijn cliënten, deze bedreigingen niet vast te leggen en geen afdoende maatregelen te treffen, maar daarentegen bij die onderhandelingen hoofdzakelijk de belangen van één cliënt te behartigen en op verzoek van diezelfde cliënt eenzijdig een verklaring op te stellen, wetende dat die in een civiele procedure tegen de andere cliënt (klaagster) zou worden gebruikt, heeft betrokkene niet alleen in strijd met de artikelen 21 en 22 van de VGBA, en daarmee met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid (artikel 13, tweede lid VGBA) gehandeld, maar ook in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit. Maatregel: berisping.
Procedurenummer 17/1843 Wtra AK
Van betrokkene wordt verlangd dat hij bevestigt dat tussen twee partijen die zijn opdrachtgevers zijn, een overeenkomst is gesloten. Betrokkene heeft daarna zijn lezing gegeven van wat er is besproken en gebeurd en een interpretatie daarvan gegeven. Volgens de klacht heeft betrokkene ten onrechte ontkend dat er een overeenkomst is gesloten. De klacht is ongegrond. Klagers hebben de lezing van wat er is besproken en gebeurd niet bestreden. Zij keren zich tegen de interpretatie daarvan. Van die interpretatie kan niet worden gezegd dat zij bewust of misleidend is. Van strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit is ook geen sprake. Dat zou pas het geval zijn als de interpretatie evident onverdedigbaar zou zijn.
Procedurenummer 17/2054 Wtra AK
Beslaglegging in verband met vorderingen van meer van 40.000 euro onder opdrachtgevers van de cliënt voor een bedrag van ruim 140.000 euro. Betrokkene heeft gesteld dat hij alvorens over te gaan tot beslaglegging een afweging heeft gemaakt van de belangen die in het geding zijn, maar heeft die afweging niet overgelegd. Onder deze omstandigheden is de beslaglegging disproportioneel en dat leidt tot schending van het fundamentele beginsel van professionaliteit. Bovendien heeft betrokkene gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter heeft moeten begrijpen (welke opdrachtgevers van de cliënt hadden de grootste schulden), gebruikt bij de keuze onder welke opdrachtgevers van klaagsters hij beslag zou laten leggen. Daardoor heeft hij ook gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid. Waarschuwing.
Procedurenummer 17/2477 Wtra AK
Opdracht van [B] om causale verband te onderzoeken tussen de (vermeende) betrokkenheid van [B] bij ontvreemding objecten en de schade van [X] ten gevolge van die ontvreemding. Rapport wordt ingebracht door [B] in schadestaatprocedure. Accountant moet ervoor waken dat opdracht helder is geformuleerd en dat het de objectieve waarheidsvinding door de rechter niet belemmerd. Dat kan gebeuren als de bevindingen een deugdelijke grondslag ontberen. De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene bij het accepteren van de opdracht en het beantwoorden van de vragen heeft miskend dat in een eerdere procedure de betrokkenheid van [B] bij de ontvreemding bewezen was geacht, zodat het woord “vermeend” misplaatst was. Betrokkene heeft als bevinding opgetekend dat de door [X] geleden schade (aanzienlijk) naar beneden moet worden bijgesteld met de toevoeging dat het ontbreken van causaal verband niet kan worden vastgesteld. Daarom bedraagt de schade van [X] nihil, aldus betrokkene in het rapport. Deze laatste bevinding volgt niet uit de voorafgaande bevindingen, is niet onderbouwd en onbegrijpelijk. Rapport ontbeert in dit opzicht een deugdelijke grondslag. Berisping.