Uitspraken 26 november 2015

Procedurenummer 15/2224 Wtra AK
Bij de Accountantskamer is een door het Openbaar Ministerie ingediende klacht tegen betrokkene aanhangig waarin deze wordt verweten BTW-fraude gepleegd te hebben en een professionele hennepplantage te hebben gehad. Betrokkene is voor de BTW-fraude al door de strafrechter veroordeeld tot een gevangenisstraf; betrokkene is daarvan in hoger beroep gekomen. De NBA heeft hierin aanleiding gevonden om hangende de afhandeling van de klachtzaak een verzoek tot directe tijdelijke doorhaling als voorlopige voorziening ex art. 41 Wtra in te dienen. De Accountantskamer wijst dit verzoek toe.

Uitspraken 23 november 2015

Procedurenummer 15/938 Wtra AK
Eén van meerdere bestuurders van een onderneming, t.w. [A] leent via zijn persoonlijke holding een aanzienlijk bedrag van die onderneming. Betrokkene was verantwoordelijk voor de samenstelling van de jaarrekening van de onderneming. Gezien de bijzondere omstandigheden van het geval was sprake van een onduidelijkheid van materieel belang die geen verklaring vond in voorhanden stukken, terwijl het handelen van betrokkenes aanspreekpunt bij de vennootschap ([A]) zelf vragen opriep. Onder die omstandigheden had betrokkene, gelet op het bepaalde in NVCOS 4410 onder 14, bij de leiding van de entiteit aanvullende informatie moeten inwinnen en ‑ onder de hiervoor genoemde omstandigheden ‑ uiteraard elders dan bij [A]. In dit geval had het dus voor de hand gelegen dat betrokkene zich te dien einde had gewend tot de andere bestuurder/grootaandeelhouder, in casu: klager.

Deels onvoldoende toepassing van het conceptueel raamwerk bij het opschorten van werkzaamheden t.a.v. de jaarrekening 2014 en onjuiste belangenafweging bij het niet verstrekken van gegevens t.a.v. de jaarrekening 2013. Waarschuwing.

Uitspraken 20 november 2015

Procedurenummer 15/361 Wtra AK
Klacht van de Nba tegen voormalig directeur financiën en control van Vestia. Klaagster verwijt betrokkene dat hij in strijd met de beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid onvoldoende heeft gesignaleerd en geacteerd in zijn positie van financieel directeur en voorts dat de door de onderneming opgestelde jaarrekening 2010 niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen met name op het gebied van de verwerking van de derivatenpositie van de onderneming. De Accountantskamer wijst er allereerst op dat het handelen c.q. nalaten van betrokkene moet worden beoordeeld in de periode waarin dat heeft plaatsgehad en niet met de kennis van achteraf (geen “hindsight bias”). Door klaagster is niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene met al datgene, waarvan ten processe als niet weersproken is komen vast te staan dat hij aan toezichtshandelingen m.b.t. de treasury van de onderneming heeft uitgeoefend, tuchtrechtelijk verwijtbaar is tekort geschoten in de uitoefening van zijn taak. Hierbij is mede van belang dat andere toezichtsorganen zoals intern de raad van commissarissen, en extern het CFV en WSW het derivatenbeleid van Vestia steeds positief hebben beoordeeld en dat een extern deskundige, Deloitte FAS, positief heeft geadviseerd over de waardering van de derivatenportefeuille conform de methode van kostprijshedge-accounting en de controlerend accountants bij beide jaarrekeningen een goedkeurende verklaring hebben afgegeven en ook de administratieve organisatie en interne controle van de onderneming positief hebben beoordeeld. Voorts is niet door klaagster aannemelijk gemaakt dat betrokkene over onvoldoende deskundigheid beschikte voor zover het betrof zijn toezichthoudende taak op de treasury. Voorts heeft betrokkene terecht aangevoerd dat hij, als niet-bestuurder, niet verantwoordelijk was voor de door de onderneming op te stellen jaarrekening 2010. Hij heeft wel een verantwoordelijke rol gehad bij het opstellen van het concept van de samenstelling van deze jaarrekening. Klaagster heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt waaruit geconcludeerd zou moeten worden dat betrokkene ten tijde van zijn voorbereidende werkzaamheden betreffende de samenstelling van de jaarrekening 2010 er niet van heeft mogen uitgaan dat kostprijshedge-accounting op alle door de controller en de bestuurder tot stand gebrachte derivatencontracten kon worden toegepast.
De klacht wordt in alle onderdelen ongegrond verklaard.

Uitspraken 16 november 2015

Procedurenummers 14/2965-2966-2967 Wtra AK
Klacht tegen drie accountants van dezelfde accountantsorganisatie vanwege het accepteren van een cliënt terwijl er volgens klagers voldoende aanwijzingen bestonden dat deze nieuwe cliënt in het verleden klagers als ook andere cliënten van hetzelfde accountantskantoor financieel had benadeeld. Aan één van de accountants wordt specifiek verweten dat hij de opdracht van klagers tot het onderzoeken van de vermeende benadeling niet had mogen weigeren en dat hij in het licht van die benadeling bij de jaarrekening van klagers geen samenstellingsverklaring had mogen geven en voorgaande jaarrekeningen moeten doen corrigeren. Al deze klachten zijn ongegrond.

Uitspraken 9 november 2015

Procedurenummer 15/1728 Wtra AK
Niet voldoen aan verplichting tot toesturen verbeterplan en aan verplichting tot inzenden monitoringvragenlijsten levert schendingen op van het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Definitieve doorhaling voor een periode van vijf maanden.

Uitspraken 30 oktober 2015

Procedurenummer 15/334 Wtra AK
Kantoortoetsing. Betrokkene zegt toe geen assurance-opdrachten meer te zullen uitvoeren. V.w.b. aan assurance verwante opdrachten was betrokkene al een eind op weg om het stelsel van kwaliteitsbeheersing op het juiste niveau te brengen. Hij heeft daarvoor intussen ook bijstand gezocht van een professionele organisatie. Daarom kan worden volstaan met een berisping.

Procedurenummers 15/494 en 15/495 Wtra AK
Betrokkene sub 1 (openbaar accountant) heeft voor zijn cliënte een briefrapport opgesteld over de financiële situatie bij een cliënte en haar dochterondernemingen en de daaruit volgende bedrijfseconomische noodzaak tot ontslag van 2 werknemers. Dit briefrapport is vervolgens namens de onderneming ter ondersteuning als bijlage gevoegd bij de daadwerkelijke ontslagaanvraag voor deze werknemers. Betrokkene sub 2 (accountant in business) heeft als financieel directeur van de onderneming deze ontslagaanvrage begeleid en wist van het gebruik van het briefrapport. Het briefrapport maakt geen melding van een reeds ingezette reorganisatie, waardoor de in het rapport opgenomen toekomstgerichte financiële informatie, welke aan de gestelde noodzaak tot ontslag ten grondslag lag, niet juist kon zijn, en derhalve misleidend is. Ook op andere gronden is de in het rapport opgenomen informatie misleidend. Geconcludeerd moet dan ook worden dat betrokkene sub1 in zijn briefrapport gedeeltelijk eenzijdige, zijn cliënte welgevallige informatie heeft opgenomen, terwijl hij wist dat zijn verklaring zou worden gebruikt door het UWV bij de besluitvorming inzake de ingediende ontslagaanvraag. Betrokkene sub 2 heeft rechtstreeks voor haar onderneming van het deels misleidende briefrapport gebruik gemaakt bij de door haar begeleide ontslagaanvraag. Beide betrokkenen hebben daardoor in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit gehandeld. Berisping voor beiden.

Uitspraken 26 oktober 2015

Uitspraken 26 oktober 2015
Tal van klachten over verleende diensten (ook op fiscaal gebied) wel ontvankelijk maar ongegrond.

Uitspraken 23 oktober 2015

Procedurenummer 15/579 Wtra AK
Bij eerste toetsing beschikt kantoor AA niet over stelsel kwaliteitsbeheersing niet aan de daarvoor geldende eisen. AA heeft over de jaren 2010 tot en met 2012 niet het vereiste aantal van 120 PE punten gehaald. 
Definitieve doorhaling voor 18 maanden.

Procedurenummer 15/622 Wtra AK Wraking
Wrakingsverzoek afgewezen. Voor het overgrote deel is het verzoek te laat gedaan en voor zover het verzoek tijdig is gedaan, is het ongegrond. Anders dan verzoekster meent, heeft de voorzitter van de Accountantskamer geen enkele bemoeienis met organisatorische aspecten, waaronder toedeling van zaken, van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Toepassing van de anti-misbruik bepaling omdat verzoekster stelt niet te zullen berusten in welke haar onwelgevallige uitspraak dan ook en de leden van de wrakingskamer in dat geval ook als ‘besmet’ te beschouwen, waardoor het wrakingsverzoek is ingegeven door verzoeksters wens om bij voorbaat gelijk te krijgen.

Uitspraken 16 oktober 2015

Procedurenummer 15/307 Wtra AK
Opdracht door bestuur van stichting tot samenstellen jaarrekening over voorafgaande jaar. Klacht houdt in dat betrokkene in de jaarrekening ten onrechte kosten heeft opgenomen, terwijl er geen deugdelijke grondslag voor deze kosten was. Wat klager heeft aangevoerd biedt onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat betrokkene ingevolge het bepaalde onder punt 14. van de Nadere voorschriften controle en overige standaarden (NVCOS) 4410 bij de stichting inlichtingen had moeten inwinnen om de betrouwbaarheid en volledigheid van de verstrekte informatie (nader) vast te stellen of de verkregen informatie te verifiëren. Wat de rechtbank in een vonnis dat veel later is gewezen, heeft geoordeeld over twee facturen, hoefde betrokkene niet te weten. Een derde factuur heeft betrekking op een eerder jaar. Aangezien de jaarrekening over dat eerdere jaar al was opgemaakt, toen deze factuur ter beschikking werd gesteld, zijn deze kosten verantwoord in de jaarrekening over het jaar nadien, toen ze ook zijn betaald. Deze handelwijze strookt met de toepasselijke regels.

Procedurenummer 15/930 Wtra AK
Betrokkene is werkzaam als accountant in business en heeft via zijn vennootschap een overeenkomst van opdracht gesloten met SNSPF. Met SNSPF is betrokkene in contact gebracht door een derde, via een medewerker van SNSPF die aldaar op interim basis werkzaam was. Op verzoek van de derde werd de betaling van de met hem afgesproken fee door betrokkene niet rechtsreeks aan hem gedaan maar aan een vennootschap van de interim-medewerker bij SNSPF. Betrokkene stuurde deze medewerker kopieën van de door hem bij SNSPF ingediende facturen ter zake van de door hem gewerkte uren. Deze medewerker berekende de omvang van de fee en stuurde facturen met als omschrijving ‘adviesdiensten’ op naam van zijn vennootschap aan betrokkene, die vervolgens de gefactureerde bedragen betaalde. Daarna stuurde de derde op naam van een in Tsjechië gevestigde vennootschap facturen aan de betreffende vennootschap van de medewerker bij SNSPF met als omschrijving ‘consultancy services’ die hierna door deze vennootschap op haar beurt aan de derde werden betaald.
Gezien dit feitencomplex had betrokkene aanleiding moeten zien zich af te vragen om welke reden de facturen werden gepresenteerd zoals ze werden gepresenteerd en als waarborg in ieder geval uitleg moeten vragen aan die derde om daarna voor zichzelf te kunnen beoordelen of die facturen juist waren ingericht en niet misleidend waren en aldus ertegen te waken niet in overeenstemming met de fundamentele beginselen van integriteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, en professioneel gedrag (zoals uitgewerkt in hoofdstuk A-110, A-130.4 en A-150) te handelen. Betrokkene heeft dit nagelaten en bijgevolg geen toepassing gegeven aan het conceptueel raamwerk van de VGC.
Betrokkene kreeg op enig moment voor door hem zelf aangebrachte medewerkers bij SNSPF een tegenvordering op die derde; daarvoor factureerde hij niet rechtstreeks aan die derde, maar aan de bevriende onderneming van de medewerker bij SNSPF. De Accountantskamer is te dier zake van oordeel dat een factuur die door een accountant op naam wordt gesteld van een partij die de dienst niet heeft verleend en die (zelf) niet gehouden is tot betaling van de factuur, niet nauwgezet is en het opmaken daarvan strijd oplevert (in ieder geval) met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid.
Berisping.

Uitspraken 12 oktober 2015

Procedurenummer 15/784 Wtra AK
OM-klacht inzake het bewust indienen van onjuiste aangiften BTW gegrond. De flagrante schending van de beroepsregels leidt tot de maatregel van doorhaling, onder bepaling van de duur van niet-inschrijving op 10 jaren.

Uitspraken 9 oktober 2015

Procedurenummer 15/34 Wtra AK
Aan betrokkene is (met het oog op een besluit over de aanspraak van klaagster op schadevergoeding) verzocht een onderbouwde conclusie te verstrekken met betrekking tot de stelling of klaagster tijdens de marktomstandigheden eind 2004/2005 in staat zou zijn geweest om de bouw van zes schepen te kunnen financieren. In het rapport heeft betrokkene onder meer geconcludeerd dat het zeer twijfelachtig is of een bank de voorfinanciering tijdens de bouw op zich zou hebben genomen. Aan de uitkomst van de werkzaamheden die ter uitvoering van die opdracht zijn verricht, een aspect van assurance niet kan worden ontzegd, zodat die werkzaamheden te allen tijde (en in ieder geval) moeten voldoen aan alle eisen die voortvloeien uit het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de VGC. Die eisen houden onder meer in dat de uitkomst van de werkzaamheden (kortheidshalve: het rapport), gelet op de voor betrokkene beschikbare gegevens, geen onjuiste informatie mag bevatten, dat de bevindingen/conclusies van het rapport een deugdelijke grondslag moeten hebben en dat het rapport, voor zover de conclusies niet zonder meer volgen uit de beschikbare gegevens, duidelijke voorbehouden moet bevatten, en, voor zover ook andere conclusies mogelijk zijn, de redenen moet bevatten waarom die conclusies niet zijn getrokken. De onderbouwing van de bevindingen die ten grondslag liggen aan de hiervoor weergegeven conclusie is in meer opzichten ondeugdelijk.

Uitspraken 25 september 2015

Procedurenummers 15/1247-1248-1249 Wtra AK
In casu voor de 5e keer een klacht inzake een bepaald feitencomplex. Daarbij heeft te gelden dat volgens vaste jurisprudentie van de Accountantskamer het niet verenigbaar is met de eisen van een behoorlijke tuchtprocedure, dat een klager een in een bepaald feitencomplex grondslag vindende klacht bij de tuchtrechter indient, terwijl dit feitencomplex reeds ten tijde van een eerdere klacht bij de klager bekend was of redelijkerwijs had kunnen zijn. Voorts brengen eisen van een goede tuchtprocesorde met zich dat een klager zoveel mogelijk zijn klachten tegen een accountant tegelijk in één tuchtprocedure aanhangig maakt. Zulks geldt te meer indien alle klachten hun grondslag vinden in hetzelfde feitencomplex.

Procedurenummer 15/1474 Wtra AK
Niet betalen eerder opgelegde geldboete ad € 5.000,=. Alsnog op de voet van artikel 5, vierde lid Wtra oplegging van de maatregel van doorhaling met een niet herinschrijvingstermijn van 5 maanden.

Uitspraken 18 september 2015

Procedurenummer 14/3168 Wtra AK
Accountant van maatschap met twee maten, tevens de accountant van een van de maten handelt na het ontstaan van een belangenconflict tussen de dan voormalige maten in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit. Hij heeft niet gewaakt voor de indruk van ongepaste beïnvloeding van zijn oordeelsvorming door voor de ene maat (klager) te verzwijgen dat hij de tekst van de e-mail die hij aanvankelijk aan beide maten wilde sturen, had afgestemd met de andere maat en zelfs had aangepast op een punt dat wezenlijk was voor de eerder gevoerde discussie tussen de beide voormalige maten. Berisping.

Procedurenummer 15/728 Wtra AK
Onder omstandigheden rust op de accountant die een samenstelrelatie met zijn cliënt heeft, indien zijn cliënt met hem een adviesgesprek heeft en daarbij aangeeft zijn bedrijfspand te willen verkopen, de zorgplicht de cliënt erop te attenderen dat hypotheekbanken bij vervroegde aflossing regelmatig recht hebben op betaling van boeterente. In casu is er echter geen sprake van dergelijke omstandigheden, Klacht ongegrond.

Procedurenummer 15/1131 Wtra AK
Niet betalen van eerder opgelegde geldboete ad € 2.450,=. Daarom alsnog tijdelijke doorhaling van 2 maanden.

Uitspraken 14 september 2015

Procedurenummer 14/3183 Wtra AK
Klager dient de feitelijke grondslag van zijn klacht aannemelijk te maken. In casu is dat niet geschiedt. Klacht ongegrond.

Procedurenummer 15/477 en 15/672 Wtra AK
Samenstellingsopdracht. Mede gezien de zelf door klaagster/opdrachtgeefster aangeleverde gegevens, bijwonen van de bespreking en later mede ondertekening van de (concept)jaarrekeningen bestond er geen reden bij betrokkene om te twijfelen aan de juistheid van de opgegeven informatie.

Procedurenummer 15/830 Wtra AK
Klacht over accountant die in opdracht van advocatenkantoor, die een geschil heeft met een voormalig cliënt, bankafschriften heeft vergeleken met en heeft gerapporteerd over een door dat advocatenkantoor opgesteld financieel overzicht van ontvangsten en betalingen op derdengeldrekeningen. Geconstateerd wordt dat de rapportage duidelijk is in wat wel en wat niet is gedaan en dat de bewoordingen meer feitelijk zijn dan concluderend, terwijl betrokkene van zijn opdrachtgever heeft geëist dat die de rapportage alleen tezamen met de opdrachtbevestiging mocht openbaren. Dit alles kan de toets der kritiek doorstaan. Tevens zijn andere klachtonderdelen over de inhoud van de rapportage hetzij feitelijk onjuist dan wel onvoldoende onderbouwd. Tot slot, het klachtonderdeel dat betrokkene niet objectief heeft gehandeld, is evenmin onderbouwd. Volgt ongegrondverklaring van de klacht.

Procedurenummer 15/929 Wtra AK
Klacht van voormalig cliënte, die tot betaling van achterstallige facturen wordt aangesproken, over het vervalsen van haar handtekening onder opdrachtbevestigingen, onder verwijzing naar een in haar opdracht opgesteld rapport van een forensisch schriftexpert. Vanwege het feit dat klaagster heeft erkend wel enig stuk te hebben ondertekend, zij in een emailbericht zelf heeft gesproken over ‘andere afspraken’ en het nodige valt af te dingen op het door haar overgelegde deskundigenrapport, is niet aannemelijk geworden dat betrokkene zich heeft bediend van opdrachtbevestigingen waarop de handtekening van klaagster is vervalst en bijgevolg is niet aannemelijk geworden dat betrokkene over die ondertekening een stelling heeft ingenomen waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen. Volgt ongegrondverklaring van de klacht.

Procedurenummer 15/1161 Wtra AK
Het voeren van de handelsnaam X-accountants en het gebruiken van de domeinnaam X-accountants.nl door een kantoor waaraan maar één accountant is verbonden, levert op zichzelf beschouwd geen schending op van  het fundamentele beginsel van integriteit. Andere omstandigheden die het oordeel rechtvaardigen dat betrokkene niet eerlijk en oprecht is opgetreden en de waarheid geweld heeft aangedaan, zijn niet gebleken. Betrokkene legt op de website van het kantoor duidelijk uit dat het een eenmanskantoor is. 

Niettemin verdient het geen aanbeveling om een kantoornaam te voeren die suggereert dat er meer dan één accountant aan het kantoor is verbonden, terwijl dat feitelijk niet het geval is.

Uitspraken 28 augustus 2015

Procedurenummer 14/2794 Wtra AK
RA aanvaardt opdracht van klager en de voormalige werkgever van klager, een ministerie, tot kennisneming van de inhoud van het dossier van klager, zoals dat door beide partijen afzonderlijk is samengesteld, en vormt zich daarover een oordeel. Hij brengt daarna een schriftelijk gemotiveerd advies uit. Dit advies bevat tevens een berekening van een passend en toereikend geachte financiële vergoeding ter zake van de compensatie van de door klager ten gevolge van onrechtmatig en/ of verwijtbaar handelen en nalaten door het ministerie geleden en toekomstige schade. Klager en het ministerie hebben ingestemd met een Reglement dat betrokkene aan hen heeft voorgelegd. Daarin wordt de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van betrokkene uitgesloten. 
Die uitsluiting stond betrokkene nu hij op het tijdstip waarop hij het Reglement aan klager en het ministerie heeft voorgelegd en ten tijde van het uitbrengen van het rapport ingeschreven stond als registeraccountant, niet vrij. Een overeenkomst die een verbod tot klagen inhoudt of een uitsluiting van tuchtrechtelijke aansprakelijkheid, kan aan de bevoegdheid tot klagen, toegekend in artikel 22 van de Wtra, niet afdoen, ook niet als de bepaling zoals in dit geval is gebeurd, is opgenomen in een Reglement waarmee de partijen, aan wie advies wordt uitgebracht, hebben ingestemd. Het uitsluiten van civielrechtelijke aansprakelijkheid door een accountant levert in het kader van de in acht te nemen fundamentele beginselen slechts onder bijzondere omstandigheden een gegrond tuchtrechtelijk verwijt op. Zodanige omstandigheden zijn gesteld noch gebleken.
Dat laat onverlet dat de civiele rechter in een voor hem aanhangige zaak kan oordelen dat betrokkene zich niet kan beroepen op uitsluiting van zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid. Of dat oordeel op haar plaats is, kan hier onbesproken blijven.
Reglement bevat bepaling dat betrokkene eerst na instemming klager en het ministerie deskundigen mag raadplegen. Betrokkene heeft een jurist geraadpleegd en met deze overleg gehad over zijn beoordeling van de strekking en inhoud van een gevoerde bestuursrechtelijke procedure en zijn inschatting van de kans van slagen van een door klager aan te spannen civielrechtelijke procedure. Betrokkene heeft ook overleg gehad met een loopbaanadviseur. Van dit raadplegen en van de uitkomsten van het gevoerde overleg heeft betrokkene klager en het ministerie geheel onkundig gelaten. Strijd met deskundigheid en zorgvuldigheid/vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Procedurenummer 15/733 Wtra AK
Een openbaar accountant van een entiteit met twee bestuurders/aandeelhouders die optreedt voor én de entiteit én voor één van de bestuurders/aandeelhouders, moet voortdurend bedacht zijn op mogelijke bedreigingen voor de naleving van alle fundamentele beginselen. Doen zich zodanige bedreigingen voor, dan dient hij een toereikende maatregel te nemen die ertoe leidt dat hij zich aan de fundamentele beginselen houdt. Slaagt hij er niet in een zodanige maatregel te nemen, dan hoort hij de professionele dienst te beëindigen. De bedreiging, zijn beoordeling, de toegepaste maatregel en zijn conclusie dient de accountant op grond van het derde lid van artikel 21 van de VGBA vast te leggen.
Van betrokkene had mogen worden verwacht dat hij zijn verweer dat hij maatregelen heeft genomen om de gesignaleerde mogelijke bedreiging(en) voor zijn objectiviteit weg te nemen, had onderbouwd met de schriftelijke vastleggingen van een en ander in zijn dossier. Betrokkene heeft dat nagelaten en daarom moet ervan worden uitgegaan dat hij aan de betrokkenen niet duidelijk heeft gemaakt wat zijn positie was ten opzichte van de entiteit en ten opzichte van de bestuurders/aandeelhouders.
Daarvan uitgaande heeft betrokkene na de opzegging van de opdracht namens de entiteit door een van de bestuurders/aandeelhouders van de entiteit vanwege een evident belangenconflict tussen de beide bestuurders/aandeelhouders, en het bestrijden van die opzegging door het kantoor van betrokkene met dezelfde argumenten als gebezigd door de andere bestuurder/aandeelhouder, die zich door dezelfde advocaat als dat kantoor lieten bijstaan, andermaal het fundamentele beginsel van objectiviteit geweld aangedaan doordat hij onder die omstandigheden zijn werkzaamheden voor de entiteit niet heeft beëindigd. Berisping.

Uitspraken 24 augustus 2015

Procedurenummer 14/3184 Wtra AK
Deskundige rapportage aan faillissementscurator. Gedegen beantwoording van door derden gesteld vragen n.a.v. het rapport. Klacht ongegrond.

Procedurenummer 15/707 Wtra AK
Kantoortoetsing. Onvoldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing, ook bij de hertoetsing. Doorhaling voor de duur van 18 maanden.

Uitspraken 21 augustus 2015

Procedurenummer 15/66 Wtra AK
Het is vaste jurisprudentie van de Accountantskamer dat, behoudens bijzondere omstandigheden, het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen al dan niet in rechte innemen van een civielrechtelijk standpunt in het kader van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen van integriteit en professioneel gedrag (artikel A-100.4 sub a. juncto A-110.1, c.q. A-150.1 VGC) niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan leiden. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is onder meer sprake indien geoordeeld zou moeten worden dat een door een accountant ingenomen standpunt bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw, blijkt te zijn of naar zijn aard bezien door een redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep . De Accountantskamer voegt daaraan toe dat onder bijzondere omstandigheden ook de beginselen van objectiviteit en of deskundigheid (in de terminologie van de VGBA: vakbekwaamheid) en zorgvuldigheid kunnen zijn geschonden en dat zulks ook het geval kan zijn, indien betrokkene weliswaar niet bewust onjuist of misleidend een standpunt heeft ingenomen, maar hem wel in sterke mate verweten kan worden een onjuist of misleidend standpunt te hebben ingenomen. Waarschuwing.

Procedurenummer 15/295 Wtra AK
Accountantskamer onbevoegd om te oordelen over schadevergoeding. In casu sprake van diverse accountantswerkzaamheden voor diverse gelieerde vennootschappen. Ten onrechte betrokkenheid bij administratie en samenstellen jaarrekening en daarna de controle van die jaarrekening in één van die vennootschappen. (Niet materiele) fout bij uitsplitsing en weergave van het vermogen in de samengestelde jaarrekening in een andere vennootschap. Ernstige fout in weergave en toelichting van resultaat en vermogen bij samenstelling van de enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekening van de beheervennootschap.

Uitspraken 17 augustus 2015

Procedurenummer 15-304 en 15/305 Wtra AK
Klacht niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de zesjaarstermijn dan wel de driejaarstermijn. Het feit dat het nieuwe bestuur van de klagende vennootschappen een ander inzicht heeft dan het vorige bestuur, doet niets af aan de klaagsters toe te dichten wetenschap.

Procedurenummer 15/306 Wtra AK
Na het zakelijk uiteengaan dient de voormalige zakenpartner een klacht in over het ‘eigenhandig’ vaststellen van de jaarrekeningen door betrokkene. Die klacht is ten aanzien van de meeste jaarrekeningen niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Anders dan betrokkene aanvoert, deelt de binnen de driejaarstermijn ‘vastgestelde’ jaarrekening niet dat lot, omdat hij ieder jaar een nieuwe afweging ter zake diende te maken. De destijds informele samenwerking tussen de zakenpartners deed niets af aan de verplichtingen, voortvloeiend uit het Burgerlijk Wetboek, aangaande het opstellen en vaststellen van de jaarrekeningen. De verslechterende samenwerking had voor betrokkene een bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis moeten zijn voor zijn naleving van de fundamentele beginselen en had te meer reden moeten zijn tot naleving van de in het BW neergelegde voorschriften met betrekking tot het vaststellen van de jaarrekeningen. Gelet op de bijzonderheden van dit geval wordt volstaan met een gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel.

Procedurenummer 15/476 Wtra AK
Rapportage met als conclusie dat voor werkzaamheden aan een financiële administratie te hoge bedragen in rekening zijn gebracht, bedoeld om in een civielrechtelijk geschil het standpunt van een partij te ondersteunen. Betrokkene heeft ten onrechte geen hoor- en wederhoor toegepast; conclusie heeft onvoldoende deugdelijke grondslag.

Procedurenummer 15/637 Wtra AK
Gegronde klacht over de betrokkenheid van de accountant bij een evident dubieuze factuur, opgesteld door een 50% aandeelhouder om de winst van de onderneming op een voor deze aandeelhouder fiscaal gunstige wijze af te romen. Betrokkene had voldoende twijfel moeten hebben over de juistheid van die factuur en het vermoeden moeten hebben dat met die factuur de waarheid geweld werd aangedaan. Betrokkene had dan ook het in de VGC bedoelde conceptueel raamwerk moeten toepassen, wat hij heeft nagelaten en van betrokkene had verwacht mogen worden dat hij niet in verband werd gebracht met kan worden aangemerkt als niet eerlijk en niet oprecht zaken doen. Een en ander leidt tot schending van de fundamentele beginselen van integriteit, deskundigheid en zorgvuldigheid (onderscheidenlijk vakbekwaamheid en zorgvuldigheid) en professioneel gedrag (onderscheidenlijk professionaliteit), als bedoeld in de VGC (onderscheidenlijk de VGBA). Volgt de oplegging van de maatregel van berisping.

Uitspraken 7 augustus 2015

Procedurenummer 14/3111 Wtra AK
Onvoldoende aannemelijk dat betrokkene van zijn client afkomstige administratie niet heeft teruggegeven. Betrokkene is vaktechnisch niet betrokken geweest bij de voor de cliënt verrichte fiscale werkzaamheden door de fiscalisten van zijn kantoor; ook is niet aannemelijk geworden dat hij daarbij anderszins betrokken is geweest of dat had dienen te zijn; daarom tuchtrechtelijk daarvoor niet verantwoordelijk. Betrokkene trad op voor zowel de moeder als de zoon en diens ondernemingen. Daarin had in de gegeven omstandigheden betrokkene een serieuze  bedreiging voor zijn objectiviteit moeten aannemen en daarvoor afdoende waarborgen moeten treffen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Waarschuwing.

Procedurenummer 15/152 Wtra AK
Weyl-faillissementen. Klagers zijn de curatoren in de Weyl-faillissementen. Zij zijn niet door KPMG op de voet van art. 30 Wta de hoogte gesteld van een eerder ingediende tuchtklacht tegen de betrokken accountant van KPMG die de jaarrekeningen 2008 en 2009 van een goedkeurende controleverklaring heeft voorzien. Betrokkene stond de controlerend accountant in die tuchtprocedure intern bij. Daargelaten de vraag of curatoren op de voet van art. 30 Wta hebben te gelden als de controlecliënt  aan wie het ingediend zijn van een tuchtklacht gemeld moet worden, kan niet gezegd worden dat (ook) op betrokkene de verplichting ex art. 30 Wta rust, ook niet indien de controlerend accountant nalaat aan die verplichting te voldoen, en ook niet als daarna die controlerend accountant niet meer aan KPMG verbonden is.

Procedurenummer 15/232 Wtra AK
Doordat betrokkene in een brief  heeft meegedeeld dat de publicatiestukken door zijn kantoor naar de KvK zullen worden gestuurd, heeft hij de verantwoordelijkheid op zich genomen voor het tijdig deponeren van die stukken.Door klaagsters direct nadat zij de opdracht hadden beëindigd, de toegang tot de digitale onbewerkte gegevens uit de administratie van klaagsters te ontzeggen en niet in te gaan op verzoeken van klaagsters om hen weer toegang te verschaffen tot het Twinfield account, heeft betrokkene bij het eindigen van de door hem verleende professionele dienst onzorgvuldig en derhalve in strijd gehandeld met de eisen voortvloeiend uit het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, zoals bedoeld in artikel 2 onder d. van de VGBA.
Waarschuwing.

Procedurenummer 15/621 Wtra AK
Betrokkene begeleidt in vriendschappelijke sfeer een weduwe op leeftijd met haar vermogensbeheer (en andere meer praktische zaken). De weduwe benoemt hem op enig moment tot haar erfgenaam onder de last van enige legaten. Op enig moment dat de weduwe steeds minder goed haar vermogensrechtelijke zaken kan begrijpen, laat staan afhandelen, brengt betrokkene haar op haar verzoek naar een notaris om onder een volmacht voor een onroerend goed transactie haar handtekening te laten zetten en door die notaris te laten legaliseren. Door die transactie verbeterde de erfrechtelijke positie van betrokkene nog meer. Onder deze omstandigheden had betrokkene de bedreiging vanwege zijn eigen belang voor zijn objectiviteit moeten onderkennen en een waarborg moeten treffen, bijv. door ter zake niet behulpzaam te zijn totdat de oudere vrouw onder bewind was gesteld.
Enige tijd later is de oudere vrouw onder bewind gesteld. Op de vraag van de bewindvoerder of betrokkene wist of er een testament aanwezig was, heeft betrokkene ontkennend geantwoord. Betrokkene heeft hiermee de waarheid geweld aangedaan en daardoor niet integer gehandeld.
Beide handelingen vallen onder beroepsmatig handelen als bedoeld in art. 33, eerste lid Wet RA, nu betrokkene op zich had genomen de weduwe op vermogensrechtelijk terrein bijstand te verlenen en in die periode de weduwe heeft besloten hem tot erfgenaam te benoemen.

Procedurenummer 15/1289 Wtra AK
Niet betalen eerder door de Accountantskamer opgelegde boete van € 2.500,=. Daarom thans op grond van art. 5 Wtra de nadere maatregel 1 maand tijdelijke doorhaling.

Procedurenummer 15/1290 Wtra AK
Niet betalen eerder door de Accountantskamer opgelegde boete van € 1.000,=. Daarom thans op grond van art. 5 Wtra de nadere maatregel 1 maand tijdelijke doorhaling.

Procedurenummer 15/1291 Wtra AK
Niet betalen eerder door de Accountantskamer opgelegde boete van € 4.000,=. Daarom thans op grond van art. 5 Wtra de nadere maatregel 4 maanden (definitieve) doorhaling.
(Het niet betalen van een boete vanaf € 3.000,= leidt krachtens het beleid van de Accountantskamer i.h.a. tot het opleggen van de maatregel van (definitieve) doorhaling.)

Procedurenummer 15/1292 Wtra AK
Niet betalen eerder door de Accountantskamer opgelegde boete van € 900,=. Daarom thans op grond van art. 5 Wtra de nadere maatregel 1 maand tijdelijke doorhaling

Uitspraken 3 augustus 2015

Procedurenummer 14/2909 Wtra AK
Een overeenkomst die een verbod tot klagen inhoudt of het klagen aan voorwaarden bindt, kan aan de bij de Wtra toegekende bevoegdheid tot klagen geen afbreuk doen. Voorwaarde voor de ontvankelijkheid van een klacht op grond van de Wtra is niet of door het handelen waarover wordt geklaagd het algemeen belang wordt geschaad.

Onder de VGBA is de reikwijdte van het tuchtrecht waar het gaat om gedragingen van een accountant in het kader van zijn zakelijke relatie tot zijn werkgever, naar het oordeel van de Accountantskamer niet beperkt tot werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het accountantsberoep. Weliswaar is het fundamentele beginsel van integriteit als bedoeld in artikel 2 onder a. van de VGBA op grond van artikel 3, tweede lid, van de VGBA alleen van toepassing “bij de uitoefening van zijn beroep” en wijst de toelichting op dit artikel daarbij allereerst op het verlenen van een professionele dienst, dat neemt niet weg dat er bij een grammaticale uitleg van dit begrip geen grond is om te oordelen dat gedragingen van een accountant in het kader van zijn  zakelijke relatie met zijn werkgever daar niet onder vallen.
Steun daarvoor vindt de Accountantskamer in de toelichting op artikel 42 van de Wab en in de toelichting op artikel 6 van de VGBA, die inhoudt dat het eerlijk en oprecht optreden van een accountant dat het fundamentele beginsel van integriteit van hem verlangt, onder meer inhoudt dat hij eerlijk zaken doet en de waarheid geen geweld aandoet. Een extra argument kan worden ontleend aan de vakgebieden waarop de opleiding van elke accountant volgens het Besluit accountantsopleiding 2013 betrekking heeft.

Uitspraken 24 juli 2015

Procedurenummer 15/255 Wtra AK
Betrokkene handelt zowel als bestuurslid/penningmeester en administratief dienstverlener van een C.V.. Voor zijn werkzaamheden, waarbij hij zijn vakbekwaamheid van accountant heeft ingezet, is hij  (als accountant in business) in beide hoedanigheden tuchtrechtelijk aanspreekbaar., ook al heeft hij van zijn titel als RA geen gebruik gemaakt. Evenmin is van belang dat het opstellen van de concept-exploitatierekening en het ter goedkeuring voorleggen aan de leden van de CV een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het bestuur is, nu betrokkene grotendeels de scribent is van die exploitatierekeningen en gesteld noch gebleken is dat hij binnen het bestuur daarvan afstand heeft genomen.
De jaaroverzichten en de daarbij behorende toelichtingen van deze kleine rechtspersoon vertonen meerdere gebreken, maar gebreken zijn in deze specifieke casus materieel bezien van gering gewicht. Nu echter daarnaast in de jaaroverzichten aanzienlijk meer gedetailleerde informatie is opgenomen dan door de wet vereist, kan in ieder geval niet worden gezegd dat door de werkwijze van betrokkene afbreuk wordt gedaan aan het inzicht dat de beoogde gebruikers dienen te krijgen. Mede gezien het feit dat betrokkene zijn werkzaamheden niet als openbaar accountant, maar als accountant in business heeft verricht en dat in het geheel niet is gebleken dat betrokkene de gebruikers van de exploitatieverslagen, te weten de leden van de CV, daarmee op het verkeerde been heeft gezet, laat staan heeft willen zetten, is de Accountantskamer van oordeel dat in deze kan worden volstaan met gedeeltelijke gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.

Procedurenummer 15/400 Wtra AK
Klacht tegen voorzitter van het bestuur van een accountantsorganisatie wegens het door die accountantsorganisatie inroepen van een pandrecht tegenover een cliënt/schuldenaar van een accountant(skantoor), welk kantoor nog een bedrag is verschuldigd aan de accountantsorganisatie. Het is vaste jurisprudentie dat het een accountant in beginsel vrijstaat om in zijn zakelijke betrekkingen een civielrechtelijk standpunt in te nemen, behoudens bijzondere omstandigheden. In dit geval is niet in te zien dat betrokkene gehouden zijn te verhinderen dat zijn organisatie een beroep doet op dat pandrecht. Klacht is ongegrond.

Procedurenummer 15/578 Wtra AK
Samenstelpraktijk beschikt ten tijde van hertoetsing nog steeds niet over intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Definitieve doorhaling voor een termijn van 18 maanden.

Uitspraken 20 juli 2015

Procedurenummer 15/352 Wtra AK
Klacht inhoudend dat betrokken accountant een leugenachtige klacht heeft ingediend tegen de klager (advocaat van tegenpartijen van betrokken accountant in procedures) bij de deken van de orde van advocaten is ongegrond. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat klacht op leugens is gestoeld. 

Accountantskamer handhaaft VGC-jurisprudentie over toetsing aan  fundamentele beginselen van het innemen van een civielrechtelijk standpunt ook na inwerkingtreding VGBA.

Uitspraken 17 juli 2015

Procedurenummer 14/19 Wtra AK
Controle jaarrekening van beursgenoteerde entiteit met goedkeurende verklaring. De entiteit houdt ruim 43% van de aandelen in een andere eveneens beursgenoteerde vennootschap (hierna: de deelneming).Entiteit heeft een vordering uit een lening op de deelneming. De boekwaarde van de deelneming is in de jaarrekening gesteld op de beurswaarde van de deelneming. Klaagster acht deze waardebepaling onjuist. In de toelichting op de enkelvoudige jaarrekening staat dat er een voorziening is getroffen in verband met de (rente over) de vordering op de deelneming. Volgens klaagster is dat ten onrechte gebeurd.  

Niet blijkt of betrokkene heeft onderzocht of er, zoals is voorgeschreven in IAS 39.58, objectieve aanwijzingen waren voor een bijzondere waardevermindering van de deelneming. Pas als die er zijn, wordt toegekomen aan de toetsing beschreven in IAS 28.33. Van betrokkene had ook gevergd kunnen worden dat hij in het controledossier ervan blijk had gegeven dat hij heeft beoordeeld of de entiteit terecht aangenomen heeft dat de structureel lagere beurswaarde van de deelneming een aanwijzing vormde voor een bijzondere waardevermindering. In IAS 28.33 wordt verwezen naar IAS 36 en uit IAS 36.130 volgt dat in de toelichting op de jaarrekening wel, anders dan betrokkene meent, expliciet (en niet impliciet) vermeld had moeten worden of de realiseerbare waarde van de deelneming is gesteld op de reële waarde minus de verkoopkosten of op de bedrijfswaarde, en daarnaast ook wat de gehanteerde disconteringsvoet(en) voor schatting van de bedrijfswaarde is (zijn) dan wel (voor het geval de realiseerbare waarde is gesteld op de reële waarde minus de verkoopkosten) wat de gehanteerde basis voor de bepaling van de reële waarde minus de verkoopkosten is. Uit het controledossier had vanzelfsprekend ook (los van het vorenstaande) moeten blijken dat betrokkene daadwerkelijk heeft onderzocht en beoordeeld of de entiteit terecht heeft gekozen voor de beurswaarde van de deelneming als hoogste realiseerbare waarde.
Ervan uitgaande dat er naar de mening van betrokkene geen grond was om in verband met de vordering op de deelneming een voorziening te treffen, had betrokkene ervoor moeten zorgdragen dat in de toelichting op de enkelvoudige jaarrekening niet is opgenomen dat die voorziening is getroffen. 
Onvoldoende naleven voorschriften IFRS en tekortschieten in deskundigheid en zorgvuldigheid. Berisping.

Procedurenummers 15/132 en 15/133 Wtra AK
Klacht over samenstelling van een jaarrekening. Voldoende aannemelijk is geworden dat betrokkenen geen dan wel onvoldoende aandacht hebben besteed aan twee materiële posten die vragen hadden moeten oproepen. Daar nader onderzoek na te laten is het gestelde in NVCOS 4410 niet nageleefd en is het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid geschonden. Voorts is gebleken dat betrokkenen hebben nagelaten intern melding te maken van ongebruikelijke transacties in de zin van Wwft, wat eveneens in strijd is met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid en voorts met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag. Een en ander leidt tot de maatregel van berisping voor elk van de betrokkenen.

Uitspraken 13 juli 2015

Procedurenummer 14/3235 Wtra AK
Kantoortoetsing. Op iedere accountant verbonden aan een accountantspraktijk rust de verplichting zorg te dragen voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing, zodat betrokkene tuchtrechtelijk aanspreekbaar is voor eventuele tekortkomingen in dat stelsel, ook al was een andere accountant meerderheidsaandeelhouder. Overigens is voldoende aannemelijk geworden dat betrokkene vaktechnische verantwoordelijkheid droeg, zodat hij daarvoor in tuchtrecht kan worden aangesproken. Na eerste negatief eindoordeel worden in 2013 in een hertoetsing vijf dossiers getoetst die allen als onvoldoende worden beoordeeld, terwijl er voorts op kantoorniveau in strijd met diverse voorschriften is gehandeld. Niet gebleken is dat het kantoor inmiddels beschikt over een deugdelijk stelsel van kwaliteitsbeheersing. Alles overziende wordt een doorhaling passend en geboden geacht, voor de duur van 18 maanden. Dat het kantoor – in de persoon van andere accountants – nog onverminderd assurance- en aan assurance verwante-opdrachten kan uitvoeren, kan daar niet aan afdoen. Het is aan de beroepsorganisatie en/of de AFM om naar dat laatste onderzoek te doen en daar eventueel een gevolgtrekking aan te verbinden.

Uitspraken 3 juli 2015

Procedurenummer 15/258 Wtra AK
Klacht over schending objectiviteit / belangentegenstelling wegens overschrijding van de driejaarstermijn uit artikel 22 Wtra niet-ontvankelijk.

Uitspraken 29 juni 2015

Procedurenummer 14/583 Wtra AK
Einduitspraak na nader onderzoek ingevolge tussenuitspraak van 13 oktober 2014 (ECLI:NL:TACAKN:2014:76). Klacht van het OM tegen de door controlerend accountant van de jaarrekening 2008 van Vestia ingeschakelde accountant tevens derivatenspecialist. Op zijn handelen en/of nalaten is deze accountant te allen tijde tuchtrechtelijk aanspreekbaar, ook al is de controlerend accountant voor het geheel aansprakelijk. Onaanvaardbaar is dat voor het aan de derivatenspecialist uitbestede deel van controle niet dezelfde deskundigheids- en zorgvuldigheidseisen zouden gelden als indien deze werkzaamheden binnen het controleteam zouden zijn verricht. In dit geval zijn aan de werkzaamheden en de rapportering geen lichtere eisen te stellen. Betrokkene had er verstandig aan gedaan om bij de uitvoering van zijn werkzaamheden en bij zijn rapportering houvast had gezocht bij NVCOS 3000. Gelet op de nader overgelegde stukken en wat partijen daarover hebben aangevoerd, komt de Accountantskamer tot het oordeel dat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene bij het uitbrengen van zijn memo op 18 mei 2009 niet heeft beschikt over een deugdelijke grondslag voor de door hem getrokken conclusie dat Vestia bij het toepassen van kostprijshedge accounting voor haar derivatenportefeuille voldeed aan de vereisten van RJ 290, zoals die destijds gold. Volgt ongegrondverklaring van de klacht.

Procedurenummer 15/67 Wtra AK
Voormalig cliënt herhaalt bij de Accountantskamer de al bij de klachtencommissie van de Nba gegronde klachtonderdelen. De enkele omstandigheid dat die commissie tot het oordeel is gekomen dat de bij haar ingediende klachtonderdelen gegrond zijn, levert niet al grond op in de daaropvolgende tuchtprocedure bij de Accountantskamer dat betrokkene de voor hem geldende regels niet heeft nageleefd, omdat de Accountantskamer zelfstandig haar oordeel dient te vormen. Klachtonderdelen over het niet juist en/of niet volledig informeren en adviseren over pensioenvoorziening in eigen beheer en over de jaarlijkse dividenduitkering zijn deels niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding en voor het overige ongegrond. Klachtonderdeel over fouten en onduidelijkheden in de jaarrekening en de toelichting daarop, is op een ondergeschikt onderdeel gegrond en voor het overige ongegrond. Volgt ongegrondverklaring zonder de oplegging van een maatregel.

Uitspraken