Uitspraken 17 augustus 2015

Procedurenummer 15-304 en 15/305 Wtra AK
Klacht niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de zesjaarstermijn dan wel de driejaarstermijn. Het feit dat het nieuwe bestuur van de klagende vennootschappen een ander inzicht heeft dan het vorige bestuur, doet niets af aan de klaagsters toe te dichten wetenschap.

Procedurenummer 15/306 Wtra AK
Na het zakelijk uiteengaan dient de voormalige zakenpartner een klacht in over het ‘eigenhandig’ vaststellen van de jaarrekeningen door betrokkene. Die klacht is ten aanzien van de meeste jaarrekeningen niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Anders dan betrokkene aanvoert, deelt de binnen de driejaarstermijn ‘vastgestelde’ jaarrekening niet dat lot, omdat hij ieder jaar een nieuwe afweging ter zake diende te maken. De destijds informele samenwerking tussen de zakenpartners deed niets af aan de verplichtingen, voortvloeiend uit het Burgerlijk Wetboek, aangaande het opstellen en vaststellen van de jaarrekeningen. De verslechterende samenwerking had voor betrokkene een bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis moeten zijn voor zijn naleving van de fundamentele beginselen en had te meer reden moeten zijn tot naleving van de in het BW neergelegde voorschriften met betrekking tot het vaststellen van de jaarrekeningen. Gelet op de bijzonderheden van dit geval wordt volstaan met een gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel.

Procedurenummer 15/476 Wtra AK
Rapportage met als conclusie dat voor werkzaamheden aan een financiële administratie te hoge bedragen in rekening zijn gebracht, bedoeld om in een civielrechtelijk geschil het standpunt van een partij te ondersteunen. Betrokkene heeft ten onrechte geen hoor- en wederhoor toegepast; conclusie heeft onvoldoende deugdelijke grondslag.

Procedurenummer 15/637 Wtra AK
Gegronde klacht over de betrokkenheid van de accountant bij een evident dubieuze factuur, opgesteld door een 50% aandeelhouder om de winst van de onderneming op een voor deze aandeelhouder fiscaal gunstige wijze af te romen. Betrokkene had voldoende twijfel moeten hebben over de juistheid van die factuur en het vermoeden moeten hebben dat met die factuur de waarheid geweld werd aangedaan. Betrokkene had dan ook het in de VGC bedoelde conceptueel raamwerk moeten toepassen, wat hij heeft nagelaten en van betrokkene had verwacht mogen worden dat hij niet in verband werd gebracht met kan worden aangemerkt als niet eerlijk en niet oprecht zaken doen. Een en ander leidt tot schending van de fundamentele beginselen van integriteit, deskundigheid en zorgvuldigheid (onderscheidenlijk vakbekwaamheid en zorgvuldigheid) en professioneel gedrag (onderscheidenlijk professionaliteit), als bedoeld in de VGC (onderscheidenlijk de VGBA). Volgt de oplegging van de maatregel van berisping.

Uitspraken 7 augustus 2015

Procedurenummer 14/3111 Wtra AK
Onvoldoende aannemelijk dat betrokkene van zijn client afkomstige administratie niet heeft teruggegeven. Betrokkene is vaktechnisch niet betrokken geweest bij de voor de cliënt verrichte fiscale werkzaamheden door de fiscalisten van zijn kantoor; ook is niet aannemelijk geworden dat hij daarbij anderszins betrokken is geweest of dat had dienen te zijn; daarom tuchtrechtelijk daarvoor niet verantwoordelijk. Betrokkene trad op voor zowel de moeder als de zoon en diens ondernemingen. Daarin had in de gegeven omstandigheden betrokkene een serieuze  bedreiging voor zijn objectiviteit moeten aannemen en daarvoor afdoende waarborgen moeten treffen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Waarschuwing.

Procedurenummer 15/152 Wtra AK
Weyl-faillissementen. Klagers zijn de curatoren in de Weyl-faillissementen. Zij zijn niet door KPMG op de voet van art. 30 Wta de hoogte gesteld van een eerder ingediende tuchtklacht tegen de betrokken accountant van KPMG die de jaarrekeningen 2008 en 2009 van een goedkeurende controleverklaring heeft voorzien. Betrokkene stond de controlerend accountant in die tuchtprocedure intern bij. Daargelaten de vraag of curatoren op de voet van art. 30 Wta hebben te gelden als de controlecliënt  aan wie het ingediend zijn van een tuchtklacht gemeld moet worden, kan niet gezegd worden dat (ook) op betrokkene de verplichting ex art. 30 Wta rust, ook niet indien de controlerend accountant nalaat aan die verplichting te voldoen, en ook niet als daarna die controlerend accountant niet meer aan KPMG verbonden is.

Procedurenummer 15/232 Wtra AK
Doordat betrokkene in een brief  heeft meegedeeld dat de publicatiestukken door zijn kantoor naar de KvK zullen worden gestuurd, heeft hij de verantwoordelijkheid op zich genomen voor het tijdig deponeren van die stukken.Door klaagsters direct nadat zij de opdracht hadden beëindigd, de toegang tot de digitale onbewerkte gegevens uit de administratie van klaagsters te ontzeggen en niet in te gaan op verzoeken van klaagsters om hen weer toegang te verschaffen tot het Twinfield account, heeft betrokkene bij het eindigen van de door hem verleende professionele dienst onzorgvuldig en derhalve in strijd gehandeld met de eisen voortvloeiend uit het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, zoals bedoeld in artikel 2 onder d. van de VGBA.
Waarschuwing.

Procedurenummer 15/621 Wtra AK
Betrokkene begeleidt in vriendschappelijke sfeer een weduwe op leeftijd met haar vermogensbeheer (en andere meer praktische zaken). De weduwe benoemt hem op enig moment tot haar erfgenaam onder de last van enige legaten. Op enig moment dat de weduwe steeds minder goed haar vermogensrechtelijke zaken kan begrijpen, laat staan afhandelen, brengt betrokkene haar op haar verzoek naar een notaris om onder een volmacht voor een onroerend goed transactie haar handtekening te laten zetten en door die notaris te laten legaliseren. Door die transactie verbeterde de erfrechtelijke positie van betrokkene nog meer. Onder deze omstandigheden had betrokkene de bedreiging vanwege zijn eigen belang voor zijn objectiviteit moeten onderkennen en een waarborg moeten treffen, bijv. door ter zake niet behulpzaam te zijn totdat de oudere vrouw onder bewind was gesteld.
Enige tijd later is de oudere vrouw onder bewind gesteld. Op de vraag van de bewindvoerder of betrokkene wist of er een testament aanwezig was, heeft betrokkene ontkennend geantwoord. Betrokkene heeft hiermee de waarheid geweld aangedaan en daardoor niet integer gehandeld.
Beide handelingen vallen onder beroepsmatig handelen als bedoeld in art. 33, eerste lid Wet RA, nu betrokkene op zich had genomen de weduwe op vermogensrechtelijk terrein bijstand te verlenen en in die periode de weduwe heeft besloten hem tot erfgenaam te benoemen.

Procedurenummer 15/1289 Wtra AK
Niet betalen eerder door de Accountantskamer opgelegde boete van € 2.500,=. Daarom thans op grond van art. 5 Wtra de nadere maatregel 1 maand tijdelijke doorhaling.

Procedurenummer 15/1290 Wtra AK
Niet betalen eerder door de Accountantskamer opgelegde boete van € 1.000,=. Daarom thans op grond van art. 5 Wtra de nadere maatregel 1 maand tijdelijke doorhaling.

Procedurenummer 15/1291 Wtra AK
Niet betalen eerder door de Accountantskamer opgelegde boete van € 4.000,=. Daarom thans op grond van art. 5 Wtra de nadere maatregel 4 maanden (definitieve) doorhaling.
(Het niet betalen van een boete vanaf € 3.000,= leidt krachtens het beleid van de Accountantskamer i.h.a. tot het opleggen van de maatregel van (definitieve) doorhaling.)

Procedurenummer 15/1292 Wtra AK
Niet betalen eerder door de Accountantskamer opgelegde boete van € 900,=. Daarom thans op grond van art. 5 Wtra de nadere maatregel 1 maand tijdelijke doorhaling

Uitspraken 3 augustus 2015

Procedurenummer 14/2909 Wtra AK
Een overeenkomst die een verbod tot klagen inhoudt of het klagen aan voorwaarden bindt, kan aan de bij de Wtra toegekende bevoegdheid tot klagen geen afbreuk doen. Voorwaarde voor de ontvankelijkheid van een klacht op grond van de Wtra is niet of door het handelen waarover wordt geklaagd het algemeen belang wordt geschaad.

Onder de VGBA is de reikwijdte van het tuchtrecht waar het gaat om gedragingen van een accountant in het kader van zijn zakelijke relatie tot zijn werkgever, naar het oordeel van de Accountantskamer niet beperkt tot werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het accountantsberoep. Weliswaar is het fundamentele beginsel van integriteit als bedoeld in artikel 2 onder a. van de VGBA op grond van artikel 3, tweede lid, van de VGBA alleen van toepassing “bij de uitoefening van zijn beroep” en wijst de toelichting op dit artikel daarbij allereerst op het verlenen van een professionele dienst, dat neemt niet weg dat er bij een grammaticale uitleg van dit begrip geen grond is om te oordelen dat gedragingen van een accountant in het kader van zijn  zakelijke relatie met zijn werkgever daar niet onder vallen.
Steun daarvoor vindt de Accountantskamer in de toelichting op artikel 42 van de Wab en in de toelichting op artikel 6 van de VGBA, die inhoudt dat het eerlijk en oprecht optreden van een accountant dat het fundamentele beginsel van integriteit van hem verlangt, onder meer inhoudt dat hij eerlijk zaken doet en de waarheid geen geweld aandoet. Een extra argument kan worden ontleend aan de vakgebieden waarop de opleiding van elke accountant volgens het Besluit accountantsopleiding 2013 betrekking heeft.

Uitspraken 24 juli 2015

Procedurenummer 15/255 Wtra AK
Betrokkene handelt zowel als bestuurslid/penningmeester en administratief dienstverlener van een C.V.. Voor zijn werkzaamheden, waarbij hij zijn vakbekwaamheid van accountant heeft ingezet, is hij  (als accountant in business) in beide hoedanigheden tuchtrechtelijk aanspreekbaar., ook al heeft hij van zijn titel als RA geen gebruik gemaakt. Evenmin is van belang dat het opstellen van de concept-exploitatierekening en het ter goedkeuring voorleggen aan de leden van de CV een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het bestuur is, nu betrokkene grotendeels de scribent is van die exploitatierekeningen en gesteld noch gebleken is dat hij binnen het bestuur daarvan afstand heeft genomen.
De jaaroverzichten en de daarbij behorende toelichtingen van deze kleine rechtspersoon vertonen meerdere gebreken, maar gebreken zijn in deze specifieke casus materieel bezien van gering gewicht. Nu echter daarnaast in de jaaroverzichten aanzienlijk meer gedetailleerde informatie is opgenomen dan door de wet vereist, kan in ieder geval niet worden gezegd dat door de werkwijze van betrokkene afbreuk wordt gedaan aan het inzicht dat de beoogde gebruikers dienen te krijgen. Mede gezien het feit dat betrokkene zijn werkzaamheden niet als openbaar accountant, maar als accountant in business heeft verricht en dat in het geheel niet is gebleken dat betrokkene de gebruikers van de exploitatieverslagen, te weten de leden van de CV, daarmee op het verkeerde been heeft gezet, laat staan heeft willen zetten, is de Accountantskamer van oordeel dat in deze kan worden volstaan met gedeeltelijke gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.

Procedurenummer 15/400 Wtra AK
Klacht tegen voorzitter van het bestuur van een accountantsorganisatie wegens het door die accountantsorganisatie inroepen van een pandrecht tegenover een cliënt/schuldenaar van een accountant(skantoor), welk kantoor nog een bedrag is verschuldigd aan de accountantsorganisatie. Het is vaste jurisprudentie dat het een accountant in beginsel vrijstaat om in zijn zakelijke betrekkingen een civielrechtelijk standpunt in te nemen, behoudens bijzondere omstandigheden. In dit geval is niet in te zien dat betrokkene gehouden zijn te verhinderen dat zijn organisatie een beroep doet op dat pandrecht. Klacht is ongegrond.

Procedurenummer 15/578 Wtra AK
Samenstelpraktijk beschikt ten tijde van hertoetsing nog steeds niet over intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Definitieve doorhaling voor een termijn van 18 maanden.

Uitspraken 20 juli 2015

Procedurenummer 15/352 Wtra AK
Klacht inhoudend dat betrokken accountant een leugenachtige klacht heeft ingediend tegen de klager (advocaat van tegenpartijen van betrokken accountant in procedures) bij de deken van de orde van advocaten is ongegrond. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat klacht op leugens is gestoeld. 

Accountantskamer handhaaft VGC-jurisprudentie over toetsing aan  fundamentele beginselen van het innemen van een civielrechtelijk standpunt ook na inwerkingtreding VGBA.

Uitspraken 17 juli 2015

Procedurenummer 14/19 Wtra AK
Controle jaarrekening van beursgenoteerde entiteit met goedkeurende verklaring. De entiteit houdt ruim 43% van de aandelen in een andere eveneens beursgenoteerde vennootschap (hierna: de deelneming).Entiteit heeft een vordering uit een lening op de deelneming. De boekwaarde van de deelneming is in de jaarrekening gesteld op de beurswaarde van de deelneming. Klaagster acht deze waardebepaling onjuist. In de toelichting op de enkelvoudige jaarrekening staat dat er een voorziening is getroffen in verband met de (rente over) de vordering op de deelneming. Volgens klaagster is dat ten onrechte gebeurd.  

Niet blijkt of betrokkene heeft onderzocht of er, zoals is voorgeschreven in IAS 39.58, objectieve aanwijzingen waren voor een bijzondere waardevermindering van de deelneming. Pas als die er zijn, wordt toegekomen aan de toetsing beschreven in IAS 28.33. Van betrokkene had ook gevergd kunnen worden dat hij in het controledossier ervan blijk had gegeven dat hij heeft beoordeeld of de entiteit terecht aangenomen heeft dat de structureel lagere beurswaarde van de deelneming een aanwijzing vormde voor een bijzondere waardevermindering. In IAS 28.33 wordt verwezen naar IAS 36 en uit IAS 36.130 volgt dat in de toelichting op de jaarrekening wel, anders dan betrokkene meent, expliciet (en niet impliciet) vermeld had moeten worden of de realiseerbare waarde van de deelneming is gesteld op de reële waarde minus de verkoopkosten of op de bedrijfswaarde, en daarnaast ook wat de gehanteerde disconteringsvoet(en) voor schatting van de bedrijfswaarde is (zijn) dan wel (voor het geval de realiseerbare waarde is gesteld op de reële waarde minus de verkoopkosten) wat de gehanteerde basis voor de bepaling van de reële waarde minus de verkoopkosten is. Uit het controledossier had vanzelfsprekend ook (los van het vorenstaande) moeten blijken dat betrokkene daadwerkelijk heeft onderzocht en beoordeeld of de entiteit terecht heeft gekozen voor de beurswaarde van de deelneming als hoogste realiseerbare waarde.
Ervan uitgaande dat er naar de mening van betrokkene geen grond was om in verband met de vordering op de deelneming een voorziening te treffen, had betrokkene ervoor moeten zorgdragen dat in de toelichting op de enkelvoudige jaarrekening niet is opgenomen dat die voorziening is getroffen. 
Onvoldoende naleven voorschriften IFRS en tekortschieten in deskundigheid en zorgvuldigheid. Berisping.

Procedurenummers 15/132 en 15/133 Wtra AK
Klacht over samenstelling van een jaarrekening. Voldoende aannemelijk is geworden dat betrokkenen geen dan wel onvoldoende aandacht hebben besteed aan twee materiële posten die vragen hadden moeten oproepen. Daar nader onderzoek na te laten is het gestelde in NVCOS 4410 niet nageleefd en is het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid geschonden. Voorts is gebleken dat betrokkenen hebben nagelaten intern melding te maken van ongebruikelijke transacties in de zin van Wwft, wat eveneens in strijd is met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid en voorts met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag. Een en ander leidt tot de maatregel van berisping voor elk van de betrokkenen.

Uitspraken 13 juli 2015

Procedurenummer 14/3235 Wtra AK
Kantoortoetsing. Op iedere accountant verbonden aan een accountantspraktijk rust de verplichting zorg te dragen voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing, zodat betrokkene tuchtrechtelijk aanspreekbaar is voor eventuele tekortkomingen in dat stelsel, ook al was een andere accountant meerderheidsaandeelhouder. Overigens is voldoende aannemelijk geworden dat betrokkene vaktechnische verantwoordelijkheid droeg, zodat hij daarvoor in tuchtrecht kan worden aangesproken. Na eerste negatief eindoordeel worden in 2013 in een hertoetsing vijf dossiers getoetst die allen als onvoldoende worden beoordeeld, terwijl er voorts op kantoorniveau in strijd met diverse voorschriften is gehandeld. Niet gebleken is dat het kantoor inmiddels beschikt over een deugdelijk stelsel van kwaliteitsbeheersing. Alles overziende wordt een doorhaling passend en geboden geacht, voor de duur van 18 maanden. Dat het kantoor – in de persoon van andere accountants – nog onverminderd assurance- en aan assurance verwante-opdrachten kan uitvoeren, kan daar niet aan afdoen. Het is aan de beroepsorganisatie en/of de AFM om naar dat laatste onderzoek te doen en daar eventueel een gevolgtrekking aan te verbinden.

Uitspraken 3 juli 2015

Procedurenummer 15/258 Wtra AK
Klacht over schending objectiviteit / belangentegenstelling wegens overschrijding van de driejaarstermijn uit artikel 22 Wtra niet-ontvankelijk.

Uitspraken 29 juni 2015

Procedurenummer 14/583 Wtra AK
Einduitspraak na nader onderzoek ingevolge tussenuitspraak van 13 oktober 2014 (ECLI:NL:TACAKN:2014:76). Klacht van het OM tegen de door controlerend accountant van de jaarrekening 2008 van Vestia ingeschakelde accountant tevens derivatenspecialist. Op zijn handelen en/of nalaten is deze accountant te allen tijde tuchtrechtelijk aanspreekbaar, ook al is de controlerend accountant voor het geheel aansprakelijk. Onaanvaardbaar is dat voor het aan de derivatenspecialist uitbestede deel van controle niet dezelfde deskundigheids- en zorgvuldigheidseisen zouden gelden als indien deze werkzaamheden binnen het controleteam zouden zijn verricht. In dit geval zijn aan de werkzaamheden en de rapportering geen lichtere eisen te stellen. Betrokkene had er verstandig aan gedaan om bij de uitvoering van zijn werkzaamheden en bij zijn rapportering houvast had gezocht bij NVCOS 3000. Gelet op de nader overgelegde stukken en wat partijen daarover hebben aangevoerd, komt de Accountantskamer tot het oordeel dat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene bij het uitbrengen van zijn memo op 18 mei 2009 niet heeft beschikt over een deugdelijke grondslag voor de door hem getrokken conclusie dat Vestia bij het toepassen van kostprijshedge accounting voor haar derivatenportefeuille voldeed aan de vereisten van RJ 290, zoals die destijds gold. Volgt ongegrondverklaring van de klacht.

Procedurenummer 15/67 Wtra AK
Voormalig cliënt herhaalt bij de Accountantskamer de al bij de klachtencommissie van de Nba gegronde klachtonderdelen. De enkele omstandigheid dat die commissie tot het oordeel is gekomen dat de bij haar ingediende klachtonderdelen gegrond zijn, levert niet al grond op in de daaropvolgende tuchtprocedure bij de Accountantskamer dat betrokkene de voor hem geldende regels niet heeft nageleefd, omdat de Accountantskamer zelfstandig haar oordeel dient te vormen. Klachtonderdelen over het niet juist en/of niet volledig informeren en adviseren over pensioenvoorziening in eigen beheer en over de jaarlijkse dividenduitkering zijn deels niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding en voor het overige ongegrond. Klachtonderdeel over fouten en onduidelijkheden in de jaarrekening en de toelichting daarop, is op een ondergeschikt onderdeel gegrond en voor het overige ongegrond. Volgt ongegrondverklaring zonder de oplegging van een maatregel.

Uitspraken 26 juni 2015

Procedurenummer 15/131 Wtra AK
Kantoortoetsing. Meer dan 7 jaar na reguliere toetsing voldoet stelsel van kwaliteitsbeheersing van accountantspraktijk nog niet aan de daarvoor geldende normen. 
Definitieve doorhaling voor een termijn van twee jaar. Omdat het aanzien van het accountantsberoep in het geding is en het maatschappelijk verkeer ernstig risico loopt bij de voortzetting van de accountantswerkzaamheden door betrokkene, wordt de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraken 19 juni 2015

Procedurenummers 14/2733 en 14/2734 Wtra AK
Klacht tegen twee AA’s luidt dat bij hertoetsing op 4 oktober 2013  is gebleken dat stelsel van kwaliteitsbeheersing van hun accountantspraktijk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. 
Een van de AA’s was ten tijde van de toetsing in 2009 niet werkzaam bij en verbonden aan de getoetste praktijk, de andere wel.
Uitgangspunt is dat elke AA die werkzaam is bij of is verbonden aan een accountantspraktijk ervoor zorg dient te dragen dat die praktijk beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat aan de daaraan te stellen eisen voldoet. 
Dat betekent voor de ene AA dat de klacht inhoudt dat op 4 oktober 2013 bij een toetsing is gebleken dat de praktijk daaraan niet voldeed. 
Dit oordeel laat onverlet dat aan een toetsing van een accountantspraktijk in het bestuursrecht andere rechtsgevolgen kunnen worden verbonden dan aan een hertoetsing. 
De tweede AA verrichtte op 4 oktober 2013 feitelijk geen werkzaamheden meer in de accountantspraktijk, maar was gezien zijn aandelenbezit nog wel aan de accountantspraktijk verbonden. 
Het stelsel voldeed op 4 oktober 2013 niet en dat leidt voor de ene AA tot een berisping en voor de andere AA tot een doorhaling van anderhalf jaar.

Uitspraken 12 juni 2015

Procedurenummers 15/299 en 15/355 Wtra AK
Klacht over declaraties en het opschorten van werkzaamheden. Anders dan betrokkenen menen, is een klacht daarover bij de tuchtrechter niet niet-ontvankelijk. Voor klachten over declaraties geldt wel een terughoudende toets; slechts onder bijzondere omstandigheden slaagt een klacht over declaraties. In dit geval is niet zo’n bijzondere omstandigheid aan de orde en faalt de declaratieklacht. Nu klaagster al langere tijd betaling nalaat en zij al meermalen was gewaarschuwd, mochten betrokkenen hun werkzaamheden opschorten, nog daargelaten dat klaagster naliet de gevraagde gegevens en stukken aan te leveren als gevolg waarvan betrokkenen niet in staat waren de werkzaamheden af te ronden.

Uitspraken 5 juni 2015

Procedurenummer 15/334 Wtra AK
Kantoortoetsing. Ten tijde van de mondelinge behandeling zegt de betrokkene toe de twee enige beoordelingsopdrachten te zullen beëindigen en in de toekomst geen nieuwe assurance-opdrachten meer te zullen aanvaarden en voorts de hulp van een professionele organisatie  in te schakelen om zijn kantoororganisatie voor wat betreft non-assuranceopdrachten geheel aan de huidige kwaliteitsnormen te laten voldoen. Alvorens definitief te beslissen stelt de Accountantskamer betrokkene in de gelegenheid binnen 3 maanden bewijsstukken van de beëindiging van de beoordelingsopdrachten en het aangaan van een overeenkomst met een professionele organisatie over te leggen.

Uitspraken 1 juni 2015

14/3134 Wtra AK
Klacht tegen accountant die bij de samenstelling van de jaarrekening twee leningovereenkomsten onjuist heeft verwerkt, heeft nagelaten een ‘compte jointe’-overeenkomst, inhoudende een garantiestelling ten behoeve van een derde onjuist heeft verwerkt en daarover de minderheidsaandeelhouders van de vennootschap onjuist heeft voorgelicht. Klacht is ongegrond omdat niet is komen vast te staan dat betrokkene kennis had dan wel had moeten hebben van die overeenkomsten dan wel de in dit geval van de leiding van de vennootschap verkregen inlichtingen niet voor aannemelijk mocht houden.

15/290 Wtra AK
Niet betalen van een eerder door de Accountantskamer opgelegde geldboete. Recidive. Alsnog doorhaling in het accountantsregister met termijn van minimale niet-herinschrijving van 6 maanden.

Uitspraken 29 mei 2015

Procedurenummers 14/404 en 14/406 Wtra AK
Ten onrechte is een mobiele database, nu het betreft een intern gegenereerd klantenbestand waarvoor geen kosten bij aanschaf door de onderneming zijn gemaakt, als immaterieel vast actief in de balans van de jaarrekening opgenomen. Aldus is in strijd gehandeld met alinea 104 van de ten deze toepasselijke RJk en de voor deze (kleine) onderneming geldende voorschriften van het BW (o.m. artikelen 2:362 juncto 365 BW). Het betreft een materiele post. De samenstellend accountant, die terecht aan het activeren van deze post professionele aandacht heeft geschonken, is daardoor bij het aldus samenstellen van de jaarrekening in strijd gekomen met paragraaf 15 van NVCOS 4410. De andere tot het team behorende accountant is ook zodanig bij het activeren van deze balanspost betrokken geweest, dat van haar verwacht had mogen worden, ook al was zij ondergeschikt aan de accountant die de samenstellingsverklaring heeft afgegeven, dat zij haar collega voor het ten onrechte activeren had gewaarschuwd.

Uitspraken 27 mei 2015

Procedurenummers 12/185-187 Wtra AK
Klacht over een concept gerechtelijk deskundigenrapport (waardering aandelen). Maatstaf beoordeling van dergelijke rapportage (zie uitspraak van gelijke datum onder nummer 12/2145-2147 Wtra AK). Daarbij moet worden opgemerkt dat juist een waardebepaling als de onderhavige geen absolute waarheid kent. Het gaat er bij een deskundigenbericht als het onderhavige om dat de deskundige op de eerste plaats een waarderingsmethode toepast die, gegeven de omstandigheden, algemeen aanvaard en gebruikelijk is, althans en in elk geval niet een op hun vakgebied omstreden c.q. moeilijk verdedigbaar en/of niet gangbaar geacht standpunt c.q. maatstaf c.q. methode inneemt respectievelijk toepast en anderzijds dat de deskundige voldoende inzicht geeft in de gehanteerde methode(n) en de daarbij gehanteerde gegevens, zodat de civiele partijen, zoals klager, in staat zijn bij de civiele rechter het deskundigenbericht te becommentariëren en te bekritiseren en zo nodig de rechter gemotiveerd in overweging te kunnen geven het bericht niet of niet geheel te volgen. Hierbij zij aangetekend dat zulks te meer geldt voor een aan partijen in concept toegezonden rapportage, waarop zij nog kunnen reageren, voordat een deskundigenrapport definitief aan de rechter wordt uitgebracht. 
Professioneel kritisch opmerkingen van deskundige in het kader van het bij een bijeenkomst horen van partijen getuigen niet gauw  van een tuchtrechtelijk relevante vooringenomenheid.
Klacht ongegrond.

Procedurenummers 12/2145-2147 Wtra AK
Klacht over aan de civiele rechter uitgebracht deskundigenbericht (waardering van aandelen). Betrokkene heeft zich beroepen op het ‘ne bis in idem’ beginsel. Voormelde aan het (internationaal) strafprocesrecht ontleende beginsel is weliswaar niet rechtstreeks toepasselijk op het tuchtprocesrecht, maar heeft wel haar invloed op eisen die een behoorlijke tuchtprocedure aan het indienen van een klacht stellen. In dat kader heeft de Accountantskamer al eerder, voor zover thans van belang, onder meer beslist dat het niet verenigbaar is met de eisen van een goede tuchtprocesorde, indien een klager, nadat de Accountantskamer een eerder door hem ingediende klacht ter zitting heeft behandeld of (daarna) uitspraak heeft gedaan, een tweede klacht tegen dezelfde accountant indient over hetzelfde feitencomplex, terwijl dit feitencomplex reeds ten tijde van die eerdere mondelinge behandeling bij klager bekend was of bekend had kunnen zijn en niet gebleken is van nieuwe, relevante feiten welke een nieuwe tuchtrechtelijke beoordeling zouden rechtvaardigen. Deze regel, doch niet ontleend aan voormeld ‘ne bis in idem beginsel’, heeft de Accountantskamer al eerder ook toepasselijk geacht op een tweede klacht die geen betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex, omdat in het kader van een goede tuchtprocesorde van een klager gevergd mag worden, bijzondere omstandigheden daargelaten, dat hij zoveel als mogelijk zijn klachten tegen een betrokken accountant tegelijk in één procedure aanhangig maakt, althans dat klager voorafgaand aan de mondelinge behandeling van een eerder ingediende klacht zijn overige klachten over hem bekende gedragingen van de betrokken accountant heeft ingediend, zodat de betrokken accountant niet achtereenvolgens meerdere malen op klachten van dezelfde klager zich voor de tuchtrechter behoeft te verantwoorden over gedragingen, waarmee de klager al bekend was en waarvan hij heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat deze gedragingen in strijd waren met -zakelijk weergegeven- de voor de accountant geldende regelgeving. Het is overigens dan aan de Accountantskamer om een tijdig aangevuld klachtonderdeel in het kader van een goede proceseconomie ter behandeling af te splitsen van de eerder ingediende klacht of een tijdig ingediende nieuwe, afzonderlijke klacht al dan niet te voegen met de reeds eerder ingediende klacht.
Verhouding tussen een eerder in het kader van hoor en wederhoor aan klagers toegezonden conceptrapport en het latere definitieve deskundigenrapport v.w.b. het indienen van klachten tegen de inhoud van beide rapporten.
Op de (vervulling van de) opdracht van een gerechtelijk deskundige is geen specifiek nader voorschrift of specifieke overige standaard als bedoeld in artikel A-130.7 van de VGC van toepassing is. Het is aan de Accountantskamer om te bezien of betrokkenen die taak hebben vervuld met inachtneming van de voor hen geldende gedrags- en beroepsregels, waaronder de in artikel A-100.4 onder a. tot en met e. van de VGC vermelde fundamentele beginselen, alsook in overeenstemming met het conceptueel raamwerk als bedoeld in artikel A-100.5 van de VGC. Daarbij tekent de Accountantskamer wel aan dat in de civiele procedure ten behoeve waarvan een accountant als gerechtelijk deskundige een deskundigenbericht uitbrengt, gelet op het wettelijk kader (zie de artikelen 194 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) en de daarbinnen door de civiele rechter betreffende een deskundigenbericht in acht te nemen fundamentele procesrechtelijke regels, zoals hoor en wederhoor van de betrokken partijen, specifieke (rechts)regels gelden, ten aanzien waarvan de civiele rechter, mede na debat van de partijen in die civiele procedure, instructies geeft en toezicht houdt, zowel jegens de deskundige als de partijen in die procedure. Gelet daarop moet in beginsel de civiele rechter worden geacht leidend te zijn bij de processuele aspecten omtrent (de totstandkoming van) een deskundigenbericht, zoals bijvoorbeeld de in acht te nemen termijn als bedoeld in artikel 197 Rv, de vaststelling van de aan de deskundige toekomende vergoeding aan deskundigenkosten als bedoeld in artikel 199 Rv, het nemen van een nadere conclusie na het uitbrengen van het definitieve deskundigenbericht als bedoeld in artikel 132, derde lid Rv en het doen toelichten of aanvullen van het deskundigenbericht als bedoeld in artikel 194, vijfde lid Rv. Voorts geldt dat in artikel 152, tweede lid 2 Rv is bepaald dat de waardering van het deskundigenbericht aan de civiele rechter overgelaten dient te worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vraag of al dan niet voldaan is aan (de strekking van) de opdracht, althans op de gestelde vragen een voor de civiele procedure dienstig antwoord is gegeven. Een en ander betekent dat, behoudens bijzondere omstandigheden, aan de tuchtrechter op deze punten geen rol toekomt. Een dergelijke beperking in rol voor de tuchtrechter geldt niet voor de inhoud van het deskundigenbericht, de deugdelijke grondslag daarvan uitdrukkelijk daaronder begrepen, onverkort geldt.
Het gaat er bij een deskundigenbericht als het onderhavige (waardering van aandelen) om dat de deskundige op de eerste plaats een waarderingsmethode toepast die, gegeven de omstandigheden, algemeen aanvaard en gebruikelijk is, althans en in elk geval niet een op hun vakgebied omstreden c.q. moeilijk verdedigbaar en/of niet gangbaar geacht standpunt c.q. maatstaf c.q. methode inneemt respectievelijk toepast en anderzijds dat de deskundige voldoende inzicht geeft in de gehanteerde methode(n) en de daarbij gehanteerde gegevens, zodat de civiele partijen, zoals klager, in staat zijn bij de civiele rechter het deskundigenbericht te becommentariëren en te bekritiseren en zo nodig de rechter gemotiveerd in overweging te kunnen geven het bericht niet of niet geheel te volgen. 
Niet aannemelijk is geworden dat het deskundigenbericht niet aan deze eisen voldeed.

Uitspraken 22 mei 2015

Procedurenummers 14/3188 en 14/3189 Wtra AK
Klacht van administrateur van vennootschappen, waarvoor betrokkenen jaarrekeningen hebben samengesteld. Vergeefs beroep op niet-ontvankelijkheid van de klacht wegens termijnoverschrijding. Gegronde klacht over het verwerken van een in september 2011 plaatsgevonden cessie in de jaarrekeningen 2010, in plaats van het aanmerken als een gebeurtenis na balansdatum, en over het bijgevolg het in de jaarrekeningen 2010 opnemen van een post ‘agioreserve’. Een en ander levert schending op van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Overige klachten over de samengestelde jaarrekeningen alsmede over samenspanning en (ander) niet integer handelen zijn ongegrond. Het gegronde deel van de klacht leidt tot de maatregel van waarschuwing.

Uitspraken 18 mei 2015

Procedurenummer 14/2514 Wtra AK
Geen sprake van tekortkoming in de behartiging van de belangen van de cliënt in diens overleg met de belastingdienst. Klacht ongegrond.

Procedurenummer 14/2876 Wtra AK
Klachten over persoonsgericht onderzoek naar subsidie- en opdrachtverstrekkingen in de deelgemeente Feijenoord.
Betrokkene is gezien de opgesomde omstandigheden tuchtrechtelijk verantwoordelijk te achten voor de uitvoering van het onderzoek en voor de inhoud van het uitgebrachte rapport.  
De kwalificatie in het rapport van een uitlating in een gesprek als het uitoefenen van oneigenlijke druk door klager (destijds voorzitter van het dagelijks bestuur van de deelgemeente) is onvoldoende gemotiveerd en ontbeert daarom een toereikende grondslag. 
Betrokkene had die kwalificatie dan ook niet mogen presenteren aan pers en publiek en evenmin in dat verband de term machtsbederf mogen hanteren. 
Strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Berisping.

Procedurenummer 14/3045 Wtra AK
Vergeefse klacht over declaratiegedrag van accountant. Eveneens strandt het verwijt over het niet uitvoeren van werkzaamheden aangezien betrokkene een en andermaal klager heeft gewaarschuwd dat het uitblijven van een ondertekende opdrachtbevestiging in de weg zou staan aan het uitvoeren van de aangeboden werkzaamheden.

Procedurenummer 14/3059 Wtra AK
Klacht van het OM tegen een accountant die in reactie op de vordering tot uitlevering van het kasboek van een cliënt de primaire kasregistratie zodanig aanpast dat de negatieve stand van de kas verdwijnt en deze aangepaste registratie uitlevert zonder mede te delen dat die registratie niet origineel is en is aangepast. Dergelijke handelwijze is in strijd in de fundamentele beginselen van integriteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Het daarnaast voor de cliënt indienen van aangiften omzetbelasting terwijl betrokkene wist dat de door de cliënt aangeleverde omzetgegevens onvolledig en daardoor onjuist waren, en de aangiften omzetbelasting steeds in het voordeel van de cliënt waren, is eveneens in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Tot slot is gegrond de klacht over het niet tijdig melden van het bestaan van een negatieve kas als een ongebruikelijke transactie. Een en ander leidt tot de conclusie dat betrokkene met zijn handelwijze het accountantsberoep in diskrediet heeft gebracht en zodoende het fundamentele beginsel van professionaliteit heeft geschonden. In het kader van de bepaling van de strafmaat is er mede acht op geslagen dat betrokkene er nauwelijks blijk van heeft gegeven de onjuistheid en de onzorgvuldigheid van zijn handelwijze in te zien. Een en ander leidt tot de maatregel van tijdelijke doorhaling in het accountantsregister voor de duur van vier maanden.

Procedurenummers 15/1 en 15/2 Wtra AK
Klacht van voormalig werknemer / accountant in opleiding tegen voormalige praktijkopleider. Deze praktijkopleider heeft geweigerd een na anderhalf jaar na het eindigen van de arbeidsrelatie aangeleverd extra essay te beoordelen. Deze weigering is in de gegeven omstandigheden alleszins te billijken en valt binnen de aan een accountant toekomende vrijheid om in zakelijke betrekkingen een civielrechtelijk standpunt in te nemen. De tegen de kantoordirecteur ingediende klacht is wegens gebrek aan samenhang met het aan de praktijkopleider verweten handelen al ongegrond.

Procedurenummer 15/92 Wtra AK
In rapportages gebruikt betrokkene bewoordingen als “controleren” en/of “beoordelen” inzake financiële gegevens. Mede gezien hetgeen betrokkene ter zitting heeft verklaard, wordt geconcludeerd dat betrokkene assurance omtrent het in die rapportage aan de orde gestelde heeft gegeven. Voor zijn conclusies en oordelen heeft betrokkene onvoldoende werkzaamheden verricht; de rapportages ontberen een deugdelijke grondslag, terwijl betrokkene ook niet heeft voldaan aan enige standaard inzake inrichting van assurance-rapportages. Ook onvoldoende objectiviteit ter zake zijn opdracht in acht genomen. Een voor de advocaat van zijn cliënt geschreven advies, dat niet bedoeld was om aan de rechter ter kennis te komen, is door die advocaat wel als productie in een civiele procedure overgelegd. Betrokkene  heeft nagelaten in dat advies te vermelden dat zonder zijn instemming dit advies niet aan derden mag worden overgelegd. Voorts had hij er actief voor dienen zorg te dragen dat de rechter alsnog zou worden voorgelicht dat het advies slechts een intern stuk was. Berisping.

Uitspraken 11 mei 2015

Procedurenummer 14/3167 Wtra AK
Klacht over advisering rond overname deel boerenbedrijf en koop bedrijfswoning vanwege tijdsverloop niet-ontvankelijk. 
De Accountantskamer laat het in het midden of betrokkene verantwoordelijk is te achten voor het handelen en/of nalaten waarover wordt geklaagd.

Uitspraken 8 mei 2015

Procedurenummer 14/537 Wtra AK
Betrokkene heeft opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend. Dit valt als beroepsmatig handelen onder het bereik van het tuchtrecht. Ten tijde van de mondelinge behandeling was betrokkene door de strafrechter ter zake onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf. Aan een accountant komt in het kader van een tuchtklacht in beginsel geen zwijgrecht toe. Indien deze in het tuchtgeding weigert te verklaren, zal de tuchtrechter daaraan de gevolgen mogen verbinden die hij geraden voorkomt. Maatregel: doorhaling met de bepaling dat betrokkene binnen 10 jaar niet opnieuw in het accountantsregister kan worden ingeschreven.

Procedurenummer 15/289 Wtra AK
Betrokkene heeft de hem door de Accountantskamer opgelegde geldboete niet betaald. Op grond van artikel 5 Wtra wordt hem daarom de nadere maatregel van doorhaling opgelegd.

Uitspraken 1 mei 2015

Procedurenummer 14/2469 Wtra AK
Betrokkene heeft de jaarrekeningen over 2007 en 2008 van een op de Britse Maagdeneilanden gevestigde rechtspersoon, die zich bezighoudt met investeringen, en de jaarrekeningen over 2007, 2008, 2009 en 2010 van een andere rechtspersoon, die met de eerste rechtspersoon deel uitmaakt van dezelfde investeringsstructuur, gecontroleerd. De controles zijn uitgevoerd naar Nederlands recht. Over de jaren 2007 en 2008 heeft betrokkene bij de jaarrekeningen van beide rechtspersonen een verklaring van oordeelonthouding afgegeven. Betrokkene heeft goedkeurende verklaringen afgegeven bij de jaarrekeningen over 2009 en 2010 van de tweede rechtspersoon.

Klager stelt dat betrokkene had moeten onderkennen dat een overeenkomst van geldlening tussen een van de rechtspersonen en een Panamese rechtspersoon en een daarmee samenhangende “Total Return Swap” overduidelijk valse overeenkomsten waren. Betrokkene heeft verder verwijtbaar en ten onrechte gesteld dat de jaarrekeningen over 2009 en 2010 een ”fair and true” beeld gaven van de financiële toestand van de tweede rechtspersoon, omdat hij de terugbetaling van de lening zonder controle heeft aanvaard.

Klacht in alle onderdelen ongegrond. De aangevoerde omstandigheden (in de overeenkomst inzake de Olsen lening is niet vermeld waarvoor de lening was bedoeld en voor de te lenen bedragen zijn (in de overeenkomst) geen zekerheden bedongen of verstrekt) leveren geen aanwijzingen voor fraude op. Ook de weigering van de Panamese rechtspersoon om meer informatie te verschaffen, hoefde geen vraagtekens op te roepen over de werkelijke bedoelingen van de partijen bij deze overeenkomst. Betrokkene heeft in verband met de lening terecht wel een gemotiveerde verklaring van oordeelonthouding afgegeven en daarmee ervoor gewaarschuwd dat het geld eventueel niet terug zou komen.

Bij het afgeven van de goedkeurende verklaringen bij de jaarrekeningen 2009 en 2010 van de tweede rechtspersoon mocht betrokkene  mede steunen op het gegeven dat de lening op 25 februari 2011 was afgelost. Dat het afgeloste bedrag op een “blocked time deposit” terechtkwam, is volgens betrokkene geenszins ongebruikelijk, terwijl klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit anders is.
Andere aangevoerde omstandigheden hoefden voor betrokkene geen reden te zijn om aan te nemen dat degenen aan wie werd verzocht om de Letters of Representation te ondertekenen, niet de bestuurders waren van wie hij bevestigingen diende te verkrijgen.
Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraken 20 april 2015

Procedurenummers 14/2812 en 14/2813
Toetsing na eerder onderzoek onderzoek door College Kwaliteitsonderzoek. Uitkomst is weer dat praktijk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Bevindingen toetsers niet betwist.
Berisping omdat betrokkenen hebben verklaard dat zij uitsluitend nog samenstelopdrachten zullen verrichten en nauw zullen samenwerken met een ander kantoor.

Uitspraken 17 april 2015

Procedurenummers 14/906 en 14/907 Wtra AK
Betrokkenen voeren voor hun clienten een due diligence onderzoek uit i.v.m. een voorgenomen bedrijfsovername. De verkopers worden bijgestaan door een adviseur. Betrokkenen hebben zelf een zakelijke relatie met deze adviseur. Een dergelijke situatie levert een bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis op voor de objectiviteit van betrokkenen i.v.m. vertrouwdheid.  Betrokkenen hebben niet althans onvoldoende het conceptueel raamwerk toegepast door waarborgen te treffen en e.e.a. in hun dossier schriftelijk vast te leggen.
Het staat een accountant in het algemeen vrij in zijn zakelijke betrekkingen met zijn cliënt al dan niet in rechte een civielrechtelijk standpunt – daaronder te begrijpen het beëindigen van de werkzaamheden – in te nemen of rechtsmaatregelen te treffen. Hij dient daarbij wel een zorgvuldige belangenafweging te maken tussen zijn eigen belang, te weten in casu het beëindigen van de werkzaamheden, en de (voor hem kenbare) belangen van die cliënt, die als gevolg van die te nemen (rechts)maatregelen (kunnen) worden geschaad. In casu hebben betrokkenen dat onvoldoende gedaan.
Betrokkenen hebben in strijd met het beginsel van  professioneel gedrag jegens klagers tijdens een gesprek in het kader van een interne klachtprocedure dusdanig taalgebruik gebezigd en druk uitgeoefend, dat er geen sprake was van een correcte afhandeling van die klacht.

Uitspraken 13 april 2015

Procedurenummer 14/905 Wtra AK
Klager heeft in het kader van zijn toezichthoudende taak een onderzoek ingesteld bij het kantoor van betrokkene naar de naleving van verplichtingen op grond van de Wwft. Na inzage van dossiers van cliënten van betrokkene heeft klager geoordeeld dat zij in 2008 en in 2009 zeven betalingen hebben gedaan die als ongebruikelijke transacties in de zin van de Wwft moeten worden aangemerkt en geconstateerd dat van deze transacties geen meldingen waren gedaan bij de FIU-Nederland. 
De op 1 augustus 2008 in werking getreden Wwft legt de plicht tot het melden van een ongebruikelijke transactie op de externe accountant, voor zover deze zijn beroepsactiviteiten uitoefent dan wel een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, voor zover die anderszins zelfstandig onafhankelijk beroeps- of bedrijfsmatig daarmee vergelijkbare activiteiten verricht. Tot de beroepsactiviteiten van een accountant behoort ook het ten behoeve van een cliënt samenstellen van jaarrekeningen.
Het woord ‘externe’ is ingevoegd bij een Nota van wijziging. In de toelichting daarop wordt deze toevoeging gemotiveerd met een verwijzing naar de derde witwasrichtlijn. Er is geen enkel aanknopingspunt om ervan uit te gaan dat met deze wijziging van het wetsvoorstel is beoogd de reikwijdte van de beroepsactiviteiten van de accountant en daarmee van de meldingsplicht in de zin van de Wwft, te beperken tot accountants die belast zijn met de uitvoering van een wettelijke controle.
De tekst van de Wwft zoals die vóór 1 januari 2013 luidde, moet zo verstaan worden dat daarin naast de externe accountant wordt onderscheiden de beroepsbeoefenaar die (evenals die externe accountant) los staat van de entiteit ten behoeve waarvan hij zijn beroepsactiviteiten ontplooit en in die zin zelfstandig en onafhankelijk is. Met de kwalificatie zelfstandig is dan niet, zoals betrokkene voorstaat, bedoeld om accountants in loondienst uit te zonderen van de meldingsplicht.
Dat de onderhavige zeven transacties verband hielden met witwassen hoefde betrokkene niet te onderkennen. Dat ze zijn gedaan als vergoeding voor bemiddeling bij het aankopen van percelen aan personen die geen makelaar of professionele bemiddelaar zijn, dat die betalingen zijn gedaan aan meer partijen en op andere momenten dan ten tijde van de aankopen, vormt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen reden om de betalingen als ongebruikelijk aan te merken. Dat de betaalde vergoedingen veel hoger liggen dan de gebruikelijke courtages van bedrijfsmakelaars maakt dat niet anders. Het betalen van de “aanbrengfee” aan een ander dan de aanbrenger evenmin.

Uitspraken 10 april 2015

Procedurenummer 14/2337 Wtra AK
Betrokken accountant heeft geen bemoeienis gehad met door een fiscalist van het kantoor aan klager verleende diensten. Betrokkene is daarvoor niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk; klacht ongegrond.

Procedurenummer 14/2683 Wtra AK
Klacht Openbaar Ministerie tegen een accountant, die over een langere periode valse aangiften BTW m.b.t. zijn accountantskantoor heeft ingediend en aldus in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en professioneel gedrag (VGC) heeft gehandeld. Doorhaling in het register voor tenminste 7 jaar. Niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat betrokkene zich zelf al uit het register heeft laten schrijven.

Uitspraken 30 maart 2015

Procedurenummers 14/2645 en 14/2646 Wtra AK
Rapportage door betrokkenen aan de ene cliënte over gegevens van de andere cliënte leidt tot klacht. In de gegeven omstandigheden was er alle aanleiding voor toepassing van het toetsingskader als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 22 VGBA, welke toepassing betrokkenen hebben nagelaten. Van betrokkenen had voorts mogen worden verwacht dat zij over hun rol en over hun opdracht transparant waren geweest teneinde een tegenstelling in belangen te voorkomen of te overbruggen en de bedreiging voor hun objectiviteit en voor de door hen in acht te nemen vertrouwelijkheid weg te nemen. Betrokkenen hebben zich evenmin de vraag gesteld of op hun onderzoek niet mede toepasselijk zou zijn de Praktijkhandreiking persoonsgerichte onderzoeken. De professionele oordeelsvorming van betrokkenen blijkt ook daadwerkelijk te zijn aangetast omdat zij de opdracht van de ene cliënt over de andere cliënte hebben uitgevoerd zonder die andere cliënte daarin te betrekken, wat betreft het expliciet verkrijgen en bevestigen van toestemming voor gebruik van de gegevens van die andere cliënte en het horen of laten reageren op de concept-bevindingen. Een en ander levert overtreding op van de fundamentele beginselen van objectiviteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en heeft het accountantsberoep in diskrediet gebracht. Betrokkenen hebben voorts ten onrechte aangenomen dat zij toestemming hadden voor gebruik van de gegevens, zo is na levering van getuigenbewijs gebleken, waardoor zij het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid hebben geschonden. Het rapporteren over een prognose als een feitelijke bevinding was ook niet aangewezen; de door betrokkenen in hun rapportages opgenomen beperkingen ondervangen dit inherente gebrek aan zeggingskracht niet, terwijl betrokkenen, naast de beperkingen, ook bewoordingen hebben gebruikt die kunnen opgevat als een conclusie die is bedoeld om het vertrouwen van de opdrachtgeefster als beoogd gebruikster in de uitkomst van het onderzoek te versterken. Die tegenstrijdigheid hadden betrokkenen moeten vermijden, zodat betrokkene ook in zoverre het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid hebben geschonden. Wat betreft de inhoud van de rapportage wordt vastgesteld dat geen inzicht wordt gegeven in de keuze voor de gepresenteerde bezettingsgraden terwijl niet is kunnen blijken die bezettingsgraden konden aansluiten bij door hen ingewonnen inlichtingen en/of getoetste cijfers. Voor de gewekte indruk dat een bezetting van 100%, althans van 95%, als reëel moet worden verondersteld, kan dan ook geen deugdelijke grondslag worden vastgesteld. Gelet op de veelheid van gebreken en schendingen van fundamentele beginselen en het ontbrekend besef bij betrokkenen dat zij anders hadden moeten handelen, acht de Accountantskamer voor beide betrokkenen de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand passend en geboden.

Uitspraken