Uitspraken 22 januari 2016

Procedurenummers 15/1867 en 15/1868 Wtra AK
De Accountantskamer is van oordeel dat klagers ten tijde van het feitelijk handelen en/of nalaten van betrokkenen dan wel zeer kort daarna daarvan hebben kunnen kennisnemen. Klagers hebben daarom meer dan drie jaar voor de indiening van het klaagschrift (redelijkerwijs) kunnen constateren dat er sprake was het verlenen van diensten aan partijen met tegengestelde belangen, van (mogelijke) zelftoetsing en het (mogelijk) niet eerbiedigen van het vertrouwelijke karakter van verkregen informatie, van (mogelijk) eigen belang van het kantoor van betrokkenen en van vertrouwdheid. De klacht is daarom niet-ontvankelijk.

Uitspraken 21 januari 2016

Procedurenummers 15/2076, 15/2123, 15/2124 en 16/243 en 16/244 Wtra AK
Late aanvulling van de klacht in het zicht van de al bepaalde mondelinge behandeling. Beslissing tot afsplitsing van de behandeling van de aangevulde klacht.

Uitspraken 11 januari 2016

Procedurenummer 15/1430 Wtra AK
Accountant stelt in opdracht van een cliënt ter ondersteuning van diens standpunt in een civiel geschil met een ex-cliënt van betrokkene een op Standaard 4400 NVCOS gebaseerd rapport op. Die ex-cliënt dient daarover een klacht in. Gegrond is het onderdeel van de klacht dat betrokkene vanwege de aan de orde zijnde bedreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen, in het bijzonder de objectiviteit, zichtbaar toepassing had moeten geven aan het in de artikelen 20 tot en met 22 VGBA bedoelde toetsingskader. Eveneens zijn gegrond de onderdelen van de klacht die zien op de vorm van de rapportage en de daarbij gebruikte bewoordingen. Betrokkene had in zijn rapport tegenstrijdige bewoordingen moeten vermijden, terwijl het gebruik van het begrip ‘feitelijke bevindingen’ in de gegeven omstandigheden niet was aangewezen, een en ander in verband met het gegeven dat betrokkene wist dat zijn rapport door zijn cliënt zou worden ingebracht in de inmiddels aanhangige civiele procedure tegen de ex-cliënt. Voor zover wordt geklaagd over de inhoud van het rapport is niet komen vast te staan dat de door betrokkene gepresenteerde aansluiting geen deugdelijke grondslag had. In zoverre is de klacht ongegrond. Volgt maatregel van waarschuwing.

Procedurenummer 15/1432 Wtra AK
In daags voor de zitting ingekomen verduidelijking van de klacht wordt aangevoerd dat betrokkene zich had dienen te realiseren voor welk doel de uitkomsten van zijn werkzaamheden gebruikt zouden worden. Deze stellingen kunnen niet worden beschouwd als een te late en daarom ongeoorloofde uitbreiding van de klacht, omdat de deugdelijkheid van verrichte werkzaamheden altijd mede moet worden beoordeeld aan de hand van de gemaakte afspraken over het doel van die werkzaamheden en over de beperkingen die mogelijk aan die werkzaamheden of de uitkomst daarvan kleven.
Het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid brengt mee dat een accountant, die werkzaamheden op zich neemt, zich ten allen tijde, voordat hij met die werkzaamheden aanvangt en ongeacht of die werkzaamheden onder enige standaard vallen, rekenschap geeft van en volstrekte duidelijkheid schept over het doel daarvan. Betrokkene heeft dat niet gedaan. Van betrokkene had voorts gevergd kunnen worden dat hij schriftelijk duidelijk had gemaakt dat hij indicatieve waarderingen en conceptberekeningen had vervaardigd. 
Ook als kennis wordt gegeven van indicatieve waarderingen van ondernemingen en van conceptberekeningen, moet, als er meer methoden bestaan om een onderneming te waarderen, op heldere wijze uiteen worden gezet welke methode is gehanteerd en waarom voor een bepaalde methode is gekozen, hoe een (concept)berekening tot stand is gekomen en welke gegevens daarbij in aanmerking zijn genomen en welke aannames daarbij zijn gehanteerd. Als er voor een voldragen waardering en berekening nog onvoldoende gegevens beschikbaar zijn, moet dat uiteraard vermeld worden. Berisping.

Uitspraken 8 januari 2016

Procedurenummer 15/831 Wtra AK
Betrokkene heeft jaarlijks geadviseerd over door dochtervennootschappen aan de enige aandeelhouder uit te keren dividend. In maart 2012 heeft hij in een e-mail met bijgevoegd een spreadsheet voorstellen gedaan voor mogelijke dividenduitkeringen. De eisen voortvloeiend uit het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid houden in dat betrokkene bij het formuleren van een zodanig voorstel duidelijk uiteenzet welke gegevens hij daarbij in aanmerking heeft genomen. Het voorstel waarop de klacht ziet, is gebrekkig. Zo blijkt niet aan de hand waarvan betrokkene heeft beoordeeld dat de ratio’s nog “voldoende tot goed” waren. Betrokkene diende voorts niet alleen oog te hebben voor het overschrijden van de grens voortvloeiend uit artikel 2:216, tweede lid (oud), van het BW (en dat wil dus zeggen: ultimo 2011), maar ook voor de solvabiliteit van de dochtervennootschap ten tijde van het formuleren van het voorstel drie maanden later en voor de solvabiliteit op het tijdstip waarop de voorgestelde uitkering wordt gedaan. In het verlengde daarvan diende hij de aandeelhouder uitdrukkelijk te wijzen op haar verplichting om te waarborgen dat de solvabiliteit ten tijde van het uitkeren van het voorgestelde dividend nog steeds “gezond” was. Waarschuwing.

Procedurenummer 15/1293 Wtra AK
Betrokkene heeft in opdracht van de ACM onderzoek gedaan naar de solvabiliteit en liquiditeit van klaagster i.v.m. het voornemen van de ACM om aan klaagster een boete op te leggen. Om te kunnen beoordelen of betrokkene bij de uitvoering van deze opdracht in strijd heeft gehandeld met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep verzoekt klaagster betrokkene om afschrift van zijn opdrachtbevestiging aan de ACM. Betrokkene weigert dat met een beroep op zijn geheimhoudingsverplichting; de ACM heeft desgevraagd betrokkene geen toestemming gegeven om aan klaagster een afschrift van de opdrachtbevestiging te doen toekomen. Klaagster meent dat betrokkene zich ten onrechte op zijn geheimhoudingsverplichting beroept. Zulks ten onrechte, mede gezien art. 16 sub d. stond het betrokkene niet vrij de tussen hem en de ACM geldende vertrouwelijkheid te doorbreken. Klacht ongegrond.

Procedurenummer 15/2044 Wtra AK
Omzetbelastingfraude van betrokkene voldoende aannemelijk gemaakt, ook al is betrokkene van zijn strafrechtelijke veroordeling in appel gegaan en heeft hij ter zitting bij de Accountantskamer niet willen verklaren. Klager, het openbaar ministerie, had toegezegd al hetgeen betrokkene ter zitting bij de Accountantskamer zou verklaren niet te zullen inbrengen in de strafprocedure. Ook aannemelijk is geworden dat betrokkene een professionele hennepplantage voerde. De belastingfraude is strijdig met de fundamentele beginselen van integriteit en professioneel gedrag (VGC); het houden van een professionele hennepplantage valt onder het bereik van het tuchtrecht en is strijdig met het fundamentele beginsel van professionaliteit (VGBA). Beide gedragingen zijn daarenboven ook in strijd met het belang van een goede beroepsuitoefening als bedoeld in art. 51, 1e lid, sub b. WAA respectievelijk art. 42, 1e lid, sub b. Wab.
Maatregel: doorhaling met een niet-herinschrijvingstermijn van 10 jaar.
(Bij beslissing van 26 november 2015, Wtra 15/2224, ECLI:NL:TACAKN:2015:125, was reeds bij wege van voorlopige voorziening de tijdelijke doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register bevolen.)

Uitspraken 18 december 2015

Procedurenummer 14/2716 Wtra AK
Uitspraak op klacht die om redenen van het algemeen belang is voortgezet door de AFM tegen de accountant die de jaarrekeningen 2008 en 2009 van Weyl heeft gecontroleerd. De klacht van de oorspronkelijke klagers is al bij tussenbeslissing van 30 oktober 2014 ontvankelijk geacht. Er is geen aanleiding om op dat oordeel terug te komen. Bij voortzetting van de klacht op basis van artikel 30 Wtra is geen hernieuwde beoordeling aangewezen van de ontvankelijkheid van de op aanwijzing van de Accountantskamer in de plaats getreden klager, voor zover het gaat om de oorspronkelijke klacht. Niet kan worden aangenomen dat de AFM een eigen, nieuwe klacht heeft ingediend. De AFM heeft slechts in andere bewoordingen hetzelfde verwijt geformuleerd. 
De door de AFM overgelegde stukken behoeven niet op grond van het beginsel van ‘fair trial’ buiten beschouwing van de klacht te worden gelaten. Die stukken zijn niet door betrokkene aan de AFM ter beschikking gesteld, terwijl de AFM die stukken niet zonder wettelijke basis heeft verkregen en de aan de AFM opgelegde verplichting tot geheimhouding/vertrouwelijkheid niet geldt tegenover de tuchtrechter.
De Accountantskamer mag acht slaan op wat zij heeft overwogen en geoordeeld in andere, gelijktijdig behandelde tuchtzaken tegen dezelfde accountant over hetzelfde feitencomplex en waarin die accountant zich behoorlijk heeft kunnen verweren en heeft verweerd. In de beslissing van heden in de tuchtklacht van de curatoren is al geoordeeld dat betrokkene de controle van de jaarrekeningen 2008 en 2009 van Weyl met onvoldoende diepgang heeft gepland en uitgevoerd, als gevolg waarvan betrokkene bij die jaarrekeningen een goedkeurende verklaring in het maatschappelijk verkeer heeft gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag kan worden vastgesteld. Voorts wordt acht geslagen op de door de accountantsorganisatie van betrokkene in november 2010 getrokken conclusie dat aan de hand van het controledossier 2009 onvoldoende is kunnen blijken dat de verzamelde controle-informatie toereikend is om de bij de jaarrekening 2009 afgegeven verklaring te onderbouwen, welke conclusie betrokkene onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Een en ander leidt ertoe dat de voortgezette klacht gegrond moet worden verklaard. 
Gelet op het verzuim en het ernstig gebrek aan vakbekwaamheid bij betrokkene, is de maatregel van doorhaling passend en geboden.

Procedurenummers 15/151 en 15/714 Wtra AK
Uitspraak op gevoegde klacht van de curatoren van Weyl en van belangenbehartigende stichting tegen de accountant die de jaarrekeningen 2008 en 2009 van Weyl heeft gecontroleerd. Verweer dat klacht van de stichting misbruik van klachtrecht oplevert, omdat die klacht is bedoeld om de niet-ontvankelijkheid van de curatoren te omzeilen, gaat op in het beroep van betrokkene dat de klacht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is. De klacht van de stichting is, voor die ziet op de controle van de jaarrekening 2008, is wegens overschrijding van de zesjaarstermijn uit artikel 22 Wtra niet-ontvankelijk. In dat verband is beslissend de datum van afgifte van de goedkeurende verklaring bij de jaarrekening 2008 en niet de latere toestemming van betrokkene om die goedkeurende verklaring openbaar te maken. Wat betreft de controle van de jaarrekening 2009 is de klacht van de stichting ontvankelijk. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van de klacht van de curatoren wegens termijnoverschrijding faalt, zowel wat betreft de controle van jaarrekening 2008 als die van jaarrekening 2009. Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene, althans zijn kantoor, zich steeds publiekelijk op het standpunt heeft gesteld dat de controle van de jaarrekeningen is uitgevoerd met inachtneming van alle geldende beroepsregels.
Klachtonderdeel dat betrokkene bij zijn controle de voorschriften omtrent onafhankelijkheid heeft nageleefd, is gegrond. Ten onrechte heeft betrokkene als controlerend accountant van Weyl de verbondenheid aan Weyl van zijn voorganger tevens voormalige superieur, terwijl die voormalig controlerend accountant nog steeds beschikte over een e-mailadres bij de accountantsorganisatie, niet aangemerkt als een bedreiging voor zijn onafhankelijkheid. Niet blijkt dat betrokkene aan die bedreiging aandacht heeft geschonken bij de cliënt- en opdrachtcontinuering en of welke waarborgen daartegen getroffen hadden moeten worden. 
Het klachtonderdeel over het niet verrichten van voldoende controlewerkzaamheden en het niet verkrijgen van voldoende en geschikte controle-informatie is behandeld aan de hand van de onderwerpen i) frauderisico’s, ii) goederenbeweging, inclusief voorraden, iii) debiteuren, inclusief factoring, iv) crediteuren en v) continuïteit. 
Wat betreft i) frauderisico’s wordt geconcludeerd dat betrokkene geen oog heeft gehad voor inherente risico’s of adequate waarborgen in de interne beheersing en in het geheel geen frauderisico’s heeft onderkend, wat niet voorstelbaar is. Daarnaast is gebleken dat betrokkene niet heeft uitgevoerd wat hij zich in de controleaanpak omtrent het frauderisico nog wel had voorgenomen. Betrokkene is op dit onderwerp in zeer ernstige mate tekortgeschoten.
Wat betreft ii) goederenbeweging wordt vastgesteld dat geen sprake is geweest van een diepgaand, sluitend onderzoek naar de goederenbeweging, de aansluiting daarvan met de geldbeweging en naar de voorraden, terwijl betrokkene in zijn controle juist zo’n belang had toegekend aan de goederenbeweging. Op basis van de verrichte werkzaamheden was evenmin een deskundig oordeel over de juistheid van voorraden mogelijk. Ook op dit onderdeel is betrokkene ernstig tekortgeschoten.
Wat betreft iii) debiteuren wordt vastgesteld dat betrokkene hieromtrent evenmin heeft voldaan aan de voor hem geldende vaktechnische regels en dat vele aspecten van dit onderdeel niet heeft beschikt over voldoende en geschikte controle-informatie. 
De voorgaande conclusie geldt evenzeer voor iv) crediteuren, waarbij daar met name het niet verrichten van controlewerkzaamheden omtrent de volledigheid van de verantwoorde inkoopfacturen opmerkelijk is.
Wat betreft v) continuïteit wordt vastgesteld dat betrokkene geen afzonderlijke controlewerkzaamheden heeft verricht, terwijl daar vanwege de zeer recente verruiming van de kredietfaciliteiten en het vrijwel onmiddellijk ontstaan van een substantiële overstand alle aanleiding toe was. 
De conclusie is dat betrokkene de waardekringloop binnen Weyl op meerdere onderdelen in volstrekt onvoldoende mate heeft onderzocht. De controle heeft feitelijk geen effectieve inhoud gehad; de controle is ontoereikend geweest in opzet en uitvoering. Een en ander leidt weinig twijfel dat indien wel toereikende controlewerkzaamheden waren verricht, betrokkene de ongegronde correctieboekingen in de grootboekrekeningen voorraden/inkopen, debiteuren en crediteuren wel had blootgelegd.
Tot slot is het klachtonderdeel dat betrokkene de in artikel 30 Wta bedoelde meldplicht heeft geschonden, door niet te melden dat tegen hem een tuchtklacht was ingediend.
De verzuimen van betrokkene kunnen niet anders worden aangemerkt dan als veelomvattend, ernstig en verstrekkend, waarbij het vertrouwen van het maatschappelijk verkeer in de beroepsgroep in ernstige mate is geschaad. Tevens is in aanmerking genomen dat betrokkene gedurende lange tijd de waarheid geweld heeft aangedaan door, ondanks de andersluidende uitkomst van een intern onderzoek naar het controledossier 2009, zich publiekelijk steeds op het standpunt te stellen dat zijn handelwijze en de uitgevoerde jaarrekeningcontroles voldeden aan de daaraan te stellen vaktechnische eisen.
Gelet op een en ander, in het bijzonder het ernstig gebrek aan vakbekwaamheid, is de maatregel van doorhaling passend en geboden.

Procedurenummer 15/1401 Wtra AK
Kantoortoetsing. Betrokkene drijft in de vorm van een eenmanszaak een accountantskantoor en is daarnaast ook vennoot van een ander accountantskantoor elders. Dat laatste kantoor, waaraan geen andere accountant is verbonden, wordt getoetst en bij die toetsing blijken vele zeer ernstige tekortkomingen, waarbij de indruk ontstaat dat betrokkene feitelijk niet of nauwelijks bemoeienis heeft met de accountantswerkzaamheden van dat andere accountantskamer. In een daaropvolgend gesprek met de Raad van Toezicht belooft betrokkene zijn verbondenheid aan dat kantoor te beëindigen, aan welke belofte betrokkene zich niet houdt. Dat leidt uiteindelijk tot een tuchtklacht, gebaseerd op een tekortschietend stelsel van kwaliteitsbeheersing. Die klacht is gegrond. Aangezien het maatschappelijk verkeer ernstig risico loopt bij voortzetting van accountantswerkzaamheden door betrokkene, is de maatregel van doorhaling passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt bepaald op 18 maanden.

Uitspraken 14 december 2015

Procedurenummer 15/1232 Wtra AK
Klacht over accountant die jaarrekeningen samenstelt van rechtspersonen die controleplichtig zijn geworden. Niet zonder meer valt in te zien dat het een accountant nimmer is toegestaan een samenstellingsopdracht te aanvaarden van een controleplichtige cliënt. Dat wordt anders zodra het de accountant duidelijk is of moet zijn dat de cliënt zich aan de controleplicht zal onttrekken.
Toen dat duidelijk was of had moeten zijn, had betrokkene zich dienen te realiseren dat hij op grond van het bepaalde in artikel A-110.2 van de VGC gehouden was te vermijden dat hij in verband werd gebracht met rapportages die naar zijn oordeel een bewering bevatten die niet volledig is. Evenzeer had betrokkene zich (op grond van het bepaalde in artikel B1.210.1 en B1.210.6 van de VGC) moeten afvragen of het onttrekken aan de controleplicht een bedreiging opleverde voor het continueren van de opdrachtrelatie. In dit geval waren er geen gegronde redenen waarom niet aan de controleplicht hoefde te worden voldaan. Daarom had betrokkene zijn opdracht tot het samenstellen moeten teruggeven en niet zijn samenstelwerkzaamheden moeten continueren. Met het afgeven van de samenstellingsverklaringen over een aantal daaropvolgende jaren heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A.100.4 onder e. van de VGC dat onder meer inhoudt dat een accountant zich houdt aan de voor hem geldende wet- en regelgeving.

Uitspraken 7 december 2015

Procedurenummer 15/551 Wtra AK
Klacht van voormalig aandeelhouder/bestuurder van moedervennootschap over de verwerking van de aan dochtervennootschap toekomende beheervergoeding en de ter zake getroffen voorziening in de jaarrekening van die dochtervennootschap. Na overdracht van die vordering, verdween die vordering en die voorziening echter uit de boeken bij de dochtervennootschap, wat echter geen vrijval van een voorziening ofwel resultaatboeking oplevert, zodat het klachtonderdeel ongegrond is. Evenmin is grond voor het klachtonderdeel dat sprake is geweest van onrechtmatig afzien van beheervergoeding, omdat dochtervennootschap niet gebonden is aan de overeenkomst van verkoop van aandelen in de moedervennootschap, in welk verband is afgesproken dat niet van de oorspronkelijke managementovereenkomst zou worden afgeweken. Het klachtonderdeel dat betrokkene had moeten onderkennen dat gelden frauduleus werden weggesluisd, is onvoldoende onderbouwd. Tot slot ontbeert het klachtonderdeel dat betrokkene in de verviervoudiging van toezichtkosten een aanwijzing voor fraude had moeten zien. Volgt ongegrondverklaring van de klacht in alle onderdelen.

Procedurenummer 15/1400 Wtra AK
Nba-klacht over kantoorkwaliteit. Vast wordt gesteld dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing na een herhaalde onvoldoende in 2010 opnieuw tekortschiet. Die constatering, gevoegd bij het niet voldoen aan de PE-verplichtingen, leidt tot de maatregel van doorhaling, onder bepaling van de termijn van niet-inschrijving op 18 maanden.

Uitspraken 30 november 2015

Procedurenummer 14/2615 Wtra AK
Klacht van drie financierende banken tegen de accountant die de jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 van de Eurocommerce Groep heeft gecontroleerd. Klachtonderdeel over verwerking van vordering op groepsmaatschappij is deels en klachtonderdeel over verwerking van bancaire financieringen en derivaten geheel niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. In geval van een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht in het kader van controlewerkzaamheden, mag van de bij de jaarrekeningcontrole betrokken accountant worden verwacht dat het verweer mede is ingericht aan de hand van (alle van belang zijnde stukken van) het controledossier. Als vastleggingen uit het controledossier in de tuchtprocedure uitblijven, kan weinig betekenis worden gehecht aan de stelling dat toereikende controle-informatie is verkregen. Vast wordt gesteld dat betrokkene volstrekt onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht op de materiële post van waardering van het onroerend goed/projecten. Wat betreft de waardering van onroerend goed in 2008 en 2009 geldt dat niet is gebleken dat betrokkene toereikende controle-informatie heeft verkregen in hoeverre de door de controlecliënt gevolgde gedragslijn van niet-afwaarderen binnen twee jaar na aankoop of oplevering viel te rijmen met de in de jaarrekeningen vermelde grondslag van ‘aanschafwaarde dan wel lagere marktwaarde’, terwijl sprake was van tegenstrijdige informatie. Betrokkene had aanvullende controlewerkzaamheden dienen te verrichten. Voor de waardering van het onroerend goed in 2010 heeft betrokkene zich gebaseerd op een door een makelaarsorganisatie uitgebracht rapport, maar betrokkene had dit rapport niet mogen opvatten als een ‘allesomvattende taxatie’. Betrokkene had onder meer moeten onderzoeken op welke gegevens dat rapport was gebaseerd, de volledigheid en de juistheid daarvan moeten vaststellen, terwijl niet blijkt dat betrokkene werkzaamheden heeft verricht aangaande de competentie, capaciteiten en objectiviteit van de deskundige, dan wel inzicht heeft verworven in het werk van de deskundige. Niet valt in te zien dat de afwegingen van betrokkene konden leiden tot de door hem getrokken conclusie dat hij voor de waardering per balansdatum mocht uitgaan van de door deskundige gehanteerde peildatum van 1 oktober 2010. Voorts valt niet in te zien dat betrokkene tot de afweging kon komen dat de opvatting van de controlecliënt om twee materiele panden niet af te waarderen, aanvaardbaar was. Betrokkene is omtrent de waardering van de onroerend goed in zijn controlewerkzaamheden in zeer ernstige mate tekort geschoten. Het klachtonderdeel over het onvoldoende controleren van de in 2009 doorgevoerde schattingswijziging inzake voorziening huurgaranties is eveneens gegrond als ook aangaande de schattingswijziging inzake voorziening groot onderhoud. Bij dat laatste moet worden vastgesteld dat betrokkene niet heeft onderkend dat geen sprake was van een schattingswijziging maar van een stelselwijziging, die had moeten worden toegelicht. Het klachtonderdeel over niet uitvoeren van voldoende controlewerkzaamheden aangaande de voorziening rechtsgeschillen is, voor zover dat ziet op 2008 en 2009, ongegrond doch aangaande 2010 gegrond; betrokkene had niet mogen afgaan op de schatting van de bedrijfsjurist van de controlecliënt zelf. Het klachtonderdeel over het verrichten van onvoldoende controlewerkzaamheden aangaande de rubricering van de schulden en de continuïteit is eveneens gegrond. Het klachtonderdeel aangaande niet vermelden van transacties met verbonden partijen is als onvoldoende onderbouwd ongegrond.
De slotsom is dat betrokkene de controle van de jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling heeft gepland en uitgevoerd. Als gevolg daarvan zijn bij die jaarrekeningen goedkeurende verklaringen in het maatschappelijk verkeer gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. De verzuimen van betrokkene moeten als zeer ernstig worden aangemerkt; het door het maatschappelijk verkeer te stellen vertrouwen in de beroepsgroep is in hoge mate geschaad. Betrokkene heeft daardoor blijk gegeven in meer opzichten niet te beschikken over voldoende vakbekwaamheid. Daarnaast heeft betrokkene de waarheid geweld aan gedaan door van een ondergeschikte accountant te verlangen het dossier 2010 ‘ op orde te brengen’  als gevolg waarvan deze ondergeschikte accountant ten onrechte zichzelf heeft vermeld als degene die de controlehandelingen heeft uitgevoerd en betrokkene ten onrechte de stukken als ‘ reviewer’ heeft afgetekend. De Accountantskamer acht daardoor de maatregel van doorhaling in het register passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt, rekening houdend met de twee andere, gelijktijdig uitgesproken maatregelen, in deze tuchtzaak bepaald op 4 (vier) maanden. Een en ander leidt tot een gecumuleerde termijn van 6 (zes) maanden.

Procedurenummer 14/3294 Wtra AK
Klacht van de curatoren van de Eurocommerce Groep tegen de accountant die de jaarrekening 2010 van de Eurocommerce Groep heeft gecontroleerd. De tegen deze klacht gevoerde formele verweren, strekkende tot onbevoegdheid van de Accountantskamer, althans tot niet-ontvankelijkverklaring van de klacht, falen. De bevindingen van de SRA leiden niet al tot ongegrondverklaring van de klacht; de Accountantskamer heeft zelfstandig haar oordeel te vormen en is niet gebonden aan de bevindingen of conclusies van andere instanties buiten de tuchtrechtspraak. 
In geval van een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht in het kader van controlewerkzaamheden, daaronder begrepen het daarbij naleven het fundamentele beginsel van objectiviteit en het daaruit volgende beginsel van onafhankelijkheid, mag van de bij de jaarrekeningcontrole betrokken accountant worden verwacht dat het verweer mede is ingericht aan de hand van (alle van belang zijnde stukken van) het controledossier. Als vastleggingen uit het controledossier in de tuchtprocedure uitblijven, kan weinig betekenis worden gehecht aan de stelling dat toereikende controle-informatie is verkregen en/of voormelde beginselen zijn nageleefd. 
In dit geval moet worden vastgesteld dat betrokkene het aangaan van een huurrelatie met één van de vennootschappen van zijn controlecliënt niet heeft aangemerkt als een zakelijke relatie die een bedreiging kon vormen voor zijn onafhankelijkheid. Betrokkene heeft voorts ten onrechte op ontkennende wijze vastgelegd dat de verhouding tussen het hogere honorarium voor overige dienstverlening en het lagere honorarium voor de controlewerkzaamheden geen bedreiging als gevolg van eigenbelang inhield. Daarnaast hield het in overleg met de controller van de controlecliënt zelf aanbrengen van correcties in balansposten en het zelf berekenen van bepaalde posten een bedreiging in van zelftoetsing. Voorts wordt vastgesteld dat betrokkene tegen de door hem gesignaleerde bedreigingen geen afdoende waarborgen heeft getroffen. De door betrokkene opgevoerde tweede, toeziend vennoot bleek in feite een regulier lid van het controleteam, terwijl van een rol van ‘reviewer’  of ‘deskundig sparringpartner’ evenmin is gebleken. Betrokkene heeft daardoor de omtrent de onafhankelijkheid geldende voorschriften overtreden. 
Daarnaast wordt vastgesteld dat betrokkene volstrekt onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht op de materiële post van waardering van het onroerend goed/projecten. Voor de waardering van het onroerend goed heeft betrokkene zich gebaseerd op een door een makelaarsorganisatie uitgebracht rapport, maar betrokkene had dit rapport niet mogen opvatten als een ‘allesomvattende taxatie’. Betrokkene had onder meer moeten onderzoeken op welke gegevens dat rapport was gebaseerd, de volledigheid en de juistheid daarvan moeten vaststellen, terwijl niet blijkt dat betrokkene werkzaamheden heeft verricht aangaande de competentie, capaciteiten en objectiviteit van de deskundige, dan wel inzicht heeft verworven in het werk van de deskundige. Niet valt in te zien dat de afwegingen van betrokkene konden leiden tot de door hem getrokken conclusie dat hij voor de waardering per balansdatum mocht uitgaan van de door deskundige gehanteerde peildatum van 1 oktober 2010. Voorts valt niet in te zien dat betrokkene tot de afweging kon komen dat de opvatting van de controlecliënt om twee materiele panden niet af te waarderen, aanvaardbaar was. Betrokkene is omtrent de waardering van de onroerend goed in zijn controlewerkzaamheden in zeer ernstige mate tekort geschoten. 
Wat betreft de waardering van de voorziening huurgaranties is eveneens gebleken dat betrokkene over de aanvaardbaarheid van die voorziening in de jaarrekening 2010 niet voldoende en geschikte controle-informatie heeft verkregen. Hetzelfde geldt voor de rubricering van de schulden en de continuïteit. Tot slot is gegrond het klachtonderdeel dat betrokkene ten onrechte heeft laten passeren de passage in het jaarverslag dat het bestuur van de Eurocommerce Groep vindt dat ‘haar administratieve organisatie/interne beheersing een goede mate van zekerheid geeft dat de financiële verslaglegging geen onjuistheden van materieel belang bevat en dat dit systeem in het verslagjaar naar behoren heeft gewerkt’, nu betrokkene wist die passage apert onjuist was en die passage het beeld beïnvloedt dat gebruikers krijgen van de jaarrekening en van de controlecliënt.
Betrokkene heeft daardoor de controle van de jaarrekening 2010 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling gepland en uitgevoerd. Als gevolg daarvan is bij de jaarrekening een goedkeurende verklaring in het maatschappelijk verkeer gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. De verzuimen van betrokkene moeten als zeer ernstig worden aangemerkt; het door het maatschappelijk verkeer te stellen vertrouwen in de beroepsgroep is in hoge mate geschaad. Daarnaast is zeer zorgwekkend te noemen dat betrokkene de jaarrekeningcontrole voor het overgrote deel zelf heeft uitgevoerd, terwijl sprake was van manifeste bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid, zonder adequaat functionerende waarborgen en zonder vastleggingen. Betrokkene heeft daardoor blijk gegeven in meer opzichten niet te beschikken over voldoende vakbekwaamheid. Daarnaast heeft betrokkene de waarheid geweld aan gedaan door van een ondergeschikte accountant te verlangen het dossier ‘ op orde te brengen’  als gevolg waarvan deze ondergeschikte accountant ten onrechte zichzelf heeft vermeld als degene die de controlehandelingen heeft uitgevoerd en betrokkene ten onrechte de stukken als ‘ reviewer’ heeft afgetekend. De Accountantskamer acht daardoor de maatregel van doorhaling in het register passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt, rekening houdend met de twee andere, gelijktijdig uitgesproken maatregelen, in deze tuchtzaak bepaald op 1 (een) maand. Een en ander leidt tot een gecumuleerde termijn van 6 (zes) maanden.

Procedurenummer 14/3295 Wtra AK
OM-klacht tegen de accountant die de jaarrekening 2010 van de Eurocommerce Groep heeft gecontroleerd. De tegen deze klacht gevoerde formele verweren, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de klacht, falen. De bevindingen van de SRA leiden niet al tot ongegrondverklaring van de klacht; de Accountantskamer heeft zelfstandig haar oordeel te vormen en is niet gebonden aan de bevindingen of conclusies van andere instanties buiten de tuchtrechtspraak. In geval van een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht in het kader van controlewerkzaamheden, daaronder begrepen het daarbij naleven het fundamentele beginsel van objectiviteit en het daaruit volgende beginsel van onafhankelijkheid, mag van de bij de jaarrekeningcontrole betrokken accountant worden verwacht dat het verweer mede is ingericht aan de hand van (alle van belang zijnde stukken van) het controledossier. Als vastleggingen uit het controledossier in de tuchtprocedure uitblijven, kan weinig betekenis worden gehecht aan de stelling dat toereikende controle-informatie is verkregen en/of voormelde beginselen zijn nageleefd. In dit geval moet worden vastgesteld dat betrokkene het aangaan van een huurrelatie met één van de vennootschappen van zijn controlecliënt niet heeft aangemerkt als een zakelijke relatie die een bedreiging kon vormen voor zijn onafhankelijkheid. Betrokkene heeft voorts ten onrechte op ontkennende wijze vastgelegd dat de verhouding tussen het hogere honorarium voor overige dienstverlening en het lagere honorarium voor de controlewerkzaamheden geen bedreiging als gevolg van eigenbelang inhield. Daarnaast hield het in overleg met de controller van de controlecliënt zelf aanbrengen van correcties in balansposten en het zelf berekenen van bepaalde posten evident een bedreiging in van zelftoetsing. Voorts wordt vastgesteld dat betrokkene tegen de door hem gesignaleerde bedreigingen geen afdoende waarborgen heeft getroffen. De door betrokkene opgevoerde tweede, toeziend vennoot bleek in feite een regulier lid van het controleteam, terwijl van een rol van ‘reviewer’  of ‘deskundig sparringpartner’ evenmin is gebleken. Betrokkene heeft daardoor de omtrent de onafhankelijkheid geldende voorschriften overtreden. Daarnaast wordt vastgesteld dat betrokkene volstrekt onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht op materiële posten als waardering van het onroerend goed/projecten en de rubricering van de langlopende en kortlopende schulden alsmede ten aanzien van de continuïteitsveronderstelling. Voor de waardering van het onroerend goed heeft betrokkene zich gebaseerd op een door een makelaarsorganisatie uitgebracht rapport, maar betrokkene had dit rapport niet mogen opvatten als een ‘allesomvattende taxatie’. Betrokkene had onder meer moeten onderzoeken op welke gegevens dat rapport was gebaseerd, de volledigheid en de juistheid daarvan moeten vaststellen, terwijl niet blijkt dat betrokkene werkzaamheden heeft verricht aangaande de competentie, capaciteiten en objectiviteit van de deskundige, dan wel inzicht heeft verworven in het werk van de deskundige. Niet valt in te zien dat de afwegingen van betrokkene konden leiden tot de door hem getrokken conclusie dat hij voor de waardering per balansdatum mocht uitgaan van de door deskundige gehanteerde peildatum van 1 oktober 2010. Voorts valt niet in te zien dat betrokkene tot de afweging kon komen dat de opvatting van de controlecliënt om twee materiele panden niet af te waarderen, aanvaardbaar was. Betrokkene is omtrent de waardering van de onroerend goed in zijn controlewerkzaamheden in zeer ernstige mate tekort geschoten. Hetzelfde geldt voor de rubricering van de schulden en de continuïteit. Betrokkene heeft daardoor de controle van de jaarrekening 2010 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling gepland en uitgevoerd. Als gevolg daarvan is bij de jaarrekening een goedkeurende verklaring in het maatschappelijk verkeer gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. De verzuimen van betrokkene moeten als zeer ernstig worden aangemerkt; het door het maatschappelijk verkeer te stellen vertrouwen in de beroepsgroep is in hoge mate geschaad. Daarnaast is zeer zorgwekkend te noemen dat betrokkene de jaarrekeningcontrole voor het overgrote deel zelf heeft uitgevoerd, terwijl sprake was van manifeste bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid, zonder adequaat functionerende waarborgen en zonder vastleggingen. Betrokkene heeft daardoor blijk gegeven in meer opzichten niet te beschikken over voldoende vakbekwaamheid. Daarnaast heeft betrokkene de waarheid geweld aan gedaan door van een ondergeschikte accountant te verlangen het dossier ‘ op orde te brengen’  als gevolg waarvan deze ondergeschikte accountant ten onrechte zichzelf heeft vermeld als degene die de controlehandelingen heeft uitgevoerd en betrokkene ten onrechte de stukken als ‘ reviewer’ heeft afgetekend. De Accountantskamer acht daardoor de maatregel van doorhaling in het register passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt, rekening houdend met de twee andere, gelijktijdig uitgesproken maatregelen, in deze tuchtzaak bepaald op 1 (een) maand. Een en ander leidt tot een gecumuleerde termijn van 6 (zes) maanden.

Procedurenummer 14/3296 Wtra AK
Klacht over uitvoering van jaarrekeningcontrole tegen accountant die wel lid was van het controleteam doch niet voor de controle-opdracht eindverantwoordelijk. De tegen die klacht opgeworpen formele verweren, allen strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de klacht, falen. Anders dan betrokkene meent, brengt het feit dat niet zij doch een andere accountant bij de jaarrekening een controle-verklaring heeft gegeven, niet al mee dat een klacht over die controle tegen haar ongegrond moet worden verklaard. Onjuist is immers het uitgangspunt dat bij een controle iedere tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van een bij een controle betrokken accountant wordt overgeheveld naar (alleen) de voor de controle-opdracht eindverantwoordelijk accountant. Elke accountant blijft immers steeds gebonden aan de fundamentele beginselen, waarop de accountant steeds tuchtrechtelijk aanspreekbaar is. In dit geval heeft betrokkene vragenlijsten ondertekend en gedateerd en heeft zij werkprogramma’s afgewerkt. Diegene die die lijsten dateert en ondertekent en de werkprogramma’s afwerkt, is volgens paragraaf 9. e.v. van Standaard 230 het lid van het controleteam dat de (onderliggende) controlewerkzaamheden inhoudelijk heeft uitgevoerd respectievelijk heeft beoordeeld. Die bepaling laat geen ruimte voor een opvatting dat een accountant die zich beperkt tot ‘alleen’ administratief op orde brengen van het controledossier, zich mag (laten) vermelden in de controledocumentatie als degene die de controlewerkzaamheden heeft uitgevoerd. Betrokkene heeft niet zelf de in de werkprogramma’s beschreven controlewerkzaamheden uitgevoerd en die werkzaamheden evenmin geëvalueerd. Zij heeft volstaan het administratief op orde brengen van het dossier en toch in de controledocumentatie doen opnemen dat zij ter zake controlewerkzaamheden heeft uitgevoerd. Betrokkene heeft daardoor in strijd gehandeld met de voor haar geldende regelgeving en op die wijze de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag in ernstige mate geschonden. Dit zou in beginsel een forse tuchtrechtelijke maatregel kunnen rechtvaardigen. Er is echter ook acht geslagen op hiërarchisch ondergeschikte positie van betrokkene en niet onvoorstelbaar is dat zij – als pas afgestudeerd accountant, onervaren in controle en in de positie van medewerker – zich niet voldoende vrij heeft gevoeld de door de door controle-opdracht verantwoordelijk accountant uitgevoerde controlewerkzaamheden op toereikendheid te toetsen. Alles afwegende wordt aan betrokkene de maatregel van waarschuwing opgelegd.

Uitspraken 27 november 2015

Procedurenummer 14/2715 Wtra AK
Samenstelopdracht jaarrekening twee vennootschappen die deel uitmaken van een groep vennootschappen. Aanvaardbaarheid hanteren continuïteitsveronderstelling in beide jaarrekeningen ontoereikend toegelicht. In beide toelichtingen wordt alleen ingegaan op de situatie van de groep. Er had echter per vennootschap een gerichte analyse moeten worden gemaakt van  de mogelijkheid om te komen tot duurzame voortzetting van het geheel van de werkzaamheden van de rechtspersoon en daarop had de toelichting per vennootschap moeten worden gebaseerd.

Procedurenummer 15/31 Wtra AK
Accountant neemt zitting in een raad van advies van een beleggingsvehikel, waarin hijzelf ook participant is. Voor zijn optreden in de raad van advies is hij zowel onder de werking van de Wet RA als de Wab op grond van de VGC en de VGBA tuchtrechtelijk verantwoordelijk. In deze functie heeft hij in strijd gehandeld met beginselen van professioneel gedrag en deskundigheid en zorgvuldigheid. Voorts heeft hij het conceptueel raamwerk niet toegepast.

Procedurenummer 15/990 Wtra AK
Een fiscalist-collega stelt (concept)aangiften IB/PH op voor clienten van betrokkene. Betrokkene licht deze (concept) aangiften aan de clienten toe. Hierdoor is er sprake van een dusdanige betrokkenheid van betrokkene bij deze aangiften dat hij reeds daarom voor de inhoud van deze aangiften mede tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid draagt. Van een fout in deze aangiften is overigens niet gebleken. Klacht ongegrond.

Procedurenummer 15/1087 Wtra AK
Klachten over het ertoe brengen om een hypotheek te vestigen op het woonhuis van klager en het niet nakomen van afspraken over te verrichten werkzaamheden deels te laat ingediend, omdat de strijdigheid met de regels voor accountants meer dan drie jaar voor het indienen van de klacht geconstateerd had kunnen worden, en voor het overige ongegrond omdat betrokkene geen verantwoordelijkheid draagt voor het handelen en nalaten van een aan zijn kantoor verbonden belastingadviseur die een eigen tuchtrecht heeft.

Uitspraken 26 november 2015

Procedurenummer 15/2224 Wtra AK
Bij de Accountantskamer is een door het Openbaar Ministerie ingediende klacht tegen betrokkene aanhangig waarin deze wordt verweten BTW-fraude gepleegd te hebben en een professionele hennepplantage te hebben gehad. Betrokkene is voor de BTW-fraude al door de strafrechter veroordeeld tot een gevangenisstraf; betrokkene is daarvan in hoger beroep gekomen. De NBA heeft hierin aanleiding gevonden om hangende de afhandeling van de klachtzaak een verzoek tot directe tijdelijke doorhaling als voorlopige voorziening ex art. 41 Wtra in te dienen. De Accountantskamer wijst dit verzoek toe.

Uitspraken 23 november 2015

Procedurenummer 15/938 Wtra AK
Eén van meerdere bestuurders van een onderneming, t.w. [A] leent via zijn persoonlijke holding een aanzienlijk bedrag van die onderneming. Betrokkene was verantwoordelijk voor de samenstelling van de jaarrekening van de onderneming. Gezien de bijzondere omstandigheden van het geval was sprake van een onduidelijkheid van materieel belang die geen verklaring vond in voorhanden stukken, terwijl het handelen van betrokkenes aanspreekpunt bij de vennootschap ([A]) zelf vragen opriep. Onder die omstandigheden had betrokkene, gelet op het bepaalde in NVCOS 4410 onder 14, bij de leiding van de entiteit aanvullende informatie moeten inwinnen en ‑ onder de hiervoor genoemde omstandigheden ‑ uiteraard elders dan bij [A]. In dit geval had het dus voor de hand gelegen dat betrokkene zich te dien einde had gewend tot de andere bestuurder/grootaandeelhouder, in casu: klager.

Deels onvoldoende toepassing van het conceptueel raamwerk bij het opschorten van werkzaamheden t.a.v. de jaarrekening 2014 en onjuiste belangenafweging bij het niet verstrekken van gegevens t.a.v. de jaarrekening 2013. Waarschuwing.

Uitspraken 20 november 2015

Procedurenummer 15/361 Wtra AK
Klacht van de Nba tegen voormalig directeur financiën en control van Vestia. Klaagster verwijt betrokkene dat hij in strijd met de beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid onvoldoende heeft gesignaleerd en geacteerd in zijn positie van financieel directeur en voorts dat de door de onderneming opgestelde jaarrekening 2010 niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen met name op het gebied van de verwerking van de derivatenpositie van de onderneming. De Accountantskamer wijst er allereerst op dat het handelen c.q. nalaten van betrokkene moet worden beoordeeld in de periode waarin dat heeft plaatsgehad en niet met de kennis van achteraf (geen “hindsight bias”). Door klaagster is niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene met al datgene, waarvan ten processe als niet weersproken is komen vast te staan dat hij aan toezichtshandelingen m.b.t. de treasury van de onderneming heeft uitgeoefend, tuchtrechtelijk verwijtbaar is tekort geschoten in de uitoefening van zijn taak. Hierbij is mede van belang dat andere toezichtsorganen zoals intern de raad van commissarissen, en extern het CFV en WSW het derivatenbeleid van Vestia steeds positief hebben beoordeeld en dat een extern deskundige, Deloitte FAS, positief heeft geadviseerd over de waardering van de derivatenportefeuille conform de methode van kostprijshedge-accounting en de controlerend accountants bij beide jaarrekeningen een goedkeurende verklaring hebben afgegeven en ook de administratieve organisatie en interne controle van de onderneming positief hebben beoordeeld. Voorts is niet door klaagster aannemelijk gemaakt dat betrokkene over onvoldoende deskundigheid beschikte voor zover het betrof zijn toezichthoudende taak op de treasury. Voorts heeft betrokkene terecht aangevoerd dat hij, als niet-bestuurder, niet verantwoordelijk was voor de door de onderneming op te stellen jaarrekening 2010. Hij heeft wel een verantwoordelijke rol gehad bij het opstellen van het concept van de samenstelling van deze jaarrekening. Klaagster heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt waaruit geconcludeerd zou moeten worden dat betrokkene ten tijde van zijn voorbereidende werkzaamheden betreffende de samenstelling van de jaarrekening 2010 er niet van heeft mogen uitgaan dat kostprijshedge-accounting op alle door de controller en de bestuurder tot stand gebrachte derivatencontracten kon worden toegepast.
De klacht wordt in alle onderdelen ongegrond verklaard.

Uitspraken 16 november 2015

Procedurenummers 14/2965-2966-2967 Wtra AK
Klacht tegen drie accountants van dezelfde accountantsorganisatie vanwege het accepteren van een cliënt terwijl er volgens klagers voldoende aanwijzingen bestonden dat deze nieuwe cliënt in het verleden klagers als ook andere cliënten van hetzelfde accountantskantoor financieel had benadeeld. Aan één van de accountants wordt specifiek verweten dat hij de opdracht van klagers tot het onderzoeken van de vermeende benadeling niet had mogen weigeren en dat hij in het licht van die benadeling bij de jaarrekening van klagers geen samenstellingsverklaring had mogen geven en voorgaande jaarrekeningen moeten doen corrigeren. Al deze klachten zijn ongegrond.

Uitspraken 9 november 2015

Procedurenummer 15/1728 Wtra AK
Niet voldoen aan verplichting tot toesturen verbeterplan en aan verplichting tot inzenden monitoringvragenlijsten levert schendingen op van het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Definitieve doorhaling voor een periode van vijf maanden.

Uitspraken 30 oktober 2015

Procedurenummer 15/334 Wtra AK
Kantoortoetsing. Betrokkene zegt toe geen assurance-opdrachten meer te zullen uitvoeren. V.w.b. aan assurance verwante opdrachten was betrokkene al een eind op weg om het stelsel van kwaliteitsbeheersing op het juiste niveau te brengen. Hij heeft daarvoor intussen ook bijstand gezocht van een professionele organisatie. Daarom kan worden volstaan met een berisping.

Procedurenummers 15/494 en 15/495 Wtra AK
Betrokkene sub 1 (openbaar accountant) heeft voor zijn cliënte een briefrapport opgesteld over de financiële situatie bij een cliënte en haar dochterondernemingen en de daaruit volgende bedrijfseconomische noodzaak tot ontslag van 2 werknemers. Dit briefrapport is vervolgens namens de onderneming ter ondersteuning als bijlage gevoegd bij de daadwerkelijke ontslagaanvraag voor deze werknemers. Betrokkene sub 2 (accountant in business) heeft als financieel directeur van de onderneming deze ontslagaanvrage begeleid en wist van het gebruik van het briefrapport. Het briefrapport maakt geen melding van een reeds ingezette reorganisatie, waardoor de in het rapport opgenomen toekomstgerichte financiële informatie, welke aan de gestelde noodzaak tot ontslag ten grondslag lag, niet juist kon zijn, en derhalve misleidend is. Ook op andere gronden is de in het rapport opgenomen informatie misleidend. Geconcludeerd moet dan ook worden dat betrokkene sub1 in zijn briefrapport gedeeltelijk eenzijdige, zijn cliënte welgevallige informatie heeft opgenomen, terwijl hij wist dat zijn verklaring zou worden gebruikt door het UWV bij de besluitvorming inzake de ingediende ontslagaanvraag. Betrokkene sub 2 heeft rechtstreeks voor haar onderneming van het deels misleidende briefrapport gebruik gemaakt bij de door haar begeleide ontslagaanvraag. Beide betrokkenen hebben daardoor in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit gehandeld. Berisping voor beiden.

Uitspraken 26 oktober 2015

Uitspraken 26 oktober 2015
Tal van klachten over verleende diensten (ook op fiscaal gebied) wel ontvankelijk maar ongegrond.

Uitspraken 23 oktober 2015

Procedurenummer 15/579 Wtra AK
Bij eerste toetsing beschikt kantoor AA niet over stelsel kwaliteitsbeheersing niet aan de daarvoor geldende eisen. AA heeft over de jaren 2010 tot en met 2012 niet het vereiste aantal van 120 PE punten gehaald. 
Definitieve doorhaling voor 18 maanden.

Procedurenummer 15/622 Wtra AK Wraking
Wrakingsverzoek afgewezen. Voor het overgrote deel is het verzoek te laat gedaan en voor zover het verzoek tijdig is gedaan, is het ongegrond. Anders dan verzoekster meent, heeft de voorzitter van de Accountantskamer geen enkele bemoeienis met organisatorische aspecten, waaronder toedeling van zaken, van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Toepassing van de anti-misbruik bepaling omdat verzoekster stelt niet te zullen berusten in welke haar onwelgevallige uitspraak dan ook en de leden van de wrakingskamer in dat geval ook als ‘besmet’ te beschouwen, waardoor het wrakingsverzoek is ingegeven door verzoeksters wens om bij voorbaat gelijk te krijgen.

Uitspraken 16 oktober 2015

Procedurenummer 15/307 Wtra AK
Opdracht door bestuur van stichting tot samenstellen jaarrekening over voorafgaande jaar. Klacht houdt in dat betrokkene in de jaarrekening ten onrechte kosten heeft opgenomen, terwijl er geen deugdelijke grondslag voor deze kosten was. Wat klager heeft aangevoerd biedt onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat betrokkene ingevolge het bepaalde onder punt 14. van de Nadere voorschriften controle en overige standaarden (NVCOS) 4410 bij de stichting inlichtingen had moeten inwinnen om de betrouwbaarheid en volledigheid van de verstrekte informatie (nader) vast te stellen of de verkregen informatie te verifiëren. Wat de rechtbank in een vonnis dat veel later is gewezen, heeft geoordeeld over twee facturen, hoefde betrokkene niet te weten. Een derde factuur heeft betrekking op een eerder jaar. Aangezien de jaarrekening over dat eerdere jaar al was opgemaakt, toen deze factuur ter beschikking werd gesteld, zijn deze kosten verantwoord in de jaarrekening over het jaar nadien, toen ze ook zijn betaald. Deze handelwijze strookt met de toepasselijke regels.

Procedurenummer 15/930 Wtra AK
Betrokkene is werkzaam als accountant in business en heeft via zijn vennootschap een overeenkomst van opdracht gesloten met SNSPF. Met SNSPF is betrokkene in contact gebracht door een derde, via een medewerker van SNSPF die aldaar op interim basis werkzaam was. Op verzoek van de derde werd de betaling van de met hem afgesproken fee door betrokkene niet rechtsreeks aan hem gedaan maar aan een vennootschap van de interim-medewerker bij SNSPF. Betrokkene stuurde deze medewerker kopieën van de door hem bij SNSPF ingediende facturen ter zake van de door hem gewerkte uren. Deze medewerker berekende de omvang van de fee en stuurde facturen met als omschrijving ‘adviesdiensten’ op naam van zijn vennootschap aan betrokkene, die vervolgens de gefactureerde bedragen betaalde. Daarna stuurde de derde op naam van een in Tsjechië gevestigde vennootschap facturen aan de betreffende vennootschap van de medewerker bij SNSPF met als omschrijving ‘consultancy services’ die hierna door deze vennootschap op haar beurt aan de derde werden betaald.
Gezien dit feitencomplex had betrokkene aanleiding moeten zien zich af te vragen om welke reden de facturen werden gepresenteerd zoals ze werden gepresenteerd en als waarborg in ieder geval uitleg moeten vragen aan die derde om daarna voor zichzelf te kunnen beoordelen of die facturen juist waren ingericht en niet misleidend waren en aldus ertegen te waken niet in overeenstemming met de fundamentele beginselen van integriteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, en professioneel gedrag (zoals uitgewerkt in hoofdstuk A-110, A-130.4 en A-150) te handelen. Betrokkene heeft dit nagelaten en bijgevolg geen toepassing gegeven aan het conceptueel raamwerk van de VGC.
Betrokkene kreeg op enig moment voor door hem zelf aangebrachte medewerkers bij SNSPF een tegenvordering op die derde; daarvoor factureerde hij niet rechtstreeks aan die derde, maar aan de bevriende onderneming van de medewerker bij SNSPF. De Accountantskamer is te dier zake van oordeel dat een factuur die door een accountant op naam wordt gesteld van een partij die de dienst niet heeft verleend en die (zelf) niet gehouden is tot betaling van de factuur, niet nauwgezet is en het opmaken daarvan strijd oplevert (in ieder geval) met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid.
Berisping.

Uitspraken 12 oktober 2015

Procedurenummer 15/784 Wtra AK
OM-klacht inzake het bewust indienen van onjuiste aangiften BTW gegrond. De flagrante schending van de beroepsregels leidt tot de maatregel van doorhaling, onder bepaling van de duur van niet-inschrijving op 10 jaren.

Uitspraken 9 oktober 2015

Procedurenummer 15/34 Wtra AK
Aan betrokkene is (met het oog op een besluit over de aanspraak van klaagster op schadevergoeding) verzocht een onderbouwde conclusie te verstrekken met betrekking tot de stelling of klaagster tijdens de marktomstandigheden eind 2004/2005 in staat zou zijn geweest om de bouw van zes schepen te kunnen financieren. In het rapport heeft betrokkene onder meer geconcludeerd dat het zeer twijfelachtig is of een bank de voorfinanciering tijdens de bouw op zich zou hebben genomen. Aan de uitkomst van de werkzaamheden die ter uitvoering van die opdracht zijn verricht, een aspect van assurance niet kan worden ontzegd, zodat die werkzaamheden te allen tijde (en in ieder geval) moeten voldoen aan alle eisen die voortvloeien uit het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de VGC. Die eisen houden onder meer in dat de uitkomst van de werkzaamheden (kortheidshalve: het rapport), gelet op de voor betrokkene beschikbare gegevens, geen onjuiste informatie mag bevatten, dat de bevindingen/conclusies van het rapport een deugdelijke grondslag moeten hebben en dat het rapport, voor zover de conclusies niet zonder meer volgen uit de beschikbare gegevens, duidelijke voorbehouden moet bevatten, en, voor zover ook andere conclusies mogelijk zijn, de redenen moet bevatten waarom die conclusies niet zijn getrokken. De onderbouwing van de bevindingen die ten grondslag liggen aan de hiervoor weergegeven conclusie is in meer opzichten ondeugdelijk.

Uitspraken 25 september 2015

Procedurenummers 15/1247-1248-1249 Wtra AK
In casu voor de 5e keer een klacht inzake een bepaald feitencomplex. Daarbij heeft te gelden dat volgens vaste jurisprudentie van de Accountantskamer het niet verenigbaar is met de eisen van een behoorlijke tuchtprocedure, dat een klager een in een bepaald feitencomplex grondslag vindende klacht bij de tuchtrechter indient, terwijl dit feitencomplex reeds ten tijde van een eerdere klacht bij de klager bekend was of redelijkerwijs had kunnen zijn. Voorts brengen eisen van een goede tuchtprocesorde met zich dat een klager zoveel mogelijk zijn klachten tegen een accountant tegelijk in één tuchtprocedure aanhangig maakt. Zulks geldt te meer indien alle klachten hun grondslag vinden in hetzelfde feitencomplex.

Procedurenummer 15/1474 Wtra AK
Niet betalen eerder opgelegde geldboete ad € 5.000,=. Alsnog op de voet van artikel 5, vierde lid Wtra oplegging van de maatregel van doorhaling met een niet herinschrijvingstermijn van 5 maanden.

Uitspraken 18 september 2015

Procedurenummer 14/3168 Wtra AK
Accountant van maatschap met twee maten, tevens de accountant van een van de maten handelt na het ontstaan van een belangenconflict tussen de dan voormalige maten in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit. Hij heeft niet gewaakt voor de indruk van ongepaste beïnvloeding van zijn oordeelsvorming door voor de ene maat (klager) te verzwijgen dat hij de tekst van de e-mail die hij aanvankelijk aan beide maten wilde sturen, had afgestemd met de andere maat en zelfs had aangepast op een punt dat wezenlijk was voor de eerder gevoerde discussie tussen de beide voormalige maten. Berisping.

Procedurenummer 15/728 Wtra AK
Onder omstandigheden rust op de accountant die een samenstelrelatie met zijn cliënt heeft, indien zijn cliënt met hem een adviesgesprek heeft en daarbij aangeeft zijn bedrijfspand te willen verkopen, de zorgplicht de cliënt erop te attenderen dat hypotheekbanken bij vervroegde aflossing regelmatig recht hebben op betaling van boeterente. In casu is er echter geen sprake van dergelijke omstandigheden, Klacht ongegrond.

Procedurenummer 15/1131 Wtra AK
Niet betalen van eerder opgelegde geldboete ad € 2.450,=. Daarom alsnog tijdelijke doorhaling van 2 maanden.

Uitspraken 14 september 2015

Procedurenummer 14/3183 Wtra AK
Klager dient de feitelijke grondslag van zijn klacht aannemelijk te maken. In casu is dat niet geschiedt. Klacht ongegrond.

Procedurenummer 15/477 en 15/672 Wtra AK
Samenstellingsopdracht. Mede gezien de zelf door klaagster/opdrachtgeefster aangeleverde gegevens, bijwonen van de bespreking en later mede ondertekening van de (concept)jaarrekeningen bestond er geen reden bij betrokkene om te twijfelen aan de juistheid van de opgegeven informatie.

Procedurenummer 15/830 Wtra AK
Klacht over accountant die in opdracht van advocatenkantoor, die een geschil heeft met een voormalig cliënt, bankafschriften heeft vergeleken met en heeft gerapporteerd over een door dat advocatenkantoor opgesteld financieel overzicht van ontvangsten en betalingen op derdengeldrekeningen. Geconstateerd wordt dat de rapportage duidelijk is in wat wel en wat niet is gedaan en dat de bewoordingen meer feitelijk zijn dan concluderend, terwijl betrokkene van zijn opdrachtgever heeft geëist dat die de rapportage alleen tezamen met de opdrachtbevestiging mocht openbaren. Dit alles kan de toets der kritiek doorstaan. Tevens zijn andere klachtonderdelen over de inhoud van de rapportage hetzij feitelijk onjuist dan wel onvoldoende onderbouwd. Tot slot, het klachtonderdeel dat betrokkene niet objectief heeft gehandeld, is evenmin onderbouwd. Volgt ongegrondverklaring van de klacht.

Procedurenummer 15/929 Wtra AK
Klacht van voormalig cliënte, die tot betaling van achterstallige facturen wordt aangesproken, over het vervalsen van haar handtekening onder opdrachtbevestigingen, onder verwijzing naar een in haar opdracht opgesteld rapport van een forensisch schriftexpert. Vanwege het feit dat klaagster heeft erkend wel enig stuk te hebben ondertekend, zij in een emailbericht zelf heeft gesproken over ‘andere afspraken’ en het nodige valt af te dingen op het door haar overgelegde deskundigenrapport, is niet aannemelijk geworden dat betrokkene zich heeft bediend van opdrachtbevestigingen waarop de handtekening van klaagster is vervalst en bijgevolg is niet aannemelijk geworden dat betrokkene over die ondertekening een stelling heeft ingenomen waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen. Volgt ongegrondverklaring van de klacht.

Procedurenummer 15/1161 Wtra AK
Het voeren van de handelsnaam X-accountants en het gebruiken van de domeinnaam X-accountants.nl door een kantoor waaraan maar één accountant is verbonden, levert op zichzelf beschouwd geen schending op van  het fundamentele beginsel van integriteit. Andere omstandigheden die het oordeel rechtvaardigen dat betrokkene niet eerlijk en oprecht is opgetreden en de waarheid geweld heeft aangedaan, zijn niet gebleken. Betrokkene legt op de website van het kantoor duidelijk uit dat het een eenmanskantoor is. 

Niettemin verdient het geen aanbeveling om een kantoornaam te voeren die suggereert dat er meer dan één accountant aan het kantoor is verbonden, terwijl dat feitelijk niet het geval is.

Uitspraken 28 augustus 2015

Procedurenummer 14/2794 Wtra AK
RA aanvaardt opdracht van klager en de voormalige werkgever van klager, een ministerie, tot kennisneming van de inhoud van het dossier van klager, zoals dat door beide partijen afzonderlijk is samengesteld, en vormt zich daarover een oordeel. Hij brengt daarna een schriftelijk gemotiveerd advies uit. Dit advies bevat tevens een berekening van een passend en toereikend geachte financiële vergoeding ter zake van de compensatie van de door klager ten gevolge van onrechtmatig en/ of verwijtbaar handelen en nalaten door het ministerie geleden en toekomstige schade. Klager en het ministerie hebben ingestemd met een Reglement dat betrokkene aan hen heeft voorgelegd. Daarin wordt de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van betrokkene uitgesloten. 
Die uitsluiting stond betrokkene nu hij op het tijdstip waarop hij het Reglement aan klager en het ministerie heeft voorgelegd en ten tijde van het uitbrengen van het rapport ingeschreven stond als registeraccountant, niet vrij. Een overeenkomst die een verbod tot klagen inhoudt of een uitsluiting van tuchtrechtelijke aansprakelijkheid, kan aan de bevoegdheid tot klagen, toegekend in artikel 22 van de Wtra, niet afdoen, ook niet als de bepaling zoals in dit geval is gebeurd, is opgenomen in een Reglement waarmee de partijen, aan wie advies wordt uitgebracht, hebben ingestemd. Het uitsluiten van civielrechtelijke aansprakelijkheid door een accountant levert in het kader van de in acht te nemen fundamentele beginselen slechts onder bijzondere omstandigheden een gegrond tuchtrechtelijk verwijt op. Zodanige omstandigheden zijn gesteld noch gebleken.
Dat laat onverlet dat de civiele rechter in een voor hem aanhangige zaak kan oordelen dat betrokkene zich niet kan beroepen op uitsluiting van zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid. Of dat oordeel op haar plaats is, kan hier onbesproken blijven.
Reglement bevat bepaling dat betrokkene eerst na instemming klager en het ministerie deskundigen mag raadplegen. Betrokkene heeft een jurist geraadpleegd en met deze overleg gehad over zijn beoordeling van de strekking en inhoud van een gevoerde bestuursrechtelijke procedure en zijn inschatting van de kans van slagen van een door klager aan te spannen civielrechtelijke procedure. Betrokkene heeft ook overleg gehad met een loopbaanadviseur. Van dit raadplegen en van de uitkomsten van het gevoerde overleg heeft betrokkene klager en het ministerie geheel onkundig gelaten. Strijd met deskundigheid en zorgvuldigheid/vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Procedurenummer 15/733 Wtra AK
Een openbaar accountant van een entiteit met twee bestuurders/aandeelhouders die optreedt voor én de entiteit én voor één van de bestuurders/aandeelhouders, moet voortdurend bedacht zijn op mogelijke bedreigingen voor de naleving van alle fundamentele beginselen. Doen zich zodanige bedreigingen voor, dan dient hij een toereikende maatregel te nemen die ertoe leidt dat hij zich aan de fundamentele beginselen houdt. Slaagt hij er niet in een zodanige maatregel te nemen, dan hoort hij de professionele dienst te beëindigen. De bedreiging, zijn beoordeling, de toegepaste maatregel en zijn conclusie dient de accountant op grond van het derde lid van artikel 21 van de VGBA vast te leggen.
Van betrokkene had mogen worden verwacht dat hij zijn verweer dat hij maatregelen heeft genomen om de gesignaleerde mogelijke bedreiging(en) voor zijn objectiviteit weg te nemen, had onderbouwd met de schriftelijke vastleggingen van een en ander in zijn dossier. Betrokkene heeft dat nagelaten en daarom moet ervan worden uitgegaan dat hij aan de betrokkenen niet duidelijk heeft gemaakt wat zijn positie was ten opzichte van de entiteit en ten opzichte van de bestuurders/aandeelhouders.
Daarvan uitgaande heeft betrokkene na de opzegging van de opdracht namens de entiteit door een van de bestuurders/aandeelhouders van de entiteit vanwege een evident belangenconflict tussen de beide bestuurders/aandeelhouders, en het bestrijden van die opzegging door het kantoor van betrokkene met dezelfde argumenten als gebezigd door de andere bestuurder/aandeelhouder, die zich door dezelfde advocaat als dat kantoor lieten bijstaan, andermaal het fundamentele beginsel van objectiviteit geweld aangedaan doordat hij onder die omstandigheden zijn werkzaamheden voor de entiteit niet heeft beëindigd. Berisping.

Uitspraken 24 augustus 2015

Procedurenummer 14/3184 Wtra AK
Deskundige rapportage aan faillissementscurator. Gedegen beantwoording van door derden gesteld vragen n.a.v. het rapport. Klacht ongegrond.

Procedurenummer 15/707 Wtra AK
Kantoortoetsing. Onvoldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing, ook bij de hertoetsing. Doorhaling voor de duur van 18 maanden.

Uitspraken 21 augustus 2015

Procedurenummer 15/66 Wtra AK
Het is vaste jurisprudentie van de Accountantskamer dat, behoudens bijzondere omstandigheden, het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen al dan niet in rechte innemen van een civielrechtelijk standpunt in het kader van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen van integriteit en professioneel gedrag (artikel A-100.4 sub a. juncto A-110.1, c.q. A-150.1 VGC) niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan leiden. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is onder meer sprake indien geoordeeld zou moeten worden dat een door een accountant ingenomen standpunt bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw, blijkt te zijn of naar zijn aard bezien door een redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep . De Accountantskamer voegt daaraan toe dat onder bijzondere omstandigheden ook de beginselen van objectiviteit en of deskundigheid (in de terminologie van de VGBA: vakbekwaamheid) en zorgvuldigheid kunnen zijn geschonden en dat zulks ook het geval kan zijn, indien betrokkene weliswaar niet bewust onjuist of misleidend een standpunt heeft ingenomen, maar hem wel in sterke mate verweten kan worden een onjuist of misleidend standpunt te hebben ingenomen. Waarschuwing.

Procedurenummer 15/295 Wtra AK
Accountantskamer onbevoegd om te oordelen over schadevergoeding. In casu sprake van diverse accountantswerkzaamheden voor diverse gelieerde vennootschappen. Ten onrechte betrokkenheid bij administratie en samenstellen jaarrekening en daarna de controle van die jaarrekening in één van die vennootschappen. (Niet materiele) fout bij uitsplitsing en weergave van het vermogen in de samengestelde jaarrekening in een andere vennootschap. Ernstige fout in weergave en toelichting van resultaat en vermogen bij samenstelling van de enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekening van de beheervennootschap.

Uitspraken