Uitspraken 24 juni 2016

Procedurenummers 16/43 en 16/44 Wtra AK
Stichtingen zijn alleen in bepaalde situaties belastingplichtig. De door de accountant afgegeven beoordelingsverklaring bij de jaarrekening is alleen dan terecht afgegeven als de stichting niet belastingplichtig was voor de vennootschapsbelasting. Vaststelling van het al dan niet bestaan van deze belastingplicht door de beoordelend accountant is derhalve een wezenlijk element bij de beoordeling. In dit geval heeft de accountant zijn standpunt dat de stichting niet belastingplichtig is, onvoldoende gemotiveerd. Waarschuwing.

Uitspraken 20 juni 2016

Procedurenummer 15/2122 Wtra AK
Uit het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid vloeit voort dat een accountant die op basis van een persoonsgericht onderzoek een oordeel geeft over het door hem onderzochte handelen, dat oordeel hoort te verantwoorden door in het door hem te produceren rapport helder uiteen te zetten welk normatief kader hij heeft gehanteerd bij zijn beoordeling van dat handelen (zie in dit verband onder meer de uitspraak van het CBb van 12 april 2016: ECLI:NL:CBB:2016:98). Daarbij maakt het geen verschil of de accountant bij het verrichten van het onderzoek vooral of uitsluitend zijn vakbekwaamheid als accountant heeft aangewend. De eis die hiervoor wordt gesteld geldt dus ook bij een onderzoek als het onderhavige, waarbij betrokkene ook gebruik heeft gemaakt van zijn juridische ervaring en kennis. Betrokkene heeft dit verzuimd. Klacht in zoverre gegrond. Geen maatregel omdat oordelen niet op volstrekt onverdedigbare grondslag berusten en omdat geen nadeel is ondervonden van verzuim.

Procedurenummer 16/1172 (voorheen: 13/2921) Wtra AK
Uitspraak Accountantskamer van 2 juni 2014 gedeeltelijk vernietigd door het CBb en naar de Accountantskamer verwezen om op 3 deelklachten alsnog een inhoudelijk oordeel te geven. Klagers hebben bij de Accountantskamer deze 3 deelklachten alsnog ingetrokken. De Accountantskamer heeft daarop dezelfde maatregel opgelegd die zij al in haar eerdere beslissing had opgelegd.

Uitspraken 17 juni 2016

Procedurenummer 16/478 Wtra AK
Niet-ontvankelijk vanwege driejaarstermijn van artikel 22 Wtra, zoals deze luidt sinds 1 januari 2014. Voor de toepasselijkheid van dit artikel gaat het er niet om wanneer een klager een handelen of nalaten van een accountant heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren, maar wanneer een klager aan dat handelen of nalaten een vermoeden heeft verbonden of redelijkerwijs heeft kunnen verbinden dat het in strijd is met het bij of krachtens de Wta of de Wab bepaalde of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. Klager, van wie als ervaren curator bovendien mag worden verwacht dat hij meer dan de gemiddelde klager verstand heeft van financiële jaarverslaggeving, heeft reeds vanaf eind 2010 / begin 2011 – en aldus vóór 15 februari 2013 (aanvangstijdstip driejaarstermijn) – de feiten en omstandigheden geconstateerd op grond waarvan hij uiteindelijk de onderhavige klacht heeft ingediend, terwijl redelijkerwijs niet valt in te zien waarom hij niet reeds toen ook het vermoeden had of kon hebben dat het handelen of nalaten van betrokkene inzake meergenoemde jaarrekening volgens hem tuchtrechtelijk laakbaar was.

Uitspraken 13 juni 2016

Procedurenummer 15/2007 Wtra AK
Tuchtrechtelijke positie OKB-er. Onjuiste uitvoering opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling inzake een onjuist afgegeven beoordelingsverklaring met onthouding van conclusie. De Accountantskamer is van oordeel dat, nu is vastgesteld dat de door de collega-accountant opgestelde beoordelingsverklaringen, mede gezien de paragrafen 22 en 22A van NV COS 2400 ( zoals deze luidden in 2009) en artikel A-110.2 van de VGC, zonder nader onderzoek niet hadden mogen worden afgegeven en uit de verklaringen van betrokkene volgt dat hij in het kader van de OKB met de collega-accountant heeft gesproken over diens afwegingen om de beoordelingsverklaringen in deze vorm af te geven, betrokkene ter zake eveneens een tuchtrechtelijk verwijt treft. Immers, indien de opdracht waarop de OKB ziet, onjuist is uitgevoerd, en de betrokken OKB-er kennis heeft van de daarvoor van belang zijnde feiten en omstandigheden, hetgeen in casu het geval was, kan de OKB evenmin goed zijn gedaan. Maatregel: berisping.

Uitspraken 10 juni 2016

Procedurenummer 16/137 Wtra AK
Belastingfraude betrokkene. Definitieve doorhaling voor maximale termijn.

Uitspraken 6 juni 2016

Procedurenummer 15/2531 Wtra AK
Klacht deels niet-ontvankelijk i.v.m. verstrijken driejaarstermijn. I.v.m. aandelentransactie zijn er door de verkoper tussentijdse cijfers opgesteld van de moedervennootschap en een dochtervennootschap. Betrokkene heeft bij voormelde tussentijdse cijfers een goedkeurende verklaring afgegeven. Als gevolg van het verbreken van de fiscale eenheid tussen beide vennootschappen is in de balans bij de dochtervennootschap onder de vaste activa een post ‘latente belastingvordering verrekenbare verliezen’ en als tegenpost bij de moedervennootschap in de rekening-courant van de dochter aan moeder een post ‘doorbelasting latente belastingvordering verrekenbare verliezen’ opgenomen. Betrokkene heeft bij voormelde tussentijdse cijfers ook op dit punt een goedkeurende controleverklaring afgegeven. Klacht daarover is ongegrond.

Uitspraken 3 juni 2016

Procedurenummer 15/2235 Wtra AK
Niet voldoende voldaan aan de op betrokkene rustende zorgplicht bij de begeleiding en advisering van de verkoop van een deel van de onderneming van een cliënt. Waarschuwing.

Procedurenummer 15/2729 en 15/2730 Wtra AK
Zevende tuchtklacht van een voormalig deurwaarder tegen betrokken accountants, werkzaam bij het BFT, in het kader van het door hen uitgeoefende toezicht. Er is onder meer sprake van misbruik van tucht(proces)recht indien is gebleken dat op voorhand is uitgesloten dat de behandeling van de klacht zou kunnen bijdragen aan de doelstelling van de tuchtrechtspraak. Klager maakt misbruik van zijn bevoegdheid indien hij het indienen van de klacht, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de accountant achterwege had behoren te laten. Hiervan kan eerst sprake zijn als klager zijn klacht baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van tucht(proces)recht past terughoudendheid gelet op het recht op onbelemmerde toegang tot de tuchtrechter. In casu is er daadwerkelijk sprake van voormeld misbruik; klacht mitsdien niet-ontvankelijk. Tevens is de klacht niet-ontvankelijk in verband met het beginsel van ne bis in idem en/of het gesloten stelsel van rechtsmiddelen.

Uitspraken 30 mei 2016

Procedurenummer 15/1473 Wtra AK
Controle jaarrekening. Aandeelhouders van de vennootschap hebben een conflict en gaan uit elkaar; twee aandeelhouders (de facto klagers) bieden hun aandelenpakket conform de geldende blokkerings- en aanbiedingsregeling aan; voor de waardering van de aandelen vormde de te controleren jaarrekening van de moedervennootschap een uitgangspunt. In de jaarrekening van een Poolse dochter wordt conform lokale wettelijke voorschriften, anders dan in voorgaande jaren, het onroerend goed tegen historische kostprijs opgenomen. De Nederlandse moeder neemt deze waardering in de geconsolideerde jaarrekening vrijwillig over, terwijl in vorige jaren het onroerend goed daarin op basis van actuele waarde was opgenomen. Ten onrechte heeft betrokkene bij zijn beslissing deze vrijwillige stelselwijziging voor de geconsolideerde balans te accepteren niet centraal gesteld de vraag of een dergelijke vrijwillige wijziging leidde tot een belangrijke verbetering van het inzicht dat de jaarrekening gaf (artikelen 2:362 eerste tot en met vierde lid, 2:363, vierde en vijfde lid, en artikel 2:384 eerste en zesde lid BW juncto RJ 140), maar de vraag of het gevolg van de gepresenteerde waardering tegen historische kostprijs voor de jaarrekening van de moedervennootschap materieel zou zijn. Onvoldoende controlewerkzaamheden ter zake de rechtmatigheid van een verhoging van de managementfee van de achterblijvende directeur-grootaandeelhouder. Onvoldoende controlemaatregelen ingezet ter zake een materiele afwaardering van de voorraden. Deze post is in strijd met RJ 270, alinea 404, ook onvoldoende in de jaarrekening toegelicht. De goedkeurende verklaring van betrokkene ontbeert zodoende deugdelijke grondslag. Betrokkene is tekort geschoten bij zijn risico-taxatie en het nemen van specifieke maatregelen om de controle met voldoende diepgang te verrichten; hij had ter zake zijn controle bij klagers, die in het te controleren boekjaar operationeel en statutair directeur respectievelijk controller waren, informatie moeten inwinnen, ook al waren deze ten tijde van de controle arbeidsongeschikt. Berisping

Uitspraken 20 mei 2016

Procedurenummer 15/622 Wtra AK
Nadere uitwerking van het ne-bis-in-idembeginsel in het geval dat aan klager na de behandeling van een door hem tegen dezelfde accountant eerder ingediende en gegrond verklaarde klacht over de controle van een jaarrekening nieuwe feiten en omstandigheden bekend worden welke tot het oordeel zouden kunnen leiden dat ook op grond van die nieuwe feiten en omstandigheden de controle van die jaarrekening onjuist is uitgevoerd.

Procedurenummers 15/1081, 15/1082 en 15/1083 Wtra AK
Persoonsgericht onderzoek naar oud-bestuurder van een zorginstelling. De fundamentele beginselen van integriteit en objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid vereisen dat de accountant op een adequate wijze rekening houdt met de belangen van de personen, op wie zijn onderzoek betrekking heeft en hij zal er voor dienen te waken dat de bij zijn persoonsgericht onderzoek betrokken personen geen onnodige reputatieschade oplopen. In casu is het onderzoek/de rapportage op een aantal deelpunten met onvoldoende diepgang uitgevoerd, in dier voege dat betrokkenen betrekkelijk eenvoudig nader onderzoek hadden kunnen en moeten verrichten naar door hen in hun rapportage aan de orde gestelde punten, die de financiële integriteit van de betrokken oud-bestuurder raakten, en waarbij zij de vraag open hebben gelaten dat betrokkene onjuist gehandeld had.

Procedurenummer 15/2589 Wtra AK
Kantoortoetsing; gegrond; berisping.

Procedurenummer 16/3 Wtra AK
Klacht niet-ontvankelijk vanwege 3-jaars- en 6-jaarstermijn.

Uitspraken 9 mei 2016

Procedurenummer 15/1800 Wtra AK
Klachten over niet naleven non-concurrentie- en relatiebeding, tekortschieten in prestaties voor klanten klaagster en over overdracht dossier ongegrond.

Procedurenummer 15/1892 Wtra AK
Het in het kader van een behoorlijke tuchtprocesorde bestaande beginsel van concentratie van klachten heeft betrekking op klachten gericht tegen dezelfde accountant. Klagen tegen de ene accountant in een bepaald feitencomplex  staat niet in de weg aan naderhand klagen over hetzelfde feitencomplex tegen een andere accountant (kantoorgenoot van de eerste accountant).
Volgens vaste jurisprudentie dient de accountant het vertrouwelijke karakter van informatie die hij in het kader van zijn beroepsmatig en zakelijk handelen heeft verkregen, te eerbiedigen en mag hij deze informatie zonder specifieke machtiging daartoe niet aan een derde bekendmaken, tenzij wettelijk of beroepshalve een recht of plicht daartoe bestaat. Nu er in casu geen toestemming was van de betrokken cliënte (zie artikel 16, sub d VGBA), en zich geen van de andere in artikel 16 VGBA gemelde situaties voordeed, heeft betrokkene reeds daarom terecht de gevraagde informatie niet verschaft.
Geen rechtsregel bepaalt dat een klachtbehandelaar/collega-accountant van het kantoor van een accountant, waartegen klager een klacht heeft ingediend, onafhankelijk dient te zijn. Bij de afhandeling van die klacht dient hij wel objectief te werk te gaan. In casu is niet aannemelijk geworden dat hij niet objectief gehandeld zou hebben.

Procedurenummers 15/2076, 15/2123 en 2124 Wtra AK
Betreft civielrechtelijk geschil tussen een accountantsorganisatie en een voormalige contractpartner over de wijze van beëindigen van dit contract en het vermeende handelen daarna in strijd met rechten van de wederpartij. De CEO en CFO van de accountantsorganisatie worden tuchtrechtelijk aangesproken, mede voor de wijze waarop zij zich in de civielrechtelijke procedure uitlaten/verweren. Verweer van misbruik van tuchtrecht wordt verworpen nu niet is gebleken dat op voorhand is uitgesloten dat de behandeling van de onderhavige klachten zou kunnen bijdragen aan de doelstelling van de tuchtrechtspraak. De omstandigheid dat klaagster bij de onderhavige door haar geïnitieerde procedures naast een tuchtrechtelijk belang tevens andere belangen heeft, die niet samenvallen met deze doelstelling van de tuchtrechtspraak, betekent nog niet dat sprake is van misbruik van tuchtrecht.
Wat betreft de deelklacht gegrond op art. 32 Bta heeft te gelden dat de omstandigheid dat artikel 32 Bta ziet op accountantsorganisaties dit nog niet met zich mee brengt dat een vermeende schending van dit artikel door betrokkenen (CEO en CFO) niet tuchtrechtelijk toetsbaar zou kunnen zijn. 
Het beroep op niet-ontvankelijkheid wordt derhalve verworpen.
De inhoud van het schriftelijk verweer door de CEO (in casu o.m. standpunt innemende notities van de CEO aan de door de rechter aangestelde deskundige), als reactie op de stellingen van de wederpartij in de civielrechtelijke procedure, heeft niet het karakter van een persoonsgericht onderzoek, noch betreft het een assurance-opdracht. Wel betreft een dergelijk schriftelijk verweer een “professionele dienst” in de zin van art. 1 VGBA, nu het met toepassing van de vakbekwaamheid van een accountant is opgesteld, en dient het derhalve in overeenstemming met de vier in art. 3 VGBA genoemde fundamentele beginselen tot stand te zijn gekomen.
Herhaling van de vaste jurisprudentie van de Accountantskamer inzake het innemen van een civielrechtelijk standpunt door de accountant in zijn zakelijke betrekkingen. Niet gebleken is dat de CEO in zijn schriftelijke uitingen in de procedure een standpunt heeft ingenomen dat bewust onjuist of misleidend blijkt te zijn, noch dat hem in sterke mate verweten zou kunnen worden een onjuist of misleidend standpunt te hebben ingenomen.
Ook de andere gedragingen die klaagster de betrokken CEO en/of CFO tuchtrechtelijk verwijten, moeten worden aangemerkt als het handelen van accountants in hun zakelijke betrekkingen, zodat dit handelen eveneens het innemen van een civielrechtelijk standpunt betreft. Wederom niet aannemelijk geworden dat deze gedragingen bewust onjuist of misleidend tot stand zijn gekomen
Klacht ex art. 32 Bta: een schending van dit artikel door betrokkenen is niet aannemelijk geworden.
Klacht geheel ongegrond.

Uitspraken 4 april 2016

Procedurenummer 15/2590 Wtra AK
Accountant moet te allen tijde zorgdragen voor stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen. 
Bij kantoortoetsing (samenstelpraktijk) tekortkomingen vastgesteld in het stelsel van kwaliteitsbeheersing. Ook als de uitgevoerde toetsing geen hertoetsing was maar een toetsing, mogen bevindingen bij eerdere toetsing worden betrokken bij de beoordeling van een klacht over een latere toetsing. 
Definitieve doorhaling voor een termijn van twaalf maanden.

Uitspraken 26 april 2016

Procedurenummer 15/2163 Wtra AK
Een accountant moet bereid zijn aan zijn opdrachtgever en aan de curator in het faillissement van die opdrachtgever op diens verzoek in algemene zin informatie te verstrekken over de door hem ter uitvoering van zijn opdracht verrichte werkzaamheden. Die verplichting vindt zijn grondslag in het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid zoals bedoeld in artikel 2 onder d van de VGBA. Er bestaat geen algemene en onbeperkte verplichting om aan zijn opdrachtgever, laat staan aan de curator in het faillissement van die opdrachtgever, verantwoording af te leggen  in de vorm van het in afschrift verstrekken van het dossier van de accountant. Of een accountant gehouden is tot het verstrekken van (afschriften van) stukken is afhankelijk van de aard van de werkzaamheden die zijn verricht ter uitvoering van de opdracht, de deskundigheid van de opdrachtgever en overigens van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval.

Uitspraken 22 april 2016

Procedurenummers 15/2576 en 15/2768 Wtra AK
Retentierecht ziet op de door de accountant opgestelde stukken en niet op de administratie van klagers. Door te weigeren die administratie af te geven, heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Dat geldt ook voor het indienen van aangiften namens zijn cliënten zonder die aangiften eerst met hen te bespreken.

Uitspraken 18 april 2016

Procedurenummer 15/1303 Wtra AK
Beginselen van een behoorlijke procesorde die aan het indienen van een nieuwe klacht door dezelfde klager in de weg staan. Toepassing van het beginsel van ne bis in idem in samenhang met het beginsel van een gesloten stelsel van rechtsmiddelen in het geval dat een nieuwe klacht wordt ingediend over de vermeende onjuistheid van door/namens de aangeklaagde accountant gedane uitlatingen ter zitting bij de Accountantskamer of het College van beroep voor het bedrijfsleven of in een daarna gehouden zitting bij de civiele rechter over hetzelfde feitencomplex.

Procedurenummers 15/1996 en 15/1997 Wtra AK
Deels ongegrond en deels niet ontvankelijk op grond van 3-jaarstermijn, zoals art. 22 Wtra luidt sinds 1 januari 2014: voor aanvang van de daarin bedoelde termijn van drie jaren beslissend is of sprake is van een constatering van   geparafraseerd   het tuchtrechtelijk laakbare karakter van het handelen of nalaten van de accountant, dan wel van zodanige feiten dat daarop redelijkerwijs een vermoeden van zulk tuchtrechtelijk laakbaar handelen of nalaten kan worden gebaseerd. Daarbij is van belang hoe de klacht is omschreven, althans door de Accountantskamer moet worden opgevat. Het gaat er daardoor niet om of, en zo ja wanneer, een klager een handelen of nalaten van een accountant heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren, maar of en, zo ja, wanneer een klager heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat een handelen of nalaten in strijd is met het bij of krachtens de Wta of de Wab bepaalde of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

Uitspraken 11 april 2016

Procedurenummer 15/1928 Wtra AK
Gezien de bevindingen bij een door betrokkene zelf ingesteld onderzoek (aanzienlijke aantallen contante ontvangsten en uitbetalingen; geen functiescheiding en geen kasadministratie) bij een beleggingsmaatschappij, had betrokkene nimmer mogen overgaan tot het samenstellen van de jaarrekeningen van die beleggingsmaatschappij over een aantal jaren en had hij zijn opdracht daartoe moeten teruggeven. Verder vormden de contante ontvangsten en uitbetalingen een indicatie voor een melding op grond van de Wwft. Betrokkene heeft die melding niet gedaan en daarvoor geen goede reden aangevoerd. 
Ingeval een accountant met een samenstellingsopdracht gelden leent van een client moet hij afdoende waarborgen treffen om de bedreigingen die uit dat lenen voortvloeien voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.

Procedurenummers 16/972, 973, 15/2076, 15/2123 en 2124 Wtra AK
Afwijzing voeging en heropening van de behandeling van een eerdere klachtzaak, die voor uitspraak staat, met een nieuw ingediende klacht inhoudende dat betrokkenen tijdens de mondelinge behandeling van de eerdere klacht de Accountantskamer onjuist hebben geïnformeerd.

Uitspraken 25 maart 2016

Procedurenummers 15/1408 en 15/1409 Wtra AK
Beginselen van een behoorlijke procesorde, die aan het indienen van een nieuwe klacht door dezelfde klager in de weg staan. Ne bis in idem, gesloten stelsel van rechtsmiddelen, beginsel van concentratie van klachten. In casu de invloed van nieuw voorgedragen argumenten die klager al voorafgaand aan de behandeling van de nieuwe klacht bekend waren, althans redelijkerwijs bekend konden zijn.

Procedurenummer 15/1641 Wtra AK
Bij de controle van de eerste jaarrekening van een investeringsmaatschappij in vastgoed moet de accountant op grond van NVCOS 315 (dat inhoudt dat de accountant voldoende kennis van de entiteit moet vergaren) ook acht slaan op de inhoud van het voor de oprichting uitgegeven prospectus, omdat de accountant bij deze controle niet kan steunen op informatie verkregen bij eerdere controlewerkzaamheden. Betrokkene had gelet op het inzichtvereiste, erop moeten toezien dat in de jaarrekening expliciet was vermeld dat de aandelen in de vennootschappen waarin het vastgoed werd gehouden pas in de loop van het boekjaar waren verkregen zodat de gebruikers van de jaarrekening hadden beseft dat de verantwoorde huuropbrengsten niet op een heel jaar betrekking konden hebben.

Uitspraken 21 maart 2016

Procedurenummer 15/2042 Wtra AK
Accountant heeft over een reeks van jaren bewust te lage aangiften omzetbelasting gedaan door omzet te verschuiven naar latere jaren (teneinde daarvan liquiditeitsvoordeel te genieten). Strijd met de fundamentele beginselen integriteit en professioneel gedrag. Aannemelijk is dat hij wel de intentie had de verschuldigde bedragen alsnog te betalen, zoals die blijkt uit het opnemen van een passiefpost ter zake in zijn jaarrekeningen. Betrokkene heeft de fouten vrijwillig hersteld maar pas nadat de belastingdienst een onderzoek was gestart. Definitieve doorhaling voor een jaar.

Uitspraken 18 maart 2016

Procedurenummer 15/1442 Wtra AK
Rapport met persoonsgerichte aspecten.
Oordeel in rapport dat bestuur deelgemeente in strijd met de beginselplicht tot handhaving van overtreden wettelijke voorschriften heeft gehandeld doordat besluitvorming over handhavend optreden tegen moskee of legaliseren jarenlang is uitgebleven, in verschillende opzichten ontoereikend gemotiveerd en daarom in strijd met de eisen voortvloeiend uit het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid in de VGC. Daarmee is niet gezegd dat in het rapport ten onrechte is geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat tot 2011 is afgezien van handhavend optreden.

Procedurenummer 15/1866 Wtra AK
Verstrekt overzicht van de verwerking van ontvangen betalingen op openstaande bedragen geeft voldoende inzicht. Het overzicht had eerder verstrekt moeten worden maar die traagheid is onder de gegeven omstandigheden onvoldoende om de klacht gegrond te verklaren.

Uitspraken 14 maart 2016

Procedurenummer 15/2041 Wtra AK
Oplettendheid van de accountant vereist bij het indienen van belastingaangiften namens zijn cliënt. Daarbij moet hij acht slaan op signalen die duiden op het indienen van onjuiste aangiften. Meer oplettendheid mag worden verwacht naarmate de aangiften omzetbelasting zullen resulteren in hoge terug te geven bedragen. Parallel met regels uit NVCOS 4410 die gelden als de accountant bij de uitvoering van de opdracht constateert dat gegevens die door de leiding van de entiteit zijn verstrekt, onbevredigend zijn. Betrokkene is onzorgvuldig geweest bij het vastleggen van een geldleenovereenkomst tussen verbonden partijen, welke hij ter onderbouwing van de belastingaangiften aan de Belastingdienst heeft ingezonden. Betrokkene heeft en onrechte geen Wwft-melding gedaan. Berisping.

Procedurenummer 15/1726 Wtra AK
Brief op verzoek client die is ingebracht in procedure bij rechtbank ontbeert een deugdelijke grondslag. Betrokkene heeft verzuimd aan echtgenote van de aandeelhouder van een besloten vennootschap (die beiden klant zijn van betrokkene) te vragen of zij toestemming geeft voor beeindiging van haar pensioenopbouw in de vennootschap. Hij heeft daarna geacteerd alsof die toestemming wel was gegeven. Een en ander levert strijd op met fundamenteel beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Berisping.

Procedurenummer 16/10 Wtra AK
Klacht kennelijk niet-ontvankelijk i.v.m. driejaarstermijn. Zaak op de voet van art. 39 Wtra door de voorzitter zonder zitting afgedaan en niet ontvankelijk verklaard.

Uitspraken 7 maart 2016

Procedurenummers 16/7-111-112-113 Wtra AK
Voorzittersbeslissing. Kennelijk niet ontvankelijk i.v.m. verstreken zijn van de zesjaarstermijn.

Uitspraken 26 februari 2016

Procedurenummer 15/2120 Wtra AK
Rol van accountant bij conflictueuze situatie tussen clienten. Uit de VGBA vloeit niet als algemene regel voort dat een accountant zich na (en vanwege) het ontstaan van een (niet aanstonds overbrugbaar) belangenconflict tussen de bestuurders/aandeelhouders van een entiteit altijd dient terug te trekken als accountant van én de entiteit én alle bestuurders/aandeelhouders. Wel dient de accountant bij het verlenen van zijn professionele dienst in zo’n situatie van belangentegenstellingen voortdurend bedacht te zijn op mogelijke bedreigingen voor de naleving van die fundamentele beginselen. Doen er zich op enig moment omstandigheden voor die een bedreiging kunnen zijn voor het zich houden aan de fundamentele beginselen, dan dient de accountant (in de terminologie van artikel 21, eerste lid, van de VGBA) een toereikende maatregel te nemen, die ertoe leidt dat hij zich aan deze beginselen houdt. Extra waakzaamheid is geboden in het geval de accountant in een dergelijk conflictueuze situatie zich in zoverre terugtrekt dat hij zijn professionele diensten nog enkel voor een deel van zijn clienten voortzet. Daarbij past de waarschuwing voor de accountant dat schending van het fundamenteel beginsel van objectiviteit niet alleen aan de orde is indien wordt vastgesteld dat van een objectieve oordeelsvorming daadwerkelijk geen sprake is, maar ook indien duidelijk is dat de accountant zich heeft begeven in een situatie waarin zijn objectiviteit te zeer in het gedrang komt. Onder omstandigheden kunnen zich situaties voordoen waarin volledig terugtrekken als accountant van én alle bestuurders/aandeelhouders én de entiteit, in plaats van het eenzijdig door de accountant beëindigen van zijn opdrachtrelatie met een deel van zijn clienten, geboden is teneinde naleving van de fundamentele beginselen te waarborgen.
Komt de accountant in een situatie te verkeren dat hij in het vervolg alleen nog maar een deel van zijn clienten gaat bijstaan, dan vereist het fundamentele beginsel van objectiviteit allereerst dat de accountant ervoor zorgt dat het voor alle betrokken partijen duidelijk is dat hij vanaf enig moment alleen nog de belangen behartigt van één (deel) van de partijen. In een dergelijke situatie verdient voorts speciale aandacht het in acht nemen van de verplichting tot geheimhouding van informatie, en dan met name de informatie die als vertrouwelijk heeft te gelden tussen de accountant en de partij(en) wier belangen hij niet meer behartigt. In casu geen schending van de fundamentele beginselen.

Uitspraken 19 februari 2016

Procedurenummer 15/835 Wtra AK
Ontijdige en onjuiste beoordelingsverklaring inzake een jaarrekening, waarin i.v.m. het niet opnemen van een dividendbesluit een materiele onzekerheid, waarvan de omvang bekend is, voorkomt. Betrokkene had erop moeten aandringen dat inzake deze onzekerheid een toereikende toelichting in de jaarrekening werd opgenomen, inclusief een kwantificering van de effecten daarvan (zie onder meer randnummer 69 sub b. onder vi NV COS 2400, versie 16 december 2013). Nu een dergelijke toelichting ontbrak, had betrokkene moeten afwegen welke gevolgen dit had voor de af te geven beoordelingsverklaring. Met de bestaande summiere toelichting in het accountantsrapport gaf de jaarrekening in ieder geval niet het wettelijk vereiste inzicht. Daarnaast had betrokkene, nu hem de gevraagde documentatie omtrent het dividendbesluit niet ter beschikking was gesteld, onvoldoende assurance-informatie beschikbaar, hetgeen afhankelijk van de mogelijke effecten daarvan tot een conclusie met beperking of onthouding van een conclusie had moeten leiden (zie onder meer randnummers 75 tot en met 85 NVCOS 2400, versie 16 december 2013). 
Betrokkene had derhalve de verklaring in de vorm zoals deze is afgegeven, dan ook nooit in het maatschappelijk verkeer mogen brengen.
Betrokkene beheerst het systeem van het opmaken van de jaarrekening en het voorleggen aan de AVA niet, dan wel onvoldoende. Hiervoor vindt de Accountantskamer te meer een aanwijzing in het gegeven dat betrokkene tenminste tweemaal een beoordelingsverklaring heeft afgegeven bij de jaarrekening 2001 in 2013 en in 2014 en nochtans van mening is dat er nog geen jaarrekening tot stand is gekomen. Betrokkene is zich er kennelijk niet van bewust geweest dat hij zijn beoordelingsverklaring dient te dateren op de datum waarop hij zijn beoordeling heeft voltooid en niet eerder dan de datum waarop de leiding van de huishouding de jaarrekening heeft opgemaakt. Betrokkene heeft aldus onduidelijkheid gecreëerd over de status van de jaarrekening en gehandeld in strijd met zowel de indertijd geldende Richtlijnen voor de Accountantscontrole 910, alsmede de latere (voor toetsing van onderhavige klacht van belang zijnde) versies van de NVCOS 2400. 
Berisping.

Procedurenummer 15/1731 Wtra AK
Er is geen gedrag – of beroepsregel die het tegelijk (doen) verzorgen van de administratie alsook het samenstellen van de jaarrekening (mede) op basis van aan die administratie ontleende gegevens verbiedt. Daarbij geldt wel dat de accountant bij het verrichten van deze werkzaamheden ten allen tijde de fundamentele beginselen vervat in de VGC en de VGBA in acht moet nemen en zich moet houden aan de regels van NVCOS 4410.
Gezien de omstandigheden waarin de vennootschappen verkeerden had betrokkene bij het samenstellen moeten constateren dat de aan hem verstrekte gegevens onvolledig of anderszins onbevredigend waren in die zin dat hij zich had moeten afvragen of er aanleiding bestond om (hogere) voorzieningen te treffen. Onder verwijzing naar paragraaf 13 en 14 van NVCOS had betrokkene vervolgens nadere inlichtingen dienen in te winnen en verkregen informatie en ontvangen toelichtingen moeten verifiëren. Gezien diezelfde omstandigheden had op grond van het BW en de RJkl in de toelichting bij de jaarrekening een uiteenzetting opgenomen moeten worden over de invloed van die omstandigheden op het vermogen van de rechtspersonen en een uiteenzetting over die omstandigheden waarin de rechtspersonen verkeerden. De mededeling dat een duurzame voortzetting van de bedrijfsuitoefening niet onmogelijk is, kan naar het oordeel van de Accountantskamer niet worden aangemerkt als een zodanige uiteenzetting.
Waarschuwing.

Uitspraken 15 februari 2016

Procedurenummers 15/822 en 15/823 Wtra AK
Datgene waarvan betrokkenen klager en zijn echtgenote betichten, is het niet naleven van het in de managementovereenkomst vermelde relatie- en concurrentiebeding. Dat handelen rechtvaardigt naar het oordeel van de Accountantskamer niet het gebruik van het woord “malversaties”. Dat impliceert immers dat er sprake is van verduistering van toevertrouwde gelden of van fraude. Om die reden hadden betrokkenen zich van deze uitlating moeten onthouden. Dat handelen rechtvaardigt evenmin de kwalificatie “stelen”, zeker niet gelet op het toen al gegeven oordeel van de voorzieningenrechter over dat handelen. Een en ander levert strijd op het fundamentele beginsel van integriteit dat vergt dat de waarheid geen geweld wordt aangedaan.

Procedurenummer 15/853 Wtra AK
Het staat een accountant in het algemeen vrij civielrechtelijke rechtsmaatregelen te nemen tegen een cliënt die zijn declaraties niet betaalt, maar daarbij dient hij een zorgvuldige belangenafweging te maken tussen zijn eigen belang, te weten betaling van zijn declaraties, en de (voor hem kenbare) belangen van die cliënt, die als gevolg van die te nemen rechtsmaatregelen (kunnen) worden geschaad. Daarbij moet aangetekend worden dat het aanvragen van een faillissement een zeer vergaande rechtsmaatregel is, welke niet lichtvaardig door de accountant mag worden ingezet. Gelet op de voorafgaande (invorderings)maatregelen van betrokkene en gelet op het relatief lange tijdsverloop alvorens de gewraakte faillissementsaanvraag is gedaan, is de Accountantskamer van oordeel dat betrokkene in het onderhavige geval de hiervoor vermelde afweging juist heeft gemaakt en dat hij niet lichtvaardig het faillissement van klager heeft aangevraagd. Klacht ongegrond.

Procedurenummer 15/1903 Wtra AK
Niet aannemelijk geworden dat betrokkene niet of onvoldoende inlichtingen zou hebben verschaft aan een door de Ondernemingskamer benoemde deskundige, die onderzoek moest doen inzake een geschil tussen familieleden/aandeelhouders m.b.t. de familie-bv. Klacht ongegrond.

Uitspraken 12 februari 2016

Procedurenummer 15/597 Wtra AK
De Accountantskamer herhaalt dat een openbaar accountant van een entiteit met twee of meer bestuurders/aandeelhouders die optreedt voor die entiteit én die bestuurders/aandeelhouders, op grond van de VGC en haar opvolgster de VGBA, voortdurend bedacht moet zijn op mogelijke bedreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen. Doen zich op enig moment bedreigingen voor het niet naleven van de fundamentele beginselen voor, dan dient de accountant een toereikende maatregel te nemen, die ertoe leidt dat hij zich aan de fundamentele beginselen houdt. De gesignaleerde bedreiging(en), de beoordeling daarvan, de toegepaste maatregel(en) en de conclusie dient de accountant schriftelijk vast te leggen. Uit de fundamentele beginselen vloeit niet als algemene regel voort dat een accountant zich na (en vanwege) het ontstaan van een (niet aanstonds overbrugbaar) belangenconflict tussen de bestuurders/aandeelhouders van een entiteit altijd (zo spoedig mogelijk) dient terug te trekken als accountant van én de entiteit én de bestuurders/aandeelhouders. Dat neemt niet weg dat er zich situaties kunnen voordoen waarin volledig terugtrekken als accountant van én de bestuurders/aandeelhouders én de entiteit geboden is. Naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit (die in het gedrang kan komen bij het verrichten van werkzaamheden in het kader van een gerezen geschil tussen een cliënt en een voormalige cliënt, welke werkzaamheden een rol kunnen spelen in de beslechting van dat geschil) vergde in dit geval dat betrokkene zich ervan vergewist had of klagers toen werden bijgestaan door een andere accountant en/of een waarderingsdeskundige.

Procedurenummer 15/1230 Wtra AK
Klacht over waardering pensioenvoorzieningen voor zover ontvankelijk, ongegrond.

Uitspraken 29 januari 2016

Procedurenummer 15/1493 Wtra AK
Teruggave controle-opdracht. Verschil van inzicht van de opvolgende externe accountant inzake materiële posten. 
Opvolgend controlerend accountant heeft na zijn interimcontrole ernstige bedenkingen t.a.v. onder meer in de vorige jaarrekeningen doorgevoerde impairments op onroerend goed en de post ‘Overige schulden’ in de te controleren jaarrekening 2014 en acht zich genoodzaakt te onderzoeken in hoeverre foutherstel geboden is. De cliënt/klager wil niet meewerken aan nader onderzoek, althans wil voor het benodigde meerwerk, mede gezien de offerte bij aanvang van de opdracht, niet betalen.
De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene bij herhaling aan klager heeft meegedeeld, dat de informatie waarover hij beschikte, ontoereikend was om een controleverklaring bij de jaarrekening 2014 af te kunnen geven. Betrokkene heeft klager meerdere malen verzocht om toestemming voor het verrichten van meerwerk, teneinde afdoende controle-informatie te verkrijgen, echter klager heeft dit consequent geweigerd. Onder deze omstandigheden kan niet van een accountant worden verwacht dat hij desondanks nadere controle-informatie tracht te verkrijgen. Nu de posten betreffende de waardering van het onroerend goed en de post ‘Overige schulden’, waarvoor betrokkene over onvoldoende controle-informatie beschikte, zowel van materieel belang zouden kunnen zijn als een diepgaande invloed zouden kunnen hebben, heeft betrokkene terecht conform randnummer 13 sub b onder i NVCOS 705, nu dat ook praktisch uitvoerbaar was, de controle-opdracht teruggegeven.
Geen rechtsregel bepaalt dat betrokkene geen standpunt mag innemen dat afwijkt van de mening en het oordeel van de externe accountant die de vorige jaarrekeningen heeft gecontroleerd.

Uitspraken 25 januari 2016

Procedurenummer 15/854 Wtra AK
De verantwoordelijkheid van de controlerend accountant met betrekking tot fraude in de te controleren jaarrekening. In casu post onderhanden werk stelselmatig te hoog in de administratie opgenomen. Gezien de feitelijke omstandigheden, waarbij betrokkene gebruik heeft gemaakt van informatie (een totaallijst van onderhanden werken) afkomstig van de te controleren entiteit, had hij meer controle-informatie moeten verkrijgen over de nauwkeurigheid en de volledigheid van de verschafte lijst. Klacht gegrond; waarschuwing.

Uitspraken