Procedurenummer 15/2041 Wtra AK
Oplettendheid van de accountant vereist bij het indienen van belastingaangiften namens zijn cliënt. Daarbij moet hij acht slaan op signalen die duiden op het indienen van onjuiste aangiften. Meer oplettendheid mag worden verwacht naarmate de aangiften omzetbelasting zullen resulteren in hoge terug te geven bedragen. Parallel met regels uit NVCOS 4410 die gelden als de accountant bij de uitvoering van de opdracht constateert dat gegevens die door de leiding van de entiteit zijn verstrekt, onbevredigend zijn. Betrokkene is onzorgvuldig geweest bij het vastleggen van een geldleenovereenkomst tussen verbonden partijen, welke hij ter onderbouwing van de belastingaangiften aan de Belastingdienst heeft ingezonden. Betrokkene heeft en onrechte geen Wwft-melding gedaan. Berisping.
Procedurenummer 15/1726 Wtra AK
Brief op verzoek client die is ingebracht in procedure bij rechtbank ontbeert een deugdelijke grondslag. Betrokkene heeft verzuimd aan echtgenote van de aandeelhouder van een besloten vennootschap (die beiden klant zijn van betrokkene) te vragen of zij toestemming geeft voor beeindiging van haar pensioenopbouw in de vennootschap. Hij heeft daarna geacteerd alsof die toestemming wel was gegeven. Een en ander levert strijd op met fundamenteel beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Berisping.
Procedurenummer 16/10 Wtra AK
Klacht kennelijk niet-ontvankelijk i.v.m. driejaarstermijn. Zaak op de voet van art. 39 Wtra door de voorzitter zonder zitting afgedaan en niet ontvankelijk verklaard.
Procedurenummers 16/7-111-112-113 Wtra AK
Voorzittersbeslissing. Kennelijk niet ontvankelijk i.v.m. verstreken zijn van de zesjaarstermijn.
Procedurenummer 15/2120 Wtra AK
Rol van accountant bij conflictueuze situatie tussen clienten. Uit de VGBA vloeit niet als algemene regel voort dat een accountant zich na (en vanwege) het ontstaan van een (niet aanstonds overbrugbaar) belangenconflict tussen de bestuurders/aandeelhouders van een entiteit altijd dient terug te trekken als accountant van én de entiteit én alle bestuurders/aandeelhouders. Wel dient de accountant bij het verlenen van zijn professionele dienst in zo’n situatie van belangentegenstellingen voortdurend bedacht te zijn op mogelijke bedreigingen voor de naleving van die fundamentele beginselen. Doen er zich op enig moment omstandigheden voor die een bedreiging kunnen zijn voor het zich houden aan de fundamentele beginselen, dan dient de accountant (in de terminologie van artikel 21, eerste lid, van de VGBA) een toereikende maatregel te nemen, die ertoe leidt dat hij zich aan deze beginselen houdt. Extra waakzaamheid is geboden in het geval de accountant in een dergelijk conflictueuze situatie zich in zoverre terugtrekt dat hij zijn professionele diensten nog enkel voor een deel van zijn clienten voortzet. Daarbij past de waarschuwing voor de accountant dat schending van het fundamenteel beginsel van objectiviteit niet alleen aan de orde is indien wordt vastgesteld dat van een objectieve oordeelsvorming daadwerkelijk geen sprake is, maar ook indien duidelijk is dat de accountant zich heeft begeven in een situatie waarin zijn objectiviteit te zeer in het gedrang komt. Onder omstandigheden kunnen zich situaties voordoen waarin volledig terugtrekken als accountant van én alle bestuurders/aandeelhouders én de entiteit, in plaats van het eenzijdig door de accountant beëindigen van zijn opdrachtrelatie met een deel van zijn clienten, geboden is teneinde naleving van de fundamentele beginselen te waarborgen.
Komt de accountant in een situatie te verkeren dat hij in het vervolg alleen nog maar een deel van zijn clienten gaat bijstaan, dan vereist het fundamentele beginsel van objectiviteit allereerst dat de accountant ervoor zorgt dat het voor alle betrokken partijen duidelijk is dat hij vanaf enig moment alleen nog de belangen behartigt van één (deel) van de partijen. In een dergelijke situatie verdient voorts speciale aandacht het in acht nemen van de verplichting tot geheimhouding van informatie, en dan met name de informatie die als vertrouwelijk heeft te gelden tussen de accountant en de partij(en) wier belangen hij niet meer behartigt. In casu geen schending van de fundamentele beginselen.
Procedurenummer 15/835 Wtra AK
Ontijdige en onjuiste beoordelingsverklaring inzake een jaarrekening, waarin i.v.m. het niet opnemen van een dividendbesluit een materiele onzekerheid, waarvan de omvang bekend is, voorkomt. Betrokkene had erop moeten aandringen dat inzake deze onzekerheid een toereikende toelichting in de jaarrekening werd opgenomen, inclusief een kwantificering van de effecten daarvan (zie onder meer randnummer 69 sub b. onder vi NV COS 2400, versie 16 december 2013). Nu een dergelijke toelichting ontbrak, had betrokkene moeten afwegen welke gevolgen dit had voor de af te geven beoordelingsverklaring. Met de bestaande summiere toelichting in het accountantsrapport gaf de jaarrekening in ieder geval niet het wettelijk vereiste inzicht. Daarnaast had betrokkene, nu hem de gevraagde documentatie omtrent het dividendbesluit niet ter beschikking was gesteld, onvoldoende assurance-informatie beschikbaar, hetgeen afhankelijk van de mogelijke effecten daarvan tot een conclusie met beperking of onthouding van een conclusie had moeten leiden (zie onder meer randnummers 75 tot en met 85 NVCOS 2400, versie 16 december 2013).
Betrokkene had derhalve de verklaring in de vorm zoals deze is afgegeven, dan ook nooit in het maatschappelijk verkeer mogen brengen.
Betrokkene beheerst het systeem van het opmaken van de jaarrekening en het voorleggen aan de AVA niet, dan wel onvoldoende. Hiervoor vindt de Accountantskamer te meer een aanwijzing in het gegeven dat betrokkene tenminste tweemaal een beoordelingsverklaring heeft afgegeven bij de jaarrekening 2001 in 2013 en in 2014 en nochtans van mening is dat er nog geen jaarrekening tot stand is gekomen. Betrokkene is zich er kennelijk niet van bewust geweest dat hij zijn beoordelingsverklaring dient te dateren op de datum waarop hij zijn beoordeling heeft voltooid en niet eerder dan de datum waarop de leiding van de huishouding de jaarrekening heeft opgemaakt. Betrokkene heeft aldus onduidelijkheid gecreëerd over de status van de jaarrekening en gehandeld in strijd met zowel de indertijd geldende Richtlijnen voor de Accountantscontrole 910, alsmede de latere (voor toetsing van onderhavige klacht van belang zijnde) versies van de NVCOS 2400.
Berisping.
Procedurenummer 15/1731 Wtra AK
Er is geen gedrag – of beroepsregel die het tegelijk (doen) verzorgen van de administratie alsook het samenstellen van de jaarrekening (mede) op basis van aan die administratie ontleende gegevens verbiedt. Daarbij geldt wel dat de accountant bij het verrichten van deze werkzaamheden ten allen tijde de fundamentele beginselen vervat in de VGC en de VGBA in acht moet nemen en zich moet houden aan de regels van NVCOS 4410.
Gezien de omstandigheden waarin de vennootschappen verkeerden had betrokkene bij het samenstellen moeten constateren dat de aan hem verstrekte gegevens onvolledig of anderszins onbevredigend waren in die zin dat hij zich had moeten afvragen of er aanleiding bestond om (hogere) voorzieningen te treffen. Onder verwijzing naar paragraaf 13 en 14 van NVCOS had betrokkene vervolgens nadere inlichtingen dienen in te winnen en verkregen informatie en ontvangen toelichtingen moeten verifiëren. Gezien diezelfde omstandigheden had op grond van het BW en de RJkl in de toelichting bij de jaarrekening een uiteenzetting opgenomen moeten worden over de invloed van die omstandigheden op het vermogen van de rechtspersonen en een uiteenzetting over die omstandigheden waarin de rechtspersonen verkeerden. De mededeling dat een duurzame voortzetting van de bedrijfsuitoefening niet onmogelijk is, kan naar het oordeel van de Accountantskamer niet worden aangemerkt als een zodanige uiteenzetting.
Waarschuwing.
Procedurenummers 15/822 en 15/823 Wtra AK
Datgene waarvan betrokkenen klager en zijn echtgenote betichten, is het niet naleven van het in de managementovereenkomst vermelde relatie- en concurrentiebeding. Dat handelen rechtvaardigt naar het oordeel van de Accountantskamer niet het gebruik van het woord “malversaties”. Dat impliceert immers dat er sprake is van verduistering van toevertrouwde gelden of van fraude. Om die reden hadden betrokkenen zich van deze uitlating moeten onthouden. Dat handelen rechtvaardigt evenmin de kwalificatie “stelen”, zeker niet gelet op het toen al gegeven oordeel van de voorzieningenrechter over dat handelen. Een en ander levert strijd op het fundamentele beginsel van integriteit dat vergt dat de waarheid geen geweld wordt aangedaan.
Procedurenummer 15/853 Wtra AK
Het staat een accountant in het algemeen vrij civielrechtelijke rechtsmaatregelen te nemen tegen een cliënt die zijn declaraties niet betaalt, maar daarbij dient hij een zorgvuldige belangenafweging te maken tussen zijn eigen belang, te weten betaling van zijn declaraties, en de (voor hem kenbare) belangen van die cliënt, die als gevolg van die te nemen rechtsmaatregelen (kunnen) worden geschaad. Daarbij moet aangetekend worden dat het aanvragen van een faillissement een zeer vergaande rechtsmaatregel is, welke niet lichtvaardig door de accountant mag worden ingezet. Gelet op de voorafgaande (invorderings)maatregelen van betrokkene en gelet op het relatief lange tijdsverloop alvorens de gewraakte faillissementsaanvraag is gedaan, is de Accountantskamer van oordeel dat betrokkene in het onderhavige geval de hiervoor vermelde afweging juist heeft gemaakt en dat hij niet lichtvaardig het faillissement van klager heeft aangevraagd. Klacht ongegrond.
Procedurenummer 15/1903 Wtra AK
Niet aannemelijk geworden dat betrokkene niet of onvoldoende inlichtingen zou hebben verschaft aan een door de Ondernemingskamer benoemde deskundige, die onderzoek moest doen inzake een geschil tussen familieleden/aandeelhouders m.b.t. de familie-bv. Klacht ongegrond.
Procedurenummer 15/597 Wtra AK
De Accountantskamer herhaalt dat een openbaar accountant van een entiteit met twee of meer bestuurders/aandeelhouders die optreedt voor die entiteit én die bestuurders/aandeelhouders, op grond van de VGC en haar opvolgster de VGBA, voortdurend bedacht moet zijn op mogelijke bedreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen. Doen zich op enig moment bedreigingen voor het niet naleven van de fundamentele beginselen voor, dan dient de accountant een toereikende maatregel te nemen, die ertoe leidt dat hij zich aan de fundamentele beginselen houdt. De gesignaleerde bedreiging(en), de beoordeling daarvan, de toegepaste maatregel(en) en de conclusie dient de accountant schriftelijk vast te leggen. Uit de fundamentele beginselen vloeit niet als algemene regel voort dat een accountant zich na (en vanwege) het ontstaan van een (niet aanstonds overbrugbaar) belangenconflict tussen de bestuurders/aandeelhouders van een entiteit altijd (zo spoedig mogelijk) dient terug te trekken als accountant van én de entiteit én de bestuurders/aandeelhouders. Dat neemt niet weg dat er zich situaties kunnen voordoen waarin volledig terugtrekken als accountant van én de bestuurders/aandeelhouders én de entiteit geboden is. Naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit (die in het gedrang kan komen bij het verrichten van werkzaamheden in het kader van een gerezen geschil tussen een cliënt en een voormalige cliënt, welke werkzaamheden een rol kunnen spelen in de beslechting van dat geschil) vergde in dit geval dat betrokkene zich ervan vergewist had of klagers toen werden bijgestaan door een andere accountant en/of een waarderingsdeskundige.
Procedurenummer 15/1230 Wtra AK
Klacht over waardering pensioenvoorzieningen voor zover ontvankelijk, ongegrond.
Procedurenummer 15/1493 Wtra AK
Teruggave controle-opdracht. Verschil van inzicht van de opvolgende externe accountant inzake materiële posten.
Opvolgend controlerend accountant heeft na zijn interimcontrole ernstige bedenkingen t.a.v. onder meer in de vorige jaarrekeningen doorgevoerde impairments op onroerend goed en de post ‘Overige schulden’ in de te controleren jaarrekening 2014 en acht zich genoodzaakt te onderzoeken in hoeverre foutherstel geboden is. De cliënt/klager wil niet meewerken aan nader onderzoek, althans wil voor het benodigde meerwerk, mede gezien de offerte bij aanvang van de opdracht, niet betalen.
De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene bij herhaling aan klager heeft meegedeeld, dat de informatie waarover hij beschikte, ontoereikend was om een controleverklaring bij de jaarrekening 2014 af te kunnen geven. Betrokkene heeft klager meerdere malen verzocht om toestemming voor het verrichten van meerwerk, teneinde afdoende controle-informatie te verkrijgen, echter klager heeft dit consequent geweigerd. Onder deze omstandigheden kan niet van een accountant worden verwacht dat hij desondanks nadere controle-informatie tracht te verkrijgen. Nu de posten betreffende de waardering van het onroerend goed en de post ‘Overige schulden’, waarvoor betrokkene over onvoldoende controle-informatie beschikte, zowel van materieel belang zouden kunnen zijn als een diepgaande invloed zouden kunnen hebben, heeft betrokkene terecht conform randnummer 13 sub b onder i NVCOS 705, nu dat ook praktisch uitvoerbaar was, de controle-opdracht teruggegeven.
Geen rechtsregel bepaalt dat betrokkene geen standpunt mag innemen dat afwijkt van de mening en het oordeel van de externe accountant die de vorige jaarrekeningen heeft gecontroleerd.
Procedurenummer 15/854 Wtra AK
De verantwoordelijkheid van de controlerend accountant met betrekking tot fraude in de te controleren jaarrekening. In casu post onderhanden werk stelselmatig te hoog in de administratie opgenomen. Gezien de feitelijke omstandigheden, waarbij betrokkene gebruik heeft gemaakt van informatie (een totaallijst van onderhanden werken) afkomstig van de te controleren entiteit, had hij meer controle-informatie moeten verkrijgen over de nauwkeurigheid en de volledigheid van de verschafte lijst. Klacht gegrond; waarschuwing.
Procedurenummers 15/1867 en 15/1868 Wtra AK
De Accountantskamer is van oordeel dat klagers ten tijde van het feitelijk handelen en/of nalaten van betrokkenen dan wel zeer kort daarna daarvan hebben kunnen kennisnemen. Klagers hebben daarom meer dan drie jaar voor de indiening van het klaagschrift (redelijkerwijs) kunnen constateren dat er sprake was het verlenen van diensten aan partijen met tegengestelde belangen, van (mogelijke) zelftoetsing en het (mogelijk) niet eerbiedigen van het vertrouwelijke karakter van verkregen informatie, van (mogelijk) eigen belang van het kantoor van betrokkenen en van vertrouwdheid. De klacht is daarom niet-ontvankelijk.
Procedurenummers 15/2076, 15/2123, 15/2124 en 16/243 en 16/244 Wtra AK
Late aanvulling van de klacht in het zicht van de al bepaalde mondelinge behandeling. Beslissing tot afsplitsing van de behandeling van de aangevulde klacht.
Procedurenummer 15/1430 Wtra AK
Accountant stelt in opdracht van een cliënt ter ondersteuning van diens standpunt in een civiel geschil met een ex-cliënt van betrokkene een op Standaard 4400 NVCOS gebaseerd rapport op. Die ex-cliënt dient daarover een klacht in. Gegrond is het onderdeel van de klacht dat betrokkene vanwege de aan de orde zijnde bedreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen, in het bijzonder de objectiviteit, zichtbaar toepassing had moeten geven aan het in de artikelen 20 tot en met 22 VGBA bedoelde toetsingskader. Eveneens zijn gegrond de onderdelen van de klacht die zien op de vorm van de rapportage en de daarbij gebruikte bewoordingen. Betrokkene had in zijn rapport tegenstrijdige bewoordingen moeten vermijden, terwijl het gebruik van het begrip ‘feitelijke bevindingen’ in de gegeven omstandigheden niet was aangewezen, een en ander in verband met het gegeven dat betrokkene wist dat zijn rapport door zijn cliënt zou worden ingebracht in de inmiddels aanhangige civiele procedure tegen de ex-cliënt. Voor zover wordt geklaagd over de inhoud van het rapport is niet komen vast te staan dat de door betrokkene gepresenteerde aansluiting geen deugdelijke grondslag had. In zoverre is de klacht ongegrond. Volgt maatregel van waarschuwing.
Procedurenummer 15/1432 Wtra AK
In daags voor de zitting ingekomen verduidelijking van de klacht wordt aangevoerd dat betrokkene zich had dienen te realiseren voor welk doel de uitkomsten van zijn werkzaamheden gebruikt zouden worden. Deze stellingen kunnen niet worden beschouwd als een te late en daarom ongeoorloofde uitbreiding van de klacht, omdat de deugdelijkheid van verrichte werkzaamheden altijd mede moet worden beoordeeld aan de hand van de gemaakte afspraken over het doel van die werkzaamheden en over de beperkingen die mogelijk aan die werkzaamheden of de uitkomst daarvan kleven.
Het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid brengt mee dat een accountant, die werkzaamheden op zich neemt, zich ten allen tijde, voordat hij met die werkzaamheden aanvangt en ongeacht of die werkzaamheden onder enige standaard vallen, rekenschap geeft van en volstrekte duidelijkheid schept over het doel daarvan. Betrokkene heeft dat niet gedaan. Van betrokkene had voorts gevergd kunnen worden dat hij schriftelijk duidelijk had gemaakt dat hij indicatieve waarderingen en conceptberekeningen had vervaardigd.
Ook als kennis wordt gegeven van indicatieve waarderingen van ondernemingen en van conceptberekeningen, moet, als er meer methoden bestaan om een onderneming te waarderen, op heldere wijze uiteen worden gezet welke methode is gehanteerd en waarom voor een bepaalde methode is gekozen, hoe een (concept)berekening tot stand is gekomen en welke gegevens daarbij in aanmerking zijn genomen en welke aannames daarbij zijn gehanteerd. Als er voor een voldragen waardering en berekening nog onvoldoende gegevens beschikbaar zijn, moet dat uiteraard vermeld worden. Berisping.
Procedurenummer 15/831 Wtra AK
Betrokkene heeft jaarlijks geadviseerd over door dochtervennootschappen aan de enige aandeelhouder uit te keren dividend. In maart 2012 heeft hij in een e-mail met bijgevoegd een spreadsheet voorstellen gedaan voor mogelijke dividenduitkeringen. De eisen voortvloeiend uit het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid houden in dat betrokkene bij het formuleren van een zodanig voorstel duidelijk uiteenzet welke gegevens hij daarbij in aanmerking heeft genomen. Het voorstel waarop de klacht ziet, is gebrekkig. Zo blijkt niet aan de hand waarvan betrokkene heeft beoordeeld dat de ratio’s nog “voldoende tot goed” waren. Betrokkene diende voorts niet alleen oog te hebben voor het overschrijden van de grens voortvloeiend uit artikel 2:216, tweede lid (oud), van het BW (en dat wil dus zeggen: ultimo 2011), maar ook voor de solvabiliteit van de dochtervennootschap ten tijde van het formuleren van het voorstel drie maanden later en voor de solvabiliteit op het tijdstip waarop de voorgestelde uitkering wordt gedaan. In het verlengde daarvan diende hij de aandeelhouder uitdrukkelijk te wijzen op haar verplichting om te waarborgen dat de solvabiliteit ten tijde van het uitkeren van het voorgestelde dividend nog steeds “gezond” was. Waarschuwing.
Procedurenummer 15/1293 Wtra AK
Betrokkene heeft in opdracht van de ACM onderzoek gedaan naar de solvabiliteit en liquiditeit van klaagster i.v.m. het voornemen van de ACM om aan klaagster een boete op te leggen. Om te kunnen beoordelen of betrokkene bij de uitvoering van deze opdracht in strijd heeft gehandeld met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep verzoekt klaagster betrokkene om afschrift van zijn opdrachtbevestiging aan de ACM. Betrokkene weigert dat met een beroep op zijn geheimhoudingsverplichting; de ACM heeft desgevraagd betrokkene geen toestemming gegeven om aan klaagster een afschrift van de opdrachtbevestiging te doen toekomen. Klaagster meent dat betrokkene zich ten onrechte op zijn geheimhoudingsverplichting beroept. Zulks ten onrechte, mede gezien art. 16 sub d. stond het betrokkene niet vrij de tussen hem en de ACM geldende vertrouwelijkheid te doorbreken. Klacht ongegrond.
Procedurenummer 15/2044 Wtra AK
Omzetbelastingfraude van betrokkene voldoende aannemelijk gemaakt, ook al is betrokkene van zijn strafrechtelijke veroordeling in appel gegaan en heeft hij ter zitting bij de Accountantskamer niet willen verklaren. Klager, het openbaar ministerie, had toegezegd al hetgeen betrokkene ter zitting bij de Accountantskamer zou verklaren niet te zullen inbrengen in de strafprocedure. Ook aannemelijk is geworden dat betrokkene een professionele hennepplantage voerde. De belastingfraude is strijdig met de fundamentele beginselen van integriteit en professioneel gedrag (VGC); het houden van een professionele hennepplantage valt onder het bereik van het tuchtrecht en is strijdig met het fundamentele beginsel van professionaliteit (VGBA). Beide gedragingen zijn daarenboven ook in strijd met het belang van een goede beroepsuitoefening als bedoeld in art. 51, 1e lid, sub b. WAA respectievelijk art. 42, 1e lid, sub b. Wab.
Maatregel: doorhaling met een niet-herinschrijvingstermijn van 10 jaar.
(Bij beslissing van 26 november 2015, Wtra 15/2224, ECLI:NL:TACAKN:2015:125, was reeds bij wege van voorlopige voorziening de tijdelijke doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register bevolen.)
Procedurenummer 14/2716 Wtra AK
Uitspraak op klacht die om redenen van het algemeen belang is voortgezet door de AFM tegen de accountant die de jaarrekeningen 2008 en 2009 van Weyl heeft gecontroleerd. De klacht van de oorspronkelijke klagers is al bij tussenbeslissing van 30 oktober 2014 ontvankelijk geacht. Er is geen aanleiding om op dat oordeel terug te komen. Bij voortzetting van de klacht op basis van artikel 30 Wtra is geen hernieuwde beoordeling aangewezen van de ontvankelijkheid van de op aanwijzing van de Accountantskamer in de plaats getreden klager, voor zover het gaat om de oorspronkelijke klacht. Niet kan worden aangenomen dat de AFM een eigen, nieuwe klacht heeft ingediend. De AFM heeft slechts in andere bewoordingen hetzelfde verwijt geformuleerd.
De door de AFM overgelegde stukken behoeven niet op grond van het beginsel van ‘fair trial’ buiten beschouwing van de klacht te worden gelaten. Die stukken zijn niet door betrokkene aan de AFM ter beschikking gesteld, terwijl de AFM die stukken niet zonder wettelijke basis heeft verkregen en de aan de AFM opgelegde verplichting tot geheimhouding/vertrouwelijkheid niet geldt tegenover de tuchtrechter.
De Accountantskamer mag acht slaan op wat zij heeft overwogen en geoordeeld in andere, gelijktijdig behandelde tuchtzaken tegen dezelfde accountant over hetzelfde feitencomplex en waarin die accountant zich behoorlijk heeft kunnen verweren en heeft verweerd. In de beslissing van heden in de tuchtklacht van de curatoren is al geoordeeld dat betrokkene de controle van de jaarrekeningen 2008 en 2009 van Weyl met onvoldoende diepgang heeft gepland en uitgevoerd, als gevolg waarvan betrokkene bij die jaarrekeningen een goedkeurende verklaring in het maatschappelijk verkeer heeft gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag kan worden vastgesteld. Voorts wordt acht geslagen op de door de accountantsorganisatie van betrokkene in november 2010 getrokken conclusie dat aan de hand van het controledossier 2009 onvoldoende is kunnen blijken dat de verzamelde controle-informatie toereikend is om de bij de jaarrekening 2009 afgegeven verklaring te onderbouwen, welke conclusie betrokkene onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Een en ander leidt ertoe dat de voortgezette klacht gegrond moet worden verklaard.
Gelet op het verzuim en het ernstig gebrek aan vakbekwaamheid bij betrokkene, is de maatregel van doorhaling passend en geboden.
Procedurenummers 15/151 en 15/714 Wtra AK
Uitspraak op gevoegde klacht van de curatoren van Weyl en van belangenbehartigende stichting tegen de accountant die de jaarrekeningen 2008 en 2009 van Weyl heeft gecontroleerd. Verweer dat klacht van de stichting misbruik van klachtrecht oplevert, omdat die klacht is bedoeld om de niet-ontvankelijkheid van de curatoren te omzeilen, gaat op in het beroep van betrokkene dat de klacht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is. De klacht van de stichting is, voor die ziet op de controle van de jaarrekening 2008, is wegens overschrijding van de zesjaarstermijn uit artikel 22 Wtra niet-ontvankelijk. In dat verband is beslissend de datum van afgifte van de goedkeurende verklaring bij de jaarrekening 2008 en niet de latere toestemming van betrokkene om die goedkeurende verklaring openbaar te maken. Wat betreft de controle van de jaarrekening 2009 is de klacht van de stichting ontvankelijk. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van de klacht van de curatoren wegens termijnoverschrijding faalt, zowel wat betreft de controle van jaarrekening 2008 als die van jaarrekening 2009. Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene, althans zijn kantoor, zich steeds publiekelijk op het standpunt heeft gesteld dat de controle van de jaarrekeningen is uitgevoerd met inachtneming van alle geldende beroepsregels.
Klachtonderdeel dat betrokkene bij zijn controle de voorschriften omtrent onafhankelijkheid heeft nageleefd, is gegrond. Ten onrechte heeft betrokkene als controlerend accountant van Weyl de verbondenheid aan Weyl van zijn voorganger tevens voormalige superieur, terwijl die voormalig controlerend accountant nog steeds beschikte over een e-mailadres bij de accountantsorganisatie, niet aangemerkt als een bedreiging voor zijn onafhankelijkheid. Niet blijkt dat betrokkene aan die bedreiging aandacht heeft geschonken bij de cliënt- en opdrachtcontinuering en of welke waarborgen daartegen getroffen hadden moeten worden.
Het klachtonderdeel over het niet verrichten van voldoende controlewerkzaamheden en het niet verkrijgen van voldoende en geschikte controle-informatie is behandeld aan de hand van de onderwerpen i) frauderisico’s, ii) goederenbeweging, inclusief voorraden, iii) debiteuren, inclusief factoring, iv) crediteuren en v) continuïteit.
Wat betreft i) frauderisico’s wordt geconcludeerd dat betrokkene geen oog heeft gehad voor inherente risico’s of adequate waarborgen in de interne beheersing en in het geheel geen frauderisico’s heeft onderkend, wat niet voorstelbaar is. Daarnaast is gebleken dat betrokkene niet heeft uitgevoerd wat hij zich in de controleaanpak omtrent het frauderisico nog wel had voorgenomen. Betrokkene is op dit onderwerp in zeer ernstige mate tekortgeschoten.
Wat betreft ii) goederenbeweging wordt vastgesteld dat geen sprake is geweest van een diepgaand, sluitend onderzoek naar de goederenbeweging, de aansluiting daarvan met de geldbeweging en naar de voorraden, terwijl betrokkene in zijn controle juist zo’n belang had toegekend aan de goederenbeweging. Op basis van de verrichte werkzaamheden was evenmin een deskundig oordeel over de juistheid van voorraden mogelijk. Ook op dit onderdeel is betrokkene ernstig tekortgeschoten.
Wat betreft iii) debiteuren wordt vastgesteld dat betrokkene hieromtrent evenmin heeft voldaan aan de voor hem geldende vaktechnische regels en dat vele aspecten van dit onderdeel niet heeft beschikt over voldoende en geschikte controle-informatie.
De voorgaande conclusie geldt evenzeer voor iv) crediteuren, waarbij daar met name het niet verrichten van controlewerkzaamheden omtrent de volledigheid van de verantwoorde inkoopfacturen opmerkelijk is.
Wat betreft v) continuïteit wordt vastgesteld dat betrokkene geen afzonderlijke controlewerkzaamheden heeft verricht, terwijl daar vanwege de zeer recente verruiming van de kredietfaciliteiten en het vrijwel onmiddellijk ontstaan van een substantiële overstand alle aanleiding toe was.
De conclusie is dat betrokkene de waardekringloop binnen Weyl op meerdere onderdelen in volstrekt onvoldoende mate heeft onderzocht. De controle heeft feitelijk geen effectieve inhoud gehad; de controle is ontoereikend geweest in opzet en uitvoering. Een en ander leidt weinig twijfel dat indien wel toereikende controlewerkzaamheden waren verricht, betrokkene de ongegronde correctieboekingen in de grootboekrekeningen voorraden/inkopen, debiteuren en crediteuren wel had blootgelegd.
Tot slot is het klachtonderdeel dat betrokkene de in artikel 30 Wta bedoelde meldplicht heeft geschonden, door niet te melden dat tegen hem een tuchtklacht was ingediend.
De verzuimen van betrokkene kunnen niet anders worden aangemerkt dan als veelomvattend, ernstig en verstrekkend, waarbij het vertrouwen van het maatschappelijk verkeer in de beroepsgroep in ernstige mate is geschaad. Tevens is in aanmerking genomen dat betrokkene gedurende lange tijd de waarheid geweld heeft aangedaan door, ondanks de andersluidende uitkomst van een intern onderzoek naar het controledossier 2009, zich publiekelijk steeds op het standpunt te stellen dat zijn handelwijze en de uitgevoerde jaarrekeningcontroles voldeden aan de daaraan te stellen vaktechnische eisen.
Gelet op een en ander, in het bijzonder het ernstig gebrek aan vakbekwaamheid, is de maatregel van doorhaling passend en geboden.
Procedurenummer 15/1401 Wtra AK
Kantoortoetsing. Betrokkene drijft in de vorm van een eenmanszaak een accountantskantoor en is daarnaast ook vennoot van een ander accountantskantoor elders. Dat laatste kantoor, waaraan geen andere accountant is verbonden, wordt getoetst en bij die toetsing blijken vele zeer ernstige tekortkomingen, waarbij de indruk ontstaat dat betrokkene feitelijk niet of nauwelijks bemoeienis heeft met de accountantswerkzaamheden van dat andere accountantskamer. In een daaropvolgend gesprek met de Raad van Toezicht belooft betrokkene zijn verbondenheid aan dat kantoor te beëindigen, aan welke belofte betrokkene zich niet houdt. Dat leidt uiteindelijk tot een tuchtklacht, gebaseerd op een tekortschietend stelsel van kwaliteitsbeheersing. Die klacht is gegrond. Aangezien het maatschappelijk verkeer ernstig risico loopt bij voortzetting van accountantswerkzaamheden door betrokkene, is de maatregel van doorhaling passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt bepaald op 18 maanden.
Procedurenummer 15/1232 Wtra AK
Klacht over accountant die jaarrekeningen samenstelt van rechtspersonen die controleplichtig zijn geworden. Niet zonder meer valt in te zien dat het een accountant nimmer is toegestaan een samenstellingsopdracht te aanvaarden van een controleplichtige cliënt. Dat wordt anders zodra het de accountant duidelijk is of moet zijn dat de cliënt zich aan de controleplicht zal onttrekken.
Toen dat duidelijk was of had moeten zijn, had betrokkene zich dienen te realiseren dat hij op grond van het bepaalde in artikel A-110.2 van de VGC gehouden was te vermijden dat hij in verband werd gebracht met rapportages die naar zijn oordeel een bewering bevatten die niet volledig is. Evenzeer had betrokkene zich (op grond van het bepaalde in artikel B1.210.1 en B1.210.6 van de VGC) moeten afvragen of het onttrekken aan de controleplicht een bedreiging opleverde voor het continueren van de opdrachtrelatie. In dit geval waren er geen gegronde redenen waarom niet aan de controleplicht hoefde te worden voldaan. Daarom had betrokkene zijn opdracht tot het samenstellen moeten teruggeven en niet zijn samenstelwerkzaamheden moeten continueren. Met het afgeven van de samenstellingsverklaringen over een aantal daaropvolgende jaren heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A.100.4 onder e. van de VGC dat onder meer inhoudt dat een accountant zich houdt aan de voor hem geldende wet- en regelgeving.
Procedurenummer 15/551 Wtra AK
Klacht van voormalig aandeelhouder/bestuurder van moedervennootschap over de verwerking van de aan dochtervennootschap toekomende beheervergoeding en de ter zake getroffen voorziening in de jaarrekening van die dochtervennootschap. Na overdracht van die vordering, verdween die vordering en die voorziening echter uit de boeken bij de dochtervennootschap, wat echter geen vrijval van een voorziening ofwel resultaatboeking oplevert, zodat het klachtonderdeel ongegrond is. Evenmin is grond voor het klachtonderdeel dat sprake is geweest van onrechtmatig afzien van beheervergoeding, omdat dochtervennootschap niet gebonden is aan de overeenkomst van verkoop van aandelen in de moedervennootschap, in welk verband is afgesproken dat niet van de oorspronkelijke managementovereenkomst zou worden afgeweken. Het klachtonderdeel dat betrokkene had moeten onderkennen dat gelden frauduleus werden weggesluisd, is onvoldoende onderbouwd. Tot slot ontbeert het klachtonderdeel dat betrokkene in de verviervoudiging van toezichtkosten een aanwijzing voor fraude had moeten zien. Volgt ongegrondverklaring van de klacht in alle onderdelen.
Procedurenummer 15/1400 Wtra AK
Nba-klacht over kantoorkwaliteit. Vast wordt gesteld dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing na een herhaalde onvoldoende in 2010 opnieuw tekortschiet. Die constatering, gevoegd bij het niet voldoen aan de PE-verplichtingen, leidt tot de maatregel van doorhaling, onder bepaling van de termijn van niet-inschrijving op 18 maanden.
Procedurenummer 14/2615 Wtra AK
Klacht van drie financierende banken tegen de accountant die de jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 van de Eurocommerce Groep heeft gecontroleerd. Klachtonderdeel over verwerking van vordering op groepsmaatschappij is deels en klachtonderdeel over verwerking van bancaire financieringen en derivaten geheel niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. In geval van een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht in het kader van controlewerkzaamheden, mag van de bij de jaarrekeningcontrole betrokken accountant worden verwacht dat het verweer mede is ingericht aan de hand van (alle van belang zijnde stukken van) het controledossier. Als vastleggingen uit het controledossier in de tuchtprocedure uitblijven, kan weinig betekenis worden gehecht aan de stelling dat toereikende controle-informatie is verkregen. Vast wordt gesteld dat betrokkene volstrekt onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht op de materiële post van waardering van het onroerend goed/projecten. Wat betreft de waardering van onroerend goed in 2008 en 2009 geldt dat niet is gebleken dat betrokkene toereikende controle-informatie heeft verkregen in hoeverre de door de controlecliënt gevolgde gedragslijn van niet-afwaarderen binnen twee jaar na aankoop of oplevering viel te rijmen met de in de jaarrekeningen vermelde grondslag van ‘aanschafwaarde dan wel lagere marktwaarde’, terwijl sprake was van tegenstrijdige informatie. Betrokkene had aanvullende controlewerkzaamheden dienen te verrichten. Voor de waardering van het onroerend goed in 2010 heeft betrokkene zich gebaseerd op een door een makelaarsorganisatie uitgebracht rapport, maar betrokkene had dit rapport niet mogen opvatten als een ‘allesomvattende taxatie’. Betrokkene had onder meer moeten onderzoeken op welke gegevens dat rapport was gebaseerd, de volledigheid en de juistheid daarvan moeten vaststellen, terwijl niet blijkt dat betrokkene werkzaamheden heeft verricht aangaande de competentie, capaciteiten en objectiviteit van de deskundige, dan wel inzicht heeft verworven in het werk van de deskundige. Niet valt in te zien dat de afwegingen van betrokkene konden leiden tot de door hem getrokken conclusie dat hij voor de waardering per balansdatum mocht uitgaan van de door deskundige gehanteerde peildatum van 1 oktober 2010. Voorts valt niet in te zien dat betrokkene tot de afweging kon komen dat de opvatting van de controlecliënt om twee materiele panden niet af te waarderen, aanvaardbaar was. Betrokkene is omtrent de waardering van de onroerend goed in zijn controlewerkzaamheden in zeer ernstige mate tekort geschoten. Het klachtonderdeel over het onvoldoende controleren van de in 2009 doorgevoerde schattingswijziging inzake voorziening huurgaranties is eveneens gegrond als ook aangaande de schattingswijziging inzake voorziening groot onderhoud. Bij dat laatste moet worden vastgesteld dat betrokkene niet heeft onderkend dat geen sprake was van een schattingswijziging maar van een stelselwijziging, die had moeten worden toegelicht. Het klachtonderdeel over niet uitvoeren van voldoende controlewerkzaamheden aangaande de voorziening rechtsgeschillen is, voor zover dat ziet op 2008 en 2009, ongegrond doch aangaande 2010 gegrond; betrokkene had niet mogen afgaan op de schatting van de bedrijfsjurist van de controlecliënt zelf. Het klachtonderdeel over het verrichten van onvoldoende controlewerkzaamheden aangaande de rubricering van de schulden en de continuïteit is eveneens gegrond. Het klachtonderdeel aangaande niet vermelden van transacties met verbonden partijen is als onvoldoende onderbouwd ongegrond.
De slotsom is dat betrokkene de controle van de jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling heeft gepland en uitgevoerd. Als gevolg daarvan zijn bij die jaarrekeningen goedkeurende verklaringen in het maatschappelijk verkeer gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. De verzuimen van betrokkene moeten als zeer ernstig worden aangemerkt; het door het maatschappelijk verkeer te stellen vertrouwen in de beroepsgroep is in hoge mate geschaad. Betrokkene heeft daardoor blijk gegeven in meer opzichten niet te beschikken over voldoende vakbekwaamheid. Daarnaast heeft betrokkene de waarheid geweld aan gedaan door van een ondergeschikte accountant te verlangen het dossier 2010 ‘ op orde te brengen’ als gevolg waarvan deze ondergeschikte accountant ten onrechte zichzelf heeft vermeld als degene die de controlehandelingen heeft uitgevoerd en betrokkene ten onrechte de stukken als ‘ reviewer’ heeft afgetekend. De Accountantskamer acht daardoor de maatregel van doorhaling in het register passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt, rekening houdend met de twee andere, gelijktijdig uitgesproken maatregelen, in deze tuchtzaak bepaald op 4 (vier) maanden. Een en ander leidt tot een gecumuleerde termijn van 6 (zes) maanden.
Procedurenummer 14/3294 Wtra AK
Klacht van de curatoren van de Eurocommerce Groep tegen de accountant die de jaarrekening 2010 van de Eurocommerce Groep heeft gecontroleerd. De tegen deze klacht gevoerde formele verweren, strekkende tot onbevoegdheid van de Accountantskamer, althans tot niet-ontvankelijkverklaring van de klacht, falen. De bevindingen van de SRA leiden niet al tot ongegrondverklaring van de klacht; de Accountantskamer heeft zelfstandig haar oordeel te vormen en is niet gebonden aan de bevindingen of conclusies van andere instanties buiten de tuchtrechtspraak.
In geval van een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht in het kader van controlewerkzaamheden, daaronder begrepen het daarbij naleven het fundamentele beginsel van objectiviteit en het daaruit volgende beginsel van onafhankelijkheid, mag van de bij de jaarrekeningcontrole betrokken accountant worden verwacht dat het verweer mede is ingericht aan de hand van (alle van belang zijnde stukken van) het controledossier. Als vastleggingen uit het controledossier in de tuchtprocedure uitblijven, kan weinig betekenis worden gehecht aan de stelling dat toereikende controle-informatie is verkregen en/of voormelde beginselen zijn nageleefd.
In dit geval moet worden vastgesteld dat betrokkene het aangaan van een huurrelatie met één van de vennootschappen van zijn controlecliënt niet heeft aangemerkt als een zakelijke relatie die een bedreiging kon vormen voor zijn onafhankelijkheid. Betrokkene heeft voorts ten onrechte op ontkennende wijze vastgelegd dat de verhouding tussen het hogere honorarium voor overige dienstverlening en het lagere honorarium voor de controlewerkzaamheden geen bedreiging als gevolg van eigenbelang inhield. Daarnaast hield het in overleg met de controller van de controlecliënt zelf aanbrengen van correcties in balansposten en het zelf berekenen van bepaalde posten een bedreiging in van zelftoetsing. Voorts wordt vastgesteld dat betrokkene tegen de door hem gesignaleerde bedreigingen geen afdoende waarborgen heeft getroffen. De door betrokkene opgevoerde tweede, toeziend vennoot bleek in feite een regulier lid van het controleteam, terwijl van een rol van ‘reviewer’ of ‘deskundig sparringpartner’ evenmin is gebleken. Betrokkene heeft daardoor de omtrent de onafhankelijkheid geldende voorschriften overtreden.
Daarnaast wordt vastgesteld dat betrokkene volstrekt onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht op de materiële post van waardering van het onroerend goed/projecten. Voor de waardering van het onroerend goed heeft betrokkene zich gebaseerd op een door een makelaarsorganisatie uitgebracht rapport, maar betrokkene had dit rapport niet mogen opvatten als een ‘allesomvattende taxatie’. Betrokkene had onder meer moeten onderzoeken op welke gegevens dat rapport was gebaseerd, de volledigheid en de juistheid daarvan moeten vaststellen, terwijl niet blijkt dat betrokkene werkzaamheden heeft verricht aangaande de competentie, capaciteiten en objectiviteit van de deskundige, dan wel inzicht heeft verworven in het werk van de deskundige. Niet valt in te zien dat de afwegingen van betrokkene konden leiden tot de door hem getrokken conclusie dat hij voor de waardering per balansdatum mocht uitgaan van de door deskundige gehanteerde peildatum van 1 oktober 2010. Voorts valt niet in te zien dat betrokkene tot de afweging kon komen dat de opvatting van de controlecliënt om twee materiele panden niet af te waarderen, aanvaardbaar was. Betrokkene is omtrent de waardering van de onroerend goed in zijn controlewerkzaamheden in zeer ernstige mate tekort geschoten.
Wat betreft de waardering van de voorziening huurgaranties is eveneens gebleken dat betrokkene over de aanvaardbaarheid van die voorziening in de jaarrekening 2010 niet voldoende en geschikte controle-informatie heeft verkregen. Hetzelfde geldt voor de rubricering van de schulden en de continuïteit. Tot slot is gegrond het klachtonderdeel dat betrokkene ten onrechte heeft laten passeren de passage in het jaarverslag dat het bestuur van de Eurocommerce Groep vindt dat ‘haar administratieve organisatie/interne beheersing een goede mate van zekerheid geeft dat de financiële verslaglegging geen onjuistheden van materieel belang bevat en dat dit systeem in het verslagjaar naar behoren heeft gewerkt’, nu betrokkene wist die passage apert onjuist was en die passage het beeld beïnvloedt dat gebruikers krijgen van de jaarrekening en van de controlecliënt.
Betrokkene heeft daardoor de controle van de jaarrekening 2010 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling gepland en uitgevoerd. Als gevolg daarvan is bij de jaarrekening een goedkeurende verklaring in het maatschappelijk verkeer gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. De verzuimen van betrokkene moeten als zeer ernstig worden aangemerkt; het door het maatschappelijk verkeer te stellen vertrouwen in de beroepsgroep is in hoge mate geschaad. Daarnaast is zeer zorgwekkend te noemen dat betrokkene de jaarrekeningcontrole voor het overgrote deel zelf heeft uitgevoerd, terwijl sprake was van manifeste bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid, zonder adequaat functionerende waarborgen en zonder vastleggingen. Betrokkene heeft daardoor blijk gegeven in meer opzichten niet te beschikken over voldoende vakbekwaamheid. Daarnaast heeft betrokkene de waarheid geweld aan gedaan door van een ondergeschikte accountant te verlangen het dossier ‘ op orde te brengen’ als gevolg waarvan deze ondergeschikte accountant ten onrechte zichzelf heeft vermeld als degene die de controlehandelingen heeft uitgevoerd en betrokkene ten onrechte de stukken als ‘ reviewer’ heeft afgetekend. De Accountantskamer acht daardoor de maatregel van doorhaling in het register passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt, rekening houdend met de twee andere, gelijktijdig uitgesproken maatregelen, in deze tuchtzaak bepaald op 1 (een) maand. Een en ander leidt tot een gecumuleerde termijn van 6 (zes) maanden.
Procedurenummer 14/3295 Wtra AK
OM-klacht tegen de accountant die de jaarrekening 2010 van de Eurocommerce Groep heeft gecontroleerd. De tegen deze klacht gevoerde formele verweren, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de klacht, falen. De bevindingen van de SRA leiden niet al tot ongegrondverklaring van de klacht; de Accountantskamer heeft zelfstandig haar oordeel te vormen en is niet gebonden aan de bevindingen of conclusies van andere instanties buiten de tuchtrechtspraak. In geval van een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht in het kader van controlewerkzaamheden, daaronder begrepen het daarbij naleven het fundamentele beginsel van objectiviteit en het daaruit volgende beginsel van onafhankelijkheid, mag van de bij de jaarrekeningcontrole betrokken accountant worden verwacht dat het verweer mede is ingericht aan de hand van (alle van belang zijnde stukken van) het controledossier. Als vastleggingen uit het controledossier in de tuchtprocedure uitblijven, kan weinig betekenis worden gehecht aan de stelling dat toereikende controle-informatie is verkregen en/of voormelde beginselen zijn nageleefd. In dit geval moet worden vastgesteld dat betrokkene het aangaan van een huurrelatie met één van de vennootschappen van zijn controlecliënt niet heeft aangemerkt als een zakelijke relatie die een bedreiging kon vormen voor zijn onafhankelijkheid. Betrokkene heeft voorts ten onrechte op ontkennende wijze vastgelegd dat de verhouding tussen het hogere honorarium voor overige dienstverlening en het lagere honorarium voor de controlewerkzaamheden geen bedreiging als gevolg van eigenbelang inhield. Daarnaast hield het in overleg met de controller van de controlecliënt zelf aanbrengen van correcties in balansposten en het zelf berekenen van bepaalde posten evident een bedreiging in van zelftoetsing. Voorts wordt vastgesteld dat betrokkene tegen de door hem gesignaleerde bedreigingen geen afdoende waarborgen heeft getroffen. De door betrokkene opgevoerde tweede, toeziend vennoot bleek in feite een regulier lid van het controleteam, terwijl van een rol van ‘reviewer’ of ‘deskundig sparringpartner’ evenmin is gebleken. Betrokkene heeft daardoor de omtrent de onafhankelijkheid geldende voorschriften overtreden. Daarnaast wordt vastgesteld dat betrokkene volstrekt onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht op materiële posten als waardering van het onroerend goed/projecten en de rubricering van de langlopende en kortlopende schulden alsmede ten aanzien van de continuïteitsveronderstelling. Voor de waardering van het onroerend goed heeft betrokkene zich gebaseerd op een door een makelaarsorganisatie uitgebracht rapport, maar betrokkene had dit rapport niet mogen opvatten als een ‘allesomvattende taxatie’. Betrokkene had onder meer moeten onderzoeken op welke gegevens dat rapport was gebaseerd, de volledigheid en de juistheid daarvan moeten vaststellen, terwijl niet blijkt dat betrokkene werkzaamheden heeft verricht aangaande de competentie, capaciteiten en objectiviteit van de deskundige, dan wel inzicht heeft verworven in het werk van de deskundige. Niet valt in te zien dat de afwegingen van betrokkene konden leiden tot de door hem getrokken conclusie dat hij voor de waardering per balansdatum mocht uitgaan van de door deskundige gehanteerde peildatum van 1 oktober 2010. Voorts valt niet in te zien dat betrokkene tot de afweging kon komen dat de opvatting van de controlecliënt om twee materiele panden niet af te waarderen, aanvaardbaar was. Betrokkene is omtrent de waardering van de onroerend goed in zijn controlewerkzaamheden in zeer ernstige mate tekort geschoten. Hetzelfde geldt voor de rubricering van de schulden en de continuïteit. Betrokkene heeft daardoor de controle van de jaarrekening 2010 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling gepland en uitgevoerd. Als gevolg daarvan is bij de jaarrekening een goedkeurende verklaring in het maatschappelijk verkeer gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. De verzuimen van betrokkene moeten als zeer ernstig worden aangemerkt; het door het maatschappelijk verkeer te stellen vertrouwen in de beroepsgroep is in hoge mate geschaad. Daarnaast is zeer zorgwekkend te noemen dat betrokkene de jaarrekeningcontrole voor het overgrote deel zelf heeft uitgevoerd, terwijl sprake was van manifeste bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid, zonder adequaat functionerende waarborgen en zonder vastleggingen. Betrokkene heeft daardoor blijk gegeven in meer opzichten niet te beschikken over voldoende vakbekwaamheid. Daarnaast heeft betrokkene de waarheid geweld aan gedaan door van een ondergeschikte accountant te verlangen het dossier ‘ op orde te brengen’ als gevolg waarvan deze ondergeschikte accountant ten onrechte zichzelf heeft vermeld als degene die de controlehandelingen heeft uitgevoerd en betrokkene ten onrechte de stukken als ‘ reviewer’ heeft afgetekend. De Accountantskamer acht daardoor de maatregel van doorhaling in het register passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt, rekening houdend met de twee andere, gelijktijdig uitgesproken maatregelen, in deze tuchtzaak bepaald op 1 (een) maand. Een en ander leidt tot een gecumuleerde termijn van 6 (zes) maanden.
Procedurenummer 14/3296 Wtra AK
Klacht over uitvoering van jaarrekeningcontrole tegen accountant die wel lid was van het controleteam doch niet voor de controle-opdracht eindverantwoordelijk. De tegen die klacht opgeworpen formele verweren, allen strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de klacht, falen. Anders dan betrokkene meent, brengt het feit dat niet zij doch een andere accountant bij de jaarrekening een controle-verklaring heeft gegeven, niet al mee dat een klacht over die controle tegen haar ongegrond moet worden verklaard. Onjuist is immers het uitgangspunt dat bij een controle iedere tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van een bij een controle betrokken accountant wordt overgeheveld naar (alleen) de voor de controle-opdracht eindverantwoordelijk accountant. Elke accountant blijft immers steeds gebonden aan de fundamentele beginselen, waarop de accountant steeds tuchtrechtelijk aanspreekbaar is. In dit geval heeft betrokkene vragenlijsten ondertekend en gedateerd en heeft zij werkprogramma’s afgewerkt. Diegene die die lijsten dateert en ondertekent en de werkprogramma’s afwerkt, is volgens paragraaf 9. e.v. van Standaard 230 het lid van het controleteam dat de (onderliggende) controlewerkzaamheden inhoudelijk heeft uitgevoerd respectievelijk heeft beoordeeld. Die bepaling laat geen ruimte voor een opvatting dat een accountant die zich beperkt tot ‘alleen’ administratief op orde brengen van het controledossier, zich mag (laten) vermelden in de controledocumentatie als degene die de controlewerkzaamheden heeft uitgevoerd. Betrokkene heeft niet zelf de in de werkprogramma’s beschreven controlewerkzaamheden uitgevoerd en die werkzaamheden evenmin geëvalueerd. Zij heeft volstaan het administratief op orde brengen van het dossier en toch in de controledocumentatie doen opnemen dat zij ter zake controlewerkzaamheden heeft uitgevoerd. Betrokkene heeft daardoor in strijd gehandeld met de voor haar geldende regelgeving en op die wijze de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag in ernstige mate geschonden. Dit zou in beginsel een forse tuchtrechtelijke maatregel kunnen rechtvaardigen. Er is echter ook acht geslagen op hiërarchisch ondergeschikte positie van betrokkene en niet onvoorstelbaar is dat zij – als pas afgestudeerd accountant, onervaren in controle en in de positie van medewerker – zich niet voldoende vrij heeft gevoeld de door de door controle-opdracht verantwoordelijk accountant uitgevoerde controlewerkzaamheden op toereikendheid te toetsen. Alles afwegende wordt aan betrokkene de maatregel van waarschuwing opgelegd.
Procedurenummer 14/2715 Wtra AK
Samenstelopdracht jaarrekening twee vennootschappen die deel uitmaken van een groep vennootschappen. Aanvaardbaarheid hanteren continuïteitsveronderstelling in beide jaarrekeningen ontoereikend toegelicht. In beide toelichtingen wordt alleen ingegaan op de situatie van de groep. Er had echter per vennootschap een gerichte analyse moeten worden gemaakt van de mogelijkheid om te komen tot duurzame voortzetting van het geheel van de werkzaamheden van de rechtspersoon en daarop had de toelichting per vennootschap moeten worden gebaseerd.
Procedurenummer 15/31 Wtra AK
Accountant neemt zitting in een raad van advies van een beleggingsvehikel, waarin hijzelf ook participant is. Voor zijn optreden in de raad van advies is hij zowel onder de werking van de Wet RA als de Wab op grond van de VGC en de VGBA tuchtrechtelijk verantwoordelijk. In deze functie heeft hij in strijd gehandeld met beginselen van professioneel gedrag en deskundigheid en zorgvuldigheid. Voorts heeft hij het conceptueel raamwerk niet toegepast.
Procedurenummer 15/990 Wtra AK
Een fiscalist-collega stelt (concept)aangiften IB/PH op voor clienten van betrokkene. Betrokkene licht deze (concept) aangiften aan de clienten toe. Hierdoor is er sprake van een dusdanige betrokkenheid van betrokkene bij deze aangiften dat hij reeds daarom voor de inhoud van deze aangiften mede tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid draagt. Van een fout in deze aangiften is overigens niet gebleken. Klacht ongegrond.
Procedurenummer 15/1087 Wtra AK
Klachten over het ertoe brengen om een hypotheek te vestigen op het woonhuis van klager en het niet nakomen van afspraken over te verrichten werkzaamheden deels te laat ingediend, omdat de strijdigheid met de regels voor accountants meer dan drie jaar voor het indienen van de klacht geconstateerd had kunnen worden, en voor het overige ongegrond omdat betrokkene geen verantwoordelijkheid draagt voor het handelen en nalaten van een aan zijn kantoor verbonden belastingadviseur die een eigen tuchtrecht heeft.
Procedurenummer 15/2224 Wtra AK
Bij de Accountantskamer is een door het Openbaar Ministerie ingediende klacht tegen betrokkene aanhangig waarin deze wordt verweten BTW-fraude gepleegd te hebben en een professionele hennepplantage te hebben gehad. Betrokkene is voor de BTW-fraude al door de strafrechter veroordeeld tot een gevangenisstraf; betrokkene is daarvan in hoger beroep gekomen. De NBA heeft hierin aanleiding gevonden om hangende de afhandeling van de klachtzaak een verzoek tot directe tijdelijke doorhaling als voorlopige voorziening ex art. 41 Wtra in te dienen. De Accountantskamer wijst dit verzoek toe.
Procedurenummer 15/938 Wtra AK
Eén van meerdere bestuurders van een onderneming, t.w. [A] leent via zijn persoonlijke holding een aanzienlijk bedrag van die onderneming. Betrokkene was verantwoordelijk voor de samenstelling van de jaarrekening van de onderneming. Gezien de bijzondere omstandigheden van het geval was sprake van een onduidelijkheid van materieel belang die geen verklaring vond in voorhanden stukken, terwijl het handelen van betrokkenes aanspreekpunt bij de vennootschap ([A]) zelf vragen opriep. Onder die omstandigheden had betrokkene, gelet op het bepaalde in NVCOS 4410 onder 14, bij de leiding van de entiteit aanvullende informatie moeten inwinnen en ‑ onder de hiervoor genoemde omstandigheden ‑ uiteraard elders dan bij [A]. In dit geval had het dus voor de hand gelegen dat betrokkene zich te dien einde had gewend tot de andere bestuurder/grootaandeelhouder, in casu: klager.
Deels onvoldoende toepassing van het conceptueel raamwerk bij het opschorten van werkzaamheden t.a.v. de jaarrekening 2014 en onjuiste belangenafweging bij het niet verstrekken van gegevens t.a.v. de jaarrekening 2013. Waarschuwing.
Procedurenummer 15/361 Wtra AK
Klacht van de Nba tegen voormalig directeur financiën en control van Vestia. Klaagster verwijt betrokkene dat hij in strijd met de beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid onvoldoende heeft gesignaleerd en geacteerd in zijn positie van financieel directeur en voorts dat de door de onderneming opgestelde jaarrekening 2010 niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen met name op het gebied van de verwerking van de derivatenpositie van de onderneming. De Accountantskamer wijst er allereerst op dat het handelen c.q. nalaten van betrokkene moet worden beoordeeld in de periode waarin dat heeft plaatsgehad en niet met de kennis van achteraf (geen “hindsight bias”). Door klaagster is niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene met al datgene, waarvan ten processe als niet weersproken is komen vast te staan dat hij aan toezichtshandelingen m.b.t. de treasury van de onderneming heeft uitgeoefend, tuchtrechtelijk verwijtbaar is tekort geschoten in de uitoefening van zijn taak. Hierbij is mede van belang dat andere toezichtsorganen zoals intern de raad van commissarissen, en extern het CFV en WSW het derivatenbeleid van Vestia steeds positief hebben beoordeeld en dat een extern deskundige, Deloitte FAS, positief heeft geadviseerd over de waardering van de derivatenportefeuille conform de methode van kostprijshedge-accounting en de controlerend accountants bij beide jaarrekeningen een goedkeurende verklaring hebben afgegeven en ook de administratieve organisatie en interne controle van de onderneming positief hebben beoordeeld. Voorts is niet door klaagster aannemelijk gemaakt dat betrokkene over onvoldoende deskundigheid beschikte voor zover het betrof zijn toezichthoudende taak op de treasury. Voorts heeft betrokkene terecht aangevoerd dat hij, als niet-bestuurder, niet verantwoordelijk was voor de door de onderneming op te stellen jaarrekening 2010. Hij heeft wel een verantwoordelijke rol gehad bij het opstellen van het concept van de samenstelling van deze jaarrekening. Klaagster heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt waaruit geconcludeerd zou moeten worden dat betrokkene ten tijde van zijn voorbereidende werkzaamheden betreffende de samenstelling van de jaarrekening 2010 er niet van heeft mogen uitgaan dat kostprijshedge-accounting op alle door de controller en de bestuurder tot stand gebrachte derivatencontracten kon worden toegepast.
De klacht wordt in alle onderdelen ongegrond verklaard.
Procedurenummers 14/2965-2966-2967 Wtra AK
Klacht tegen drie accountants van dezelfde accountantsorganisatie vanwege het accepteren van een cliënt terwijl er volgens klagers voldoende aanwijzingen bestonden dat deze nieuwe cliënt in het verleden klagers als ook andere cliënten van hetzelfde accountantskantoor financieel had benadeeld. Aan één van de accountants wordt specifiek verweten dat hij de opdracht van klagers tot het onderzoeken van de vermeende benadeling niet had mogen weigeren en dat hij in het licht van die benadeling bij de jaarrekening van klagers geen samenstellingsverklaring had mogen geven en voorgaande jaarrekeningen moeten doen corrigeren. Al deze klachten zijn ongegrond.
Procedurenummer 15/1728 Wtra AK
Niet voldoen aan verplichting tot toesturen verbeterplan en aan verplichting tot inzenden monitoringvragenlijsten levert schendingen op van het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Definitieve doorhaling voor een periode van vijf maanden.
Procedurenummer 15/334 Wtra AK
Kantoortoetsing. Betrokkene zegt toe geen assurance-opdrachten meer te zullen uitvoeren. V.w.b. aan assurance verwante opdrachten was betrokkene al een eind op weg om het stelsel van kwaliteitsbeheersing op het juiste niveau te brengen. Hij heeft daarvoor intussen ook bijstand gezocht van een professionele organisatie. Daarom kan worden volstaan met een berisping.
Procedurenummers 15/494 en 15/495 Wtra AK
Betrokkene sub 1 (openbaar accountant) heeft voor zijn cliënte een briefrapport opgesteld over de financiële situatie bij een cliënte en haar dochterondernemingen en de daaruit volgende bedrijfseconomische noodzaak tot ontslag van 2 werknemers. Dit briefrapport is vervolgens namens de onderneming ter ondersteuning als bijlage gevoegd bij de daadwerkelijke ontslagaanvraag voor deze werknemers. Betrokkene sub 2 (accountant in business) heeft als financieel directeur van de onderneming deze ontslagaanvrage begeleid en wist van het gebruik van het briefrapport. Het briefrapport maakt geen melding van een reeds ingezette reorganisatie, waardoor de in het rapport opgenomen toekomstgerichte financiële informatie, welke aan de gestelde noodzaak tot ontslag ten grondslag lag, niet juist kon zijn, en derhalve misleidend is. Ook op andere gronden is de in het rapport opgenomen informatie misleidend. Geconcludeerd moet dan ook worden dat betrokkene sub1 in zijn briefrapport gedeeltelijk eenzijdige, zijn cliënte welgevallige informatie heeft opgenomen, terwijl hij wist dat zijn verklaring zou worden gebruikt door het UWV bij de besluitvorming inzake de ingediende ontslagaanvraag. Betrokkene sub 2 heeft rechtstreeks voor haar onderneming van het deels misleidende briefrapport gebruik gemaakt bij de door haar begeleide ontslagaanvraag. Beide betrokkenen hebben daardoor in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit gehandeld. Berisping voor beiden.
Uitspraken 26 oktober 2015
Tal van klachten over verleende diensten (ook op fiscaal gebied) wel ontvankelijk maar ongegrond.
Procedurenummer 15/579 Wtra AK
Bij eerste toetsing beschikt kantoor AA niet over stelsel kwaliteitsbeheersing niet aan de daarvoor geldende eisen. AA heeft over de jaren 2010 tot en met 2012 niet het vereiste aantal van 120 PE punten gehaald.
Definitieve doorhaling voor 18 maanden.
Procedurenummer 15/622 Wtra AK Wraking
Wrakingsverzoek afgewezen. Voor het overgrote deel is het verzoek te laat gedaan en voor zover het verzoek tijdig is gedaan, is het ongegrond. Anders dan verzoekster meent, heeft de voorzitter van de Accountantskamer geen enkele bemoeienis met organisatorische aspecten, waaronder toedeling van zaken, van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Toepassing van de anti-misbruik bepaling omdat verzoekster stelt niet te zullen berusten in welke haar onwelgevallige uitspraak dan ook en de leden van de wrakingskamer in dat geval ook als ‘besmet’ te beschouwen, waardoor het wrakingsverzoek is ingegeven door verzoeksters wens om bij voorbaat gelijk te krijgen.
Procedurenummer 15/307 Wtra AK
Opdracht door bestuur van stichting tot samenstellen jaarrekening over voorafgaande jaar. Klacht houdt in dat betrokkene in de jaarrekening ten onrechte kosten heeft opgenomen, terwijl er geen deugdelijke grondslag voor deze kosten was. Wat klager heeft aangevoerd biedt onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat betrokkene ingevolge het bepaalde onder punt 14. van de Nadere voorschriften controle en overige standaarden (NVCOS) 4410 bij de stichting inlichtingen had moeten inwinnen om de betrouwbaarheid en volledigheid van de verstrekte informatie (nader) vast te stellen of de verkregen informatie te verifiëren. Wat de rechtbank in een vonnis dat veel later is gewezen, heeft geoordeeld over twee facturen, hoefde betrokkene niet te weten. Een derde factuur heeft betrekking op een eerder jaar. Aangezien de jaarrekening over dat eerdere jaar al was opgemaakt, toen deze factuur ter beschikking werd gesteld, zijn deze kosten verantwoord in de jaarrekening over het jaar nadien, toen ze ook zijn betaald. Deze handelwijze strookt met de toepasselijke regels.
Procedurenummer 15/930 Wtra AK
Betrokkene is werkzaam als accountant in business en heeft via zijn vennootschap een overeenkomst van opdracht gesloten met SNSPF. Met SNSPF is betrokkene in contact gebracht door een derde, via een medewerker van SNSPF die aldaar op interim basis werkzaam was. Op verzoek van de derde werd de betaling van de met hem afgesproken fee door betrokkene niet rechtsreeks aan hem gedaan maar aan een vennootschap van de interim-medewerker bij SNSPF. Betrokkene stuurde deze medewerker kopieën van de door hem bij SNSPF ingediende facturen ter zake van de door hem gewerkte uren. Deze medewerker berekende de omvang van de fee en stuurde facturen met als omschrijving ‘adviesdiensten’ op naam van zijn vennootschap aan betrokkene, die vervolgens de gefactureerde bedragen betaalde. Daarna stuurde de derde op naam van een in Tsjechië gevestigde vennootschap facturen aan de betreffende vennootschap van de medewerker bij SNSPF met als omschrijving ‘consultancy services’ die hierna door deze vennootschap op haar beurt aan de derde werden betaald.
Gezien dit feitencomplex had betrokkene aanleiding moeten zien zich af te vragen om welke reden de facturen werden gepresenteerd zoals ze werden gepresenteerd en als waarborg in ieder geval uitleg moeten vragen aan die derde om daarna voor zichzelf te kunnen beoordelen of die facturen juist waren ingericht en niet misleidend waren en aldus ertegen te waken niet in overeenstemming met de fundamentele beginselen van integriteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, en professioneel gedrag (zoals uitgewerkt in hoofdstuk A-110, A-130.4 en A-150) te handelen. Betrokkene heeft dit nagelaten en bijgevolg geen toepassing gegeven aan het conceptueel raamwerk van de VGC.
Betrokkene kreeg op enig moment voor door hem zelf aangebrachte medewerkers bij SNSPF een tegenvordering op die derde; daarvoor factureerde hij niet rechtstreeks aan die derde, maar aan de bevriende onderneming van de medewerker bij SNSPF. De Accountantskamer is te dier zake van oordeel dat een factuur die door een accountant op naam wordt gesteld van een partij die de dienst niet heeft verleend en die (zelf) niet gehouden is tot betaling van de factuur, niet nauwgezet is en het opmaken daarvan strijd oplevert (in ieder geval) met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid.
Berisping.