Uitspraken 26 juni 2015

Procedurenummer 15/131 Wtra AK
Kantoortoetsing. Meer dan 7 jaar na reguliere toetsing voldoet stelsel van kwaliteitsbeheersing van accountantspraktijk nog niet aan de daarvoor geldende normen. 
Definitieve doorhaling voor een termijn van twee jaar. Omdat het aanzien van het accountantsberoep in het geding is en het maatschappelijk verkeer ernstig risico loopt bij de voortzetting van de accountantswerkzaamheden door betrokkene, wordt de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraken 19 juni 2015

Procedurenummers 14/2733 en 14/2734 Wtra AK
Klacht tegen twee AA’s luidt dat bij hertoetsing op 4 oktober 2013  is gebleken dat stelsel van kwaliteitsbeheersing van hun accountantspraktijk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. 
Een van de AA’s was ten tijde van de toetsing in 2009 niet werkzaam bij en verbonden aan de getoetste praktijk, de andere wel.
Uitgangspunt is dat elke AA die werkzaam is bij of is verbonden aan een accountantspraktijk ervoor zorg dient te dragen dat die praktijk beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat aan de daaraan te stellen eisen voldoet. 
Dat betekent voor de ene AA dat de klacht inhoudt dat op 4 oktober 2013 bij een toetsing is gebleken dat de praktijk daaraan niet voldeed. 
Dit oordeel laat onverlet dat aan een toetsing van een accountantspraktijk in het bestuursrecht andere rechtsgevolgen kunnen worden verbonden dan aan een hertoetsing. 
De tweede AA verrichtte op 4 oktober 2013 feitelijk geen werkzaamheden meer in de accountantspraktijk, maar was gezien zijn aandelenbezit nog wel aan de accountantspraktijk verbonden. 
Het stelsel voldeed op 4 oktober 2013 niet en dat leidt voor de ene AA tot een berisping en voor de andere AA tot een doorhaling van anderhalf jaar.

Uitspraken 12 juni 2015

Procedurenummers 15/299 en 15/355 Wtra AK
Klacht over declaraties en het opschorten van werkzaamheden. Anders dan betrokkenen menen, is een klacht daarover bij de tuchtrechter niet niet-ontvankelijk. Voor klachten over declaraties geldt wel een terughoudende toets; slechts onder bijzondere omstandigheden slaagt een klacht over declaraties. In dit geval is niet zo’n bijzondere omstandigheid aan de orde en faalt de declaratieklacht. Nu klaagster al langere tijd betaling nalaat en zij al meermalen was gewaarschuwd, mochten betrokkenen hun werkzaamheden opschorten, nog daargelaten dat klaagster naliet de gevraagde gegevens en stukken aan te leveren als gevolg waarvan betrokkenen niet in staat waren de werkzaamheden af te ronden.

Uitspraken 5 juni 2015

Procedurenummer 15/334 Wtra AK
Kantoortoetsing. Ten tijde van de mondelinge behandeling zegt de betrokkene toe de twee enige beoordelingsopdrachten te zullen beëindigen en in de toekomst geen nieuwe assurance-opdrachten meer te zullen aanvaarden en voorts de hulp van een professionele organisatie  in te schakelen om zijn kantoororganisatie voor wat betreft non-assuranceopdrachten geheel aan de huidige kwaliteitsnormen te laten voldoen. Alvorens definitief te beslissen stelt de Accountantskamer betrokkene in de gelegenheid binnen 3 maanden bewijsstukken van de beëindiging van de beoordelingsopdrachten en het aangaan van een overeenkomst met een professionele organisatie over te leggen.

Uitspraken 1 juni 2015

14/3134 Wtra AK
Klacht tegen accountant die bij de samenstelling van de jaarrekening twee leningovereenkomsten onjuist heeft verwerkt, heeft nagelaten een ‘compte jointe’-overeenkomst, inhoudende een garantiestelling ten behoeve van een derde onjuist heeft verwerkt en daarover de minderheidsaandeelhouders van de vennootschap onjuist heeft voorgelicht. Klacht is ongegrond omdat niet is komen vast te staan dat betrokkene kennis had dan wel had moeten hebben van die overeenkomsten dan wel de in dit geval van de leiding van de vennootschap verkregen inlichtingen niet voor aannemelijk mocht houden.

15/290 Wtra AK
Niet betalen van een eerder door de Accountantskamer opgelegde geldboete. Recidive. Alsnog doorhaling in het accountantsregister met termijn van minimale niet-herinschrijving van 6 maanden.

Uitspraken 29 mei 2015

Procedurenummers 14/404 en 14/406 Wtra AK
Ten onrechte is een mobiele database, nu het betreft een intern gegenereerd klantenbestand waarvoor geen kosten bij aanschaf door de onderneming zijn gemaakt, als immaterieel vast actief in de balans van de jaarrekening opgenomen. Aldus is in strijd gehandeld met alinea 104 van de ten deze toepasselijke RJk en de voor deze (kleine) onderneming geldende voorschriften van het BW (o.m. artikelen 2:362 juncto 365 BW). Het betreft een materiele post. De samenstellend accountant, die terecht aan het activeren van deze post professionele aandacht heeft geschonken, is daardoor bij het aldus samenstellen van de jaarrekening in strijd gekomen met paragraaf 15 van NVCOS 4410. De andere tot het team behorende accountant is ook zodanig bij het activeren van deze balanspost betrokken geweest, dat van haar verwacht had mogen worden, ook al was zij ondergeschikt aan de accountant die de samenstellingsverklaring heeft afgegeven, dat zij haar collega voor het ten onrechte activeren had gewaarschuwd.

Uitspraken 27 mei 2015

Procedurenummers 12/185-187 Wtra AK
Klacht over een concept gerechtelijk deskundigenrapport (waardering aandelen). Maatstaf beoordeling van dergelijke rapportage (zie uitspraak van gelijke datum onder nummer 12/2145-2147 Wtra AK). Daarbij moet worden opgemerkt dat juist een waardebepaling als de onderhavige geen absolute waarheid kent. Het gaat er bij een deskundigenbericht als het onderhavige om dat de deskundige op de eerste plaats een waarderingsmethode toepast die, gegeven de omstandigheden, algemeen aanvaard en gebruikelijk is, althans en in elk geval niet een op hun vakgebied omstreden c.q. moeilijk verdedigbaar en/of niet gangbaar geacht standpunt c.q. maatstaf c.q. methode inneemt respectievelijk toepast en anderzijds dat de deskundige voldoende inzicht geeft in de gehanteerde methode(n) en de daarbij gehanteerde gegevens, zodat de civiele partijen, zoals klager, in staat zijn bij de civiele rechter het deskundigenbericht te becommentariëren en te bekritiseren en zo nodig de rechter gemotiveerd in overweging te kunnen geven het bericht niet of niet geheel te volgen. Hierbij zij aangetekend dat zulks te meer geldt voor een aan partijen in concept toegezonden rapportage, waarop zij nog kunnen reageren, voordat een deskundigenrapport definitief aan de rechter wordt uitgebracht. 
Professioneel kritisch opmerkingen van deskundige in het kader van het bij een bijeenkomst horen van partijen getuigen niet gauw  van een tuchtrechtelijk relevante vooringenomenheid.
Klacht ongegrond.

Procedurenummers 12/2145-2147 Wtra AK
Klacht over aan de civiele rechter uitgebracht deskundigenbericht (waardering van aandelen). Betrokkene heeft zich beroepen op het ‘ne bis in idem’ beginsel. Voormelde aan het (internationaal) strafprocesrecht ontleende beginsel is weliswaar niet rechtstreeks toepasselijk op het tuchtprocesrecht, maar heeft wel haar invloed op eisen die een behoorlijke tuchtprocedure aan het indienen van een klacht stellen. In dat kader heeft de Accountantskamer al eerder, voor zover thans van belang, onder meer beslist dat het niet verenigbaar is met de eisen van een goede tuchtprocesorde, indien een klager, nadat de Accountantskamer een eerder door hem ingediende klacht ter zitting heeft behandeld of (daarna) uitspraak heeft gedaan, een tweede klacht tegen dezelfde accountant indient over hetzelfde feitencomplex, terwijl dit feitencomplex reeds ten tijde van die eerdere mondelinge behandeling bij klager bekend was of bekend had kunnen zijn en niet gebleken is van nieuwe, relevante feiten welke een nieuwe tuchtrechtelijke beoordeling zouden rechtvaardigen. Deze regel, doch niet ontleend aan voormeld ‘ne bis in idem beginsel’, heeft de Accountantskamer al eerder ook toepasselijk geacht op een tweede klacht die geen betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex, omdat in het kader van een goede tuchtprocesorde van een klager gevergd mag worden, bijzondere omstandigheden daargelaten, dat hij zoveel als mogelijk zijn klachten tegen een betrokken accountant tegelijk in één procedure aanhangig maakt, althans dat klager voorafgaand aan de mondelinge behandeling van een eerder ingediende klacht zijn overige klachten over hem bekende gedragingen van de betrokken accountant heeft ingediend, zodat de betrokken accountant niet achtereenvolgens meerdere malen op klachten van dezelfde klager zich voor de tuchtrechter behoeft te verantwoorden over gedragingen, waarmee de klager al bekend was en waarvan hij heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat deze gedragingen in strijd waren met -zakelijk weergegeven- de voor de accountant geldende regelgeving. Het is overigens dan aan de Accountantskamer om een tijdig aangevuld klachtonderdeel in het kader van een goede proceseconomie ter behandeling af te splitsen van de eerder ingediende klacht of een tijdig ingediende nieuwe, afzonderlijke klacht al dan niet te voegen met de reeds eerder ingediende klacht.
Verhouding tussen een eerder in het kader van hoor en wederhoor aan klagers toegezonden conceptrapport en het latere definitieve deskundigenrapport v.w.b. het indienen van klachten tegen de inhoud van beide rapporten.
Op de (vervulling van de) opdracht van een gerechtelijk deskundige is geen specifiek nader voorschrift of specifieke overige standaard als bedoeld in artikel A-130.7 van de VGC van toepassing is. Het is aan de Accountantskamer om te bezien of betrokkenen die taak hebben vervuld met inachtneming van de voor hen geldende gedrags- en beroepsregels, waaronder de in artikel A-100.4 onder a. tot en met e. van de VGC vermelde fundamentele beginselen, alsook in overeenstemming met het conceptueel raamwerk als bedoeld in artikel A-100.5 van de VGC. Daarbij tekent de Accountantskamer wel aan dat in de civiele procedure ten behoeve waarvan een accountant als gerechtelijk deskundige een deskundigenbericht uitbrengt, gelet op het wettelijk kader (zie de artikelen 194 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) en de daarbinnen door de civiele rechter betreffende een deskundigenbericht in acht te nemen fundamentele procesrechtelijke regels, zoals hoor en wederhoor van de betrokken partijen, specifieke (rechts)regels gelden, ten aanzien waarvan de civiele rechter, mede na debat van de partijen in die civiele procedure, instructies geeft en toezicht houdt, zowel jegens de deskundige als de partijen in die procedure. Gelet daarop moet in beginsel de civiele rechter worden geacht leidend te zijn bij de processuele aspecten omtrent (de totstandkoming van) een deskundigenbericht, zoals bijvoorbeeld de in acht te nemen termijn als bedoeld in artikel 197 Rv, de vaststelling van de aan de deskundige toekomende vergoeding aan deskundigenkosten als bedoeld in artikel 199 Rv, het nemen van een nadere conclusie na het uitbrengen van het definitieve deskundigenbericht als bedoeld in artikel 132, derde lid Rv en het doen toelichten of aanvullen van het deskundigenbericht als bedoeld in artikel 194, vijfde lid Rv. Voorts geldt dat in artikel 152, tweede lid 2 Rv is bepaald dat de waardering van het deskundigenbericht aan de civiele rechter overgelaten dient te worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vraag of al dan niet voldaan is aan (de strekking van) de opdracht, althans op de gestelde vragen een voor de civiele procedure dienstig antwoord is gegeven. Een en ander betekent dat, behoudens bijzondere omstandigheden, aan de tuchtrechter op deze punten geen rol toekomt. Een dergelijke beperking in rol voor de tuchtrechter geldt niet voor de inhoud van het deskundigenbericht, de deugdelijke grondslag daarvan uitdrukkelijk daaronder begrepen, onverkort geldt.
Het gaat er bij een deskundigenbericht als het onderhavige (waardering van aandelen) om dat de deskundige op de eerste plaats een waarderingsmethode toepast die, gegeven de omstandigheden, algemeen aanvaard en gebruikelijk is, althans en in elk geval niet een op hun vakgebied omstreden c.q. moeilijk verdedigbaar en/of niet gangbaar geacht standpunt c.q. maatstaf c.q. methode inneemt respectievelijk toepast en anderzijds dat de deskundige voldoende inzicht geeft in de gehanteerde methode(n) en de daarbij gehanteerde gegevens, zodat de civiele partijen, zoals klager, in staat zijn bij de civiele rechter het deskundigenbericht te becommentariëren en te bekritiseren en zo nodig de rechter gemotiveerd in overweging te kunnen geven het bericht niet of niet geheel te volgen. 
Niet aannemelijk is geworden dat het deskundigenbericht niet aan deze eisen voldeed.

Uitspraken 22 mei 2015

Procedurenummers 14/3188 en 14/3189 Wtra AK
Klacht van administrateur van vennootschappen, waarvoor betrokkenen jaarrekeningen hebben samengesteld. Vergeefs beroep op niet-ontvankelijkheid van de klacht wegens termijnoverschrijding. Gegronde klacht over het verwerken van een in september 2011 plaatsgevonden cessie in de jaarrekeningen 2010, in plaats van het aanmerken als een gebeurtenis na balansdatum, en over het bijgevolg het in de jaarrekeningen 2010 opnemen van een post ‘agioreserve’. Een en ander levert schending op van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Overige klachten over de samengestelde jaarrekeningen alsmede over samenspanning en (ander) niet integer handelen zijn ongegrond. Het gegronde deel van de klacht leidt tot de maatregel van waarschuwing.

Uitspraken 18 mei 2015

Procedurenummer 14/2514 Wtra AK
Geen sprake van tekortkoming in de behartiging van de belangen van de cliënt in diens overleg met de belastingdienst. Klacht ongegrond.

Procedurenummer 14/2876 Wtra AK
Klachten over persoonsgericht onderzoek naar subsidie- en opdrachtverstrekkingen in de deelgemeente Feijenoord.
Betrokkene is gezien de opgesomde omstandigheden tuchtrechtelijk verantwoordelijk te achten voor de uitvoering van het onderzoek en voor de inhoud van het uitgebrachte rapport.  
De kwalificatie in het rapport van een uitlating in een gesprek als het uitoefenen van oneigenlijke druk door klager (destijds voorzitter van het dagelijks bestuur van de deelgemeente) is onvoldoende gemotiveerd en ontbeert daarom een toereikende grondslag. 
Betrokkene had die kwalificatie dan ook niet mogen presenteren aan pers en publiek en evenmin in dat verband de term machtsbederf mogen hanteren. 
Strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Berisping.

Procedurenummer 14/3045 Wtra AK
Vergeefse klacht over declaratiegedrag van accountant. Eveneens strandt het verwijt over het niet uitvoeren van werkzaamheden aangezien betrokkene een en andermaal klager heeft gewaarschuwd dat het uitblijven van een ondertekende opdrachtbevestiging in de weg zou staan aan het uitvoeren van de aangeboden werkzaamheden.

Procedurenummer 14/3059 Wtra AK
Klacht van het OM tegen een accountant die in reactie op de vordering tot uitlevering van het kasboek van een cliënt de primaire kasregistratie zodanig aanpast dat de negatieve stand van de kas verdwijnt en deze aangepaste registratie uitlevert zonder mede te delen dat die registratie niet origineel is en is aangepast. Dergelijke handelwijze is in strijd in de fundamentele beginselen van integriteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Het daarnaast voor de cliënt indienen van aangiften omzetbelasting terwijl betrokkene wist dat de door de cliënt aangeleverde omzetgegevens onvolledig en daardoor onjuist waren, en de aangiften omzetbelasting steeds in het voordeel van de cliënt waren, is eveneens in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Tot slot is gegrond de klacht over het niet tijdig melden van het bestaan van een negatieve kas als een ongebruikelijke transactie. Een en ander leidt tot de conclusie dat betrokkene met zijn handelwijze het accountantsberoep in diskrediet heeft gebracht en zodoende het fundamentele beginsel van professionaliteit heeft geschonden. In het kader van de bepaling van de strafmaat is er mede acht op geslagen dat betrokkene er nauwelijks blijk van heeft gegeven de onjuistheid en de onzorgvuldigheid van zijn handelwijze in te zien. Een en ander leidt tot de maatregel van tijdelijke doorhaling in het accountantsregister voor de duur van vier maanden.

Procedurenummers 15/1 en 15/2 Wtra AK
Klacht van voormalig werknemer / accountant in opleiding tegen voormalige praktijkopleider. Deze praktijkopleider heeft geweigerd een na anderhalf jaar na het eindigen van de arbeidsrelatie aangeleverd extra essay te beoordelen. Deze weigering is in de gegeven omstandigheden alleszins te billijken en valt binnen de aan een accountant toekomende vrijheid om in zakelijke betrekkingen een civielrechtelijk standpunt in te nemen. De tegen de kantoordirecteur ingediende klacht is wegens gebrek aan samenhang met het aan de praktijkopleider verweten handelen al ongegrond.

Procedurenummer 15/92 Wtra AK
In rapportages gebruikt betrokkene bewoordingen als “controleren” en/of “beoordelen” inzake financiële gegevens. Mede gezien hetgeen betrokkene ter zitting heeft verklaard, wordt geconcludeerd dat betrokkene assurance omtrent het in die rapportage aan de orde gestelde heeft gegeven. Voor zijn conclusies en oordelen heeft betrokkene onvoldoende werkzaamheden verricht; de rapportages ontberen een deugdelijke grondslag, terwijl betrokkene ook niet heeft voldaan aan enige standaard inzake inrichting van assurance-rapportages. Ook onvoldoende objectiviteit ter zake zijn opdracht in acht genomen. Een voor de advocaat van zijn cliënt geschreven advies, dat niet bedoeld was om aan de rechter ter kennis te komen, is door die advocaat wel als productie in een civiele procedure overgelegd. Betrokkene  heeft nagelaten in dat advies te vermelden dat zonder zijn instemming dit advies niet aan derden mag worden overgelegd. Voorts had hij er actief voor dienen zorg te dragen dat de rechter alsnog zou worden voorgelicht dat het advies slechts een intern stuk was. Berisping.

Uitspraken 11 mei 2015

Procedurenummer 14/3167 Wtra AK
Klacht over advisering rond overname deel boerenbedrijf en koop bedrijfswoning vanwege tijdsverloop niet-ontvankelijk. 
De Accountantskamer laat het in het midden of betrokkene verantwoordelijk is te achten voor het handelen en/of nalaten waarover wordt geklaagd.

Uitspraken 8 mei 2015

Procedurenummer 14/537 Wtra AK
Betrokkene heeft opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend. Dit valt als beroepsmatig handelen onder het bereik van het tuchtrecht. Ten tijde van de mondelinge behandeling was betrokkene door de strafrechter ter zake onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf. Aan een accountant komt in het kader van een tuchtklacht in beginsel geen zwijgrecht toe. Indien deze in het tuchtgeding weigert te verklaren, zal de tuchtrechter daaraan de gevolgen mogen verbinden die hij geraden voorkomt. Maatregel: doorhaling met de bepaling dat betrokkene binnen 10 jaar niet opnieuw in het accountantsregister kan worden ingeschreven.

Procedurenummer 15/289 Wtra AK
Betrokkene heeft de hem door de Accountantskamer opgelegde geldboete niet betaald. Op grond van artikel 5 Wtra wordt hem daarom de nadere maatregel van doorhaling opgelegd.

Uitspraken 1 mei 2015

Procedurenummer 14/2469 Wtra AK
Betrokkene heeft de jaarrekeningen over 2007 en 2008 van een op de Britse Maagdeneilanden gevestigde rechtspersoon, die zich bezighoudt met investeringen, en de jaarrekeningen over 2007, 2008, 2009 en 2010 van een andere rechtspersoon, die met de eerste rechtspersoon deel uitmaakt van dezelfde investeringsstructuur, gecontroleerd. De controles zijn uitgevoerd naar Nederlands recht. Over de jaren 2007 en 2008 heeft betrokkene bij de jaarrekeningen van beide rechtspersonen een verklaring van oordeelonthouding afgegeven. Betrokkene heeft goedkeurende verklaringen afgegeven bij de jaarrekeningen over 2009 en 2010 van de tweede rechtspersoon.

Klager stelt dat betrokkene had moeten onderkennen dat een overeenkomst van geldlening tussen een van de rechtspersonen en een Panamese rechtspersoon en een daarmee samenhangende “Total Return Swap” overduidelijk valse overeenkomsten waren. Betrokkene heeft verder verwijtbaar en ten onrechte gesteld dat de jaarrekeningen over 2009 en 2010 een ”fair and true” beeld gaven van de financiële toestand van de tweede rechtspersoon, omdat hij de terugbetaling van de lening zonder controle heeft aanvaard.

Klacht in alle onderdelen ongegrond. De aangevoerde omstandigheden (in de overeenkomst inzake de Olsen lening is niet vermeld waarvoor de lening was bedoeld en voor de te lenen bedragen zijn (in de overeenkomst) geen zekerheden bedongen of verstrekt) leveren geen aanwijzingen voor fraude op. Ook de weigering van de Panamese rechtspersoon om meer informatie te verschaffen, hoefde geen vraagtekens op te roepen over de werkelijke bedoelingen van de partijen bij deze overeenkomst. Betrokkene heeft in verband met de lening terecht wel een gemotiveerde verklaring van oordeelonthouding afgegeven en daarmee ervoor gewaarschuwd dat het geld eventueel niet terug zou komen.

Bij het afgeven van de goedkeurende verklaringen bij de jaarrekeningen 2009 en 2010 van de tweede rechtspersoon mocht betrokkene  mede steunen op het gegeven dat de lening op 25 februari 2011 was afgelost. Dat het afgeloste bedrag op een “blocked time deposit” terechtkwam, is volgens betrokkene geenszins ongebruikelijk, terwijl klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit anders is.
Andere aangevoerde omstandigheden hoefden voor betrokkene geen reden te zijn om aan te nemen dat degenen aan wie werd verzocht om de Letters of Representation te ondertekenen, niet de bestuurders waren van wie hij bevestigingen diende te verkrijgen.
Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraken 20 april 2015

Procedurenummers 14/2812 en 14/2813
Toetsing na eerder onderzoek onderzoek door College Kwaliteitsonderzoek. Uitkomst is weer dat praktijk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Bevindingen toetsers niet betwist.
Berisping omdat betrokkenen hebben verklaard dat zij uitsluitend nog samenstelopdrachten zullen verrichten en nauw zullen samenwerken met een ander kantoor.

Uitspraken 17 april 2015

Procedurenummers 14/906 en 14/907 Wtra AK
Betrokkenen voeren voor hun clienten een due diligence onderzoek uit i.v.m. een voorgenomen bedrijfsovername. De verkopers worden bijgestaan door een adviseur. Betrokkenen hebben zelf een zakelijke relatie met deze adviseur. Een dergelijke situatie levert een bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis op voor de objectiviteit van betrokkenen i.v.m. vertrouwdheid.  Betrokkenen hebben niet althans onvoldoende het conceptueel raamwerk toegepast door waarborgen te treffen en e.e.a. in hun dossier schriftelijk vast te leggen.
Het staat een accountant in het algemeen vrij in zijn zakelijke betrekkingen met zijn cliënt al dan niet in rechte een civielrechtelijk standpunt – daaronder te begrijpen het beëindigen van de werkzaamheden – in te nemen of rechtsmaatregelen te treffen. Hij dient daarbij wel een zorgvuldige belangenafweging te maken tussen zijn eigen belang, te weten in casu het beëindigen van de werkzaamheden, en de (voor hem kenbare) belangen van die cliënt, die als gevolg van die te nemen (rechts)maatregelen (kunnen) worden geschaad. In casu hebben betrokkenen dat onvoldoende gedaan.
Betrokkenen hebben in strijd met het beginsel van  professioneel gedrag jegens klagers tijdens een gesprek in het kader van een interne klachtprocedure dusdanig taalgebruik gebezigd en druk uitgeoefend, dat er geen sprake was van een correcte afhandeling van die klacht.

Uitspraken 13 april 2015

Procedurenummer 14/905 Wtra AK
Klager heeft in het kader van zijn toezichthoudende taak een onderzoek ingesteld bij het kantoor van betrokkene naar de naleving van verplichtingen op grond van de Wwft. Na inzage van dossiers van cliënten van betrokkene heeft klager geoordeeld dat zij in 2008 en in 2009 zeven betalingen hebben gedaan die als ongebruikelijke transacties in de zin van de Wwft moeten worden aangemerkt en geconstateerd dat van deze transacties geen meldingen waren gedaan bij de FIU-Nederland. 
De op 1 augustus 2008 in werking getreden Wwft legt de plicht tot het melden van een ongebruikelijke transactie op de externe accountant, voor zover deze zijn beroepsactiviteiten uitoefent dan wel een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, voor zover die anderszins zelfstandig onafhankelijk beroeps- of bedrijfsmatig daarmee vergelijkbare activiteiten verricht. Tot de beroepsactiviteiten van een accountant behoort ook het ten behoeve van een cliënt samenstellen van jaarrekeningen.
Het woord ‘externe’ is ingevoegd bij een Nota van wijziging. In de toelichting daarop wordt deze toevoeging gemotiveerd met een verwijzing naar de derde witwasrichtlijn. Er is geen enkel aanknopingspunt om ervan uit te gaan dat met deze wijziging van het wetsvoorstel is beoogd de reikwijdte van de beroepsactiviteiten van de accountant en daarmee van de meldingsplicht in de zin van de Wwft, te beperken tot accountants die belast zijn met de uitvoering van een wettelijke controle.
De tekst van de Wwft zoals die vóór 1 januari 2013 luidde, moet zo verstaan worden dat daarin naast de externe accountant wordt onderscheiden de beroepsbeoefenaar die (evenals die externe accountant) los staat van de entiteit ten behoeve waarvan hij zijn beroepsactiviteiten ontplooit en in die zin zelfstandig en onafhankelijk is. Met de kwalificatie zelfstandig is dan niet, zoals betrokkene voorstaat, bedoeld om accountants in loondienst uit te zonderen van de meldingsplicht.
Dat de onderhavige zeven transacties verband hielden met witwassen hoefde betrokkene niet te onderkennen. Dat ze zijn gedaan als vergoeding voor bemiddeling bij het aankopen van percelen aan personen die geen makelaar of professionele bemiddelaar zijn, dat die betalingen zijn gedaan aan meer partijen en op andere momenten dan ten tijde van de aankopen, vormt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen reden om de betalingen als ongebruikelijk aan te merken. Dat de betaalde vergoedingen veel hoger liggen dan de gebruikelijke courtages van bedrijfsmakelaars maakt dat niet anders. Het betalen van de “aanbrengfee” aan een ander dan de aanbrenger evenmin.

Uitspraken 10 april 2015

Procedurenummer 14/2337 Wtra AK
Betrokken accountant heeft geen bemoeienis gehad met door een fiscalist van het kantoor aan klager verleende diensten. Betrokkene is daarvoor niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk; klacht ongegrond.

Procedurenummer 14/2683 Wtra AK
Klacht Openbaar Ministerie tegen een accountant, die over een langere periode valse aangiften BTW m.b.t. zijn accountantskantoor heeft ingediend en aldus in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en professioneel gedrag (VGC) heeft gehandeld. Doorhaling in het register voor tenminste 7 jaar. Niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat betrokkene zich zelf al uit het register heeft laten schrijven.

Uitspraken 30 maart 2015

Procedurenummers 14/2645 en 14/2646 Wtra AK
Rapportage door betrokkenen aan de ene cliënte over gegevens van de andere cliënte leidt tot klacht. In de gegeven omstandigheden was er alle aanleiding voor toepassing van het toetsingskader als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 22 VGBA, welke toepassing betrokkenen hebben nagelaten. Van betrokkenen had voorts mogen worden verwacht dat zij over hun rol en over hun opdracht transparant waren geweest teneinde een tegenstelling in belangen te voorkomen of te overbruggen en de bedreiging voor hun objectiviteit en voor de door hen in acht te nemen vertrouwelijkheid weg te nemen. Betrokkenen hebben zich evenmin de vraag gesteld of op hun onderzoek niet mede toepasselijk zou zijn de Praktijkhandreiking persoonsgerichte onderzoeken. De professionele oordeelsvorming van betrokkenen blijkt ook daadwerkelijk te zijn aangetast omdat zij de opdracht van de ene cliënt over de andere cliënte hebben uitgevoerd zonder die andere cliënte daarin te betrekken, wat betreft het expliciet verkrijgen en bevestigen van toestemming voor gebruik van de gegevens van die andere cliënte en het horen of laten reageren op de concept-bevindingen. Een en ander levert overtreding op van de fundamentele beginselen van objectiviteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en heeft het accountantsberoep in diskrediet gebracht. Betrokkenen hebben voorts ten onrechte aangenomen dat zij toestemming hadden voor gebruik van de gegevens, zo is na levering van getuigenbewijs gebleken, waardoor zij het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid hebben geschonden. Het rapporteren over een prognose als een feitelijke bevinding was ook niet aangewezen; de door betrokkenen in hun rapportages opgenomen beperkingen ondervangen dit inherente gebrek aan zeggingskracht niet, terwijl betrokkenen, naast de beperkingen, ook bewoordingen hebben gebruikt die kunnen opgevat als een conclusie die is bedoeld om het vertrouwen van de opdrachtgeefster als beoogd gebruikster in de uitkomst van het onderzoek te versterken. Die tegenstrijdigheid hadden betrokkenen moeten vermijden, zodat betrokkene ook in zoverre het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid hebben geschonden. Wat betreft de inhoud van de rapportage wordt vastgesteld dat geen inzicht wordt gegeven in de keuze voor de gepresenteerde bezettingsgraden terwijl niet is kunnen blijken die bezettingsgraden konden aansluiten bij door hen ingewonnen inlichtingen en/of getoetste cijfers. Voor de gewekte indruk dat een bezetting van 100%, althans van 95%, als reëel moet worden verondersteld, kan dan ook geen deugdelijke grondslag worden vastgesteld. Gelet op de veelheid van gebreken en schendingen van fundamentele beginselen en het ontbrekend besef bij betrokkenen dat zij anders hadden moeten handelen, acht de Accountantskamer voor beide betrokkenen de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand passend en geboden.

Uitspraken 23 maart 2015

Procedurenummer 13/2221 Wtra AK
Kantoortoetsing. Ten tijde van hertoetsing onvoldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing. Intussen voldoende aanwijzingen van een relevante verbetering en externe deskundige hulp om het stelsel van kwaliteitsbeheersing geheel op orde te krijgen. Daarom wordt volstaan met berisping en aanbeveling aan de beroepsorganisatie de praktijk over 1 jaar opnieuw te toetsen.

Procedurenummers 14/1184 en 14/1185 en 14/1186 Wtra AK
Klager dient herhaaldelijk en opnieuw een klacht in tegen accountants (toentertijd) werkzaam bij het BFT, belast met het financieel toezicht op gerechtsdeurwaarders. Alle klachtonderdelen zijn niet-ontvankelijk allereerst wegens termijnoverschrijding (3 jaar). Daarnaast herhaalt de Accountantskamer haar oordeel dat geldt dat niet verenigbaar met de eisen van een behoorlijke tuchtprocedure is, dat een klager een klacht die haar grondslag vindt in een bepaald feitencomplex bij de tuchtrechter indient, terwijl dit feitencomplex reeds ten tijde van een eerdere klacht bij de klager bekend was of redelijkerwijs had kunnen zijn en dat voorts de eisen van een goede tuchtprocesorde met zich brengen dat een klager zoveel mogelijk zijn klachten tegen een accountant tegelijk in één tuchtprocedure aanhangig maakt. Zulks geldt temeer, indien, zoals in het onderhavige geval, alle klachten hun grondslag vinden in hetzelfde feitencomplex. Alle klachtonderdelen zijn ook daarom niet-ontvankelijk. Tenslotte – en ten overvloede -, ook als de klachtonderdelen wel ontvankelijk zouden zijn, is de gegrondheid daarvan niet aannemelijk geworden.

Procedurenummer 14/2430 Wtra AK
Geringe omissie, welke hersteld is, zodra het door betrokkene werd opgemerkt en waardoor klager ook geen schade heeft geleden, is van onvoldoende gewicht om tuchtrechtelijk relevant te zijn.

Procedurenummers 14/2482 en 14/2483 Wtra AK
Klacht over accountant die als gerechtelijk deskundige de civiele rechter in verband met een boedelverdeling diende voor te lichten over de economische waarde van aandelen. De Accountantskamer is niet bevoegd de civielrechtelijke verhoudingen tussen klaagster en betrokkene vast te stellen en in dat verband een uitspraak te doen over de door de civiele rechter vastgestelde vergoeding voor betrokkene, betrokkene of diens kantoor te gebieden het aan de civiele rechter uitgebrachte rapport in te trekken dan wel dienaangaande een verbeterplan in te dienen. In zoverre verklaart de Accountantskamer zich onbevoegd. Voor zover wordt geklaagd over het aanvaarden van de opdracht van de civiele rechter is dat ongegrond. Klacht is gegrond voor zover het gaat om de totstandkoming als ook om de inhoud van het rapport. Betrokkene heeft zich niet gehouden aan het voor de civiele partijen en de civiele rechter wezenlijke beginsel van hoor en wederhoor, is onzorgvuldig geweest in zijn vermelding wat hij aan vragen, opmerkingen en correcties heeft verwerkt in zijn rapport, heeft niet bewaakt dat de andere partij gelijkwaardig werd behandeld en heeft zich in relevante beperkt tot het afgaan op de andere partij gedane mededelingen, zonder deze aan te sluiten bij onderliggende stukken. Betrokkene heeft voorts nagelaten zijn keuze voor de waardebepalingsmethode deugdelijk te motiveren terwijl de civiele rechter ook daarover voorgelicht wilde worden. De door betrokkene gekozen methodiek van waardering is evenmin consistent toegepast; de door hem toegepaste selectiviteit is niet te begrijpen. De door betrokkene bereikte conclusie over de economische waarde van de aandelen is dan ook zeer twijfelachtig; daarvoor ontbreekt een deugdelijke grondslag. Betrokkene heeft met een en ander de fundamentele beginselen van objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag geschonden, terwijl verder moet worden aangenomen dat hij met zijn handelwijze de civiele partijen in hun civiele procedure concreet nadeel heeft toegebracht. De met een en ander samenhangende klacht tegen de compliance officer / kantoorgenoot van de tot gerechtelijk deskundige benoemde betrokkene is ongegrond. Het enkele feit dat laatstgenoemde een tuchtrechtelijk relevante misslag heeft begaan, kan niet al tot de conclusie leiden dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing van kantoor tekortschiet, nog daargelaten dat daarvoor de compliance officer verantwoordelijk voor gehouden kan worden. Aan de als gerechtelijk deskundige opgetreden accountant wordt de maatregel van berisping opgelegd.

Procedurenummer 14/2775 Wtra AK
Klacht tegen accountant die op basis van de door andere adviseurs aan hem aangereikte informatie over verdeling van een nalatenschap, jaarrekeningen van de onderneming van de rechthebbende heeft samengesteld. Klacht is deels te laat en voor het overige ongegrond.

Procedurenummer 14/2845 Wtra AK
Klacht over het abrupt en zonder gegronde reden beëindigen van de opdracht tot het samenstellen van jaarrekeningen. Betrokkene treft geen tuchtrechtelijk verwijt ter zake van zijn inhoudelijke overwegingen om de opdracht te beëindigen. Wel had het fundamentele beginsel van zorgvuldigheid meegebracht dat hij eerst zijn bevindingen bij de directie van de entiteit had moeten rapporteren en die op de hoogte had moeten brengen van de daaraan door hem te verbinden conclusie. In dit geval had betrokkene kunnen volstaan met een voorafgaande waarschuwing en een korte opzegtermijn. Alles afwegend is de Accountantskamer van oordeel dat kan worden volstaan met een gegrondverklaring van het betreffende klachtonderdeel en wordt geen maatregel opgelegd.

Uitspraken 20 maart 2015

Procedurenummer 14/1011 Wtra AK
Kantoortoetsing. Niet indienen verbeterplan.Intussen getroffen maatregelen die aannnemelijk doen zijn dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing aan de normen voldoet. Berisping.

Uitspraken 13 maart 2015

Procedurenummer 14/2320 Wtra AK
Kantoortoetsing in 2013.
Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verklaring die zich in een van de getoetste dossiers bevindt een controleverklaring is en dus slaagt de klacht dat deze verklaring niet voldoet aan de eisen die gelden voor een controleverklaring, niet.
Op grond van de wel aannemelijk geworden tekortkomingen in het andere dossier  moet niettemin worden geoordeeld dat de praktijk van betrokkene niet beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan gestelde normen. 
Definitieve doorhaling voor een jaar.

Procedurenummer 14/2521 Wtra AK
Kantoortoetsing in 2013. 
Vele tekortkomingen in de uitvoering van een controleopdracht, een samenstellingsopdracht en een opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie geconstateerd. 
Geen verbetering opgetreden ten opzichte van eerdere toetsingen in 2011 en 2012. 
Doorhaling voor een jaar.

Uitspraken 9 maart 2015

Procedurenummer 14/1044 Wtra AK
De Ack is van oordeel dat betrokkene onduidelijkheid heeft laten bestaan over de aard van zijn betrokkenheid bij de vennootschap in oprichting waarin de eenmanszaak van klager ingebracht zou worden. Uit wat klager naar voren heeft gebracht, blijkt dat hij van betrokkene verwachtte dat hij als volwaardig partner van klager zou fungeren en dat strookt ook met de feiten, terwijl betrokkene het in zijn verweerschrift en ter zitting heeft willen doen voorkomen dat hij niet als medeoprichter is opgetreden, maar (slechts) als opdrachtnemer van de eenmanszaak van klager. Daarbij komt dat niet uit te sluiten valt dat de samenwerking tussen klager en betrokkene bij het tot stand brengen van de vennootschap in oprichting en in de periode dat deze vennootschap in oprichting heeft bestaan, juridisch bezien gekwalificeerd moet worden als het aangaan van een vennootschap onder firma of van een commanditaire vennootschap. In samenhang met het voorafgaande had betrokkene ook moeten voorkomen dat de oprichtingsfase van de vennootschap voortsukkelde nadat, naar duidelijk werd dat de oprichting van de vennootschap “niets zou worden” Door een en ander na te laten heeft betrokkene bij het verlenen van zijn professionele diensten aan klager in strijd gehandeld met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag.
Tevens is aannemelijk geworden dat betrokkene voorafgaande aan en in de periode dat de vennootschap i.o. heeft bestaan, zich niet heeft gerealiseerd dat het samen met een cliënt oprichten van een vennootschap en het voortzetten van de dienstverlening als accountant aan die cliënt kan leiden tot een bedreiging voor de door hem in acht te nemen objectiviteit, en voorts dat hij zich niet heeft afgevraagd of en zo ja, welke waarborgen hij moest treffen om die bedreiging weg te nemen of terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau. 
De Accountantskamer is verder van oordeel dat betrokkene op de hoogte had moeten zijn van een wijziging in de BTW-regelgeving per 1 januari 2011, die van belang was voor een cliënt van hem, te weten klager.
Betrokkene heeft zich ook te weinig ingespannen om de voortgang van de werkzaamheden die hij op zich had genomen met betrekking tot de door klaagster gewenste tijdige uitkering van een lijfrentepolis te waarborgen. 
Berisping.

Uitspraken 6 maart 2015

Procedurenummer 14/1446 Wtra AK
Betrokkene is niet aansprakelijk voor advisering door aan hetzelfde kantoor verbonden fiscalist en ingeschakelde notaris, die ieder onder een eigen tuchtrecht vallen. Verwerking van beleggingsverliezen, welke de ene bestuurder/aandeelhouder/echtgenote zonder geldig bestuursbesluit of kennis van de andere bestuurder/aandeelhouder/echtgenoot gefinancierd heeft met opname van exorbitante bedragen, door boeking als schuld in rekening-courant van de bestuurder/echtgenote is door betrokkene in de jaarrekening zorgvuldig voorbereid en toegelicht.

Procedurenummer 14/1927 Wtra AK
Betrokkene heeft in het kader van randnummers 14 en/of 16 a van de NVCOS 4410 onvoldoende acht geslagen op hem te beschikking staande informatie over kosten in Saoedi-Arabië waarvan niet was uit te sluiten dat er sprake was van witwassen van zwart geld en/of onrechtmatige bevoordeling van de ene aandeelhouder boven de andere. Het had op de weg van betrokkene gelegen om bij de leiding van de entiteit verder en met voldoende diepgang door te vragen naar aanvullende informatie en/of te handelen overeenkomstig hetgeen is voorgeschreven bij NVCOS 240.
Ten tijde van het verkrijgen van de samenstellingsopdracht was klager ermee bekend dat betrokkene een zwager was van de andere aandeelhouder. Door niet bij zijn zwager door te vragen als voormeld, maar ook naar de hem bekende vraag van klager of zijn zwager werkzaamheden van de entiteit is gaan voortzetten in een andere onderneming, heeft betrokkene ook gehandeld in strijd met (onder meer) het fundamentele beginsel van objectiviteit.
Berisping.

Uitspraken 2 maart 2015

Procedurenummer 14/882 Wtra AK
Klacht over accountant die als een door de civiele rechter benoemde deskundige is opgetreden. Omtrent de procedurele aspecten omtrent (de totstandkoming van) een deskundigenbericht is in beginsel de civiele rechter leidend, terwijl het voorts aan de civiele rechter is om te beoordelen of het rapport dienstig was, zodat dienaangaande de tuchtrechter in beginsel geen rol heeft. De materiële inhoud van het deskundigenbericht is evenwel toetsbaar aan de fundamentele beginselen uit de VGC/VGBA, waarbij overigens geen specifiek voorschrift of specifieke standaard geldt. Niet verwijtbaar is aldus dat betrokkene geen opdrachtbevestiging heeft opgesteld. Geen rol voor tuchtrechter voor klacht dat betrokkene buiten de opdracht is getreden of, gelet op de vraagstelling, een onvolledig onderzoek/antwoord heeft gegeven. Het aansluiten bij NVCOS 4400 is, gelet op voormelde maatstaf, onvoldoende tuchtrechtelijk relevant. Inhoudelijke klachten over deskundigenbericht zijn tot slot eveneens ongegrond.

Uitspraken 23 februari 2015

Procedurenummer 14/318 Wtra AK
Het afgeven van een verklaring van oordeelonthouding ontslaat de beoordelend accountant niet van de verplichting om onderzoek te doen naar afwijkingen van materieel belang en – bij het uitblijven van een correctie – het afgeven van een verklaring met beperking of een afkeurende verklaring. Anders geformuleerd: het afgeven van een verklaring van oordeelonthouding impliceert dat aan de accountant ook is gebleken dat er geen gronden zijn voor het afgeven van een verklaring met beperking of een afkeurende verklaring. 
In de beoordeelde halfjaarcijfers 2009 is ten onrechte een aanzienlijke bate opgenomen en geen rekening gehouden met een aanzienlijke creditering kort na balansdatum die ten tijde van de beoordeling bekend had kunnen zijn. De beoordelingsverklaringen berusten mede daarom op ontoereikende grondslagen. Betrokkene heeft, waar het gaat om de inbrengverklaring, erkend dat hij daarbij de Praktijkhandreiking 1101 niet heeft gevolgd. Dat had wel van hem verlangd kunnen worden, reeds omdat hij zich daaraan in de opdrachtbevestiging heeft gecommitteerd. Ook los daarvan moet worden vastgesteld dat betrokkene de voor de inbrengverklaring geldende voorschriften niet in acht heeft genomen. Zo had hij moeten nagaan en vastleggen dat voldaan is aan de vereisten van NVCOS 620. Bij de plaatsgevonden hebbende waardebepalingen door een derde is gebruik gemaakt van de concept jaarrekeningen over 2008. Van betrokkene had ook gevergd kunnen worden dat hij voorafgaande aan de inbrengverklaring (kenbaar) had onderzocht hoe de cijfers van deze concepten zich verhouden tot die van de definitieve jaarrekeningen en tot de intussen (onder zijn verantwoordelijkheid samengestelde en beoordeelde) halfjaarcijfers 2009. 
Tijdelijke doorhaling voor zes maanden.

Procedurenummer 14/1173 Wtra AK
Klacht tegen accountant over het zich laten voordoen van een kantoorgenoot/niet-accountant als accountant, in de specifieke omstandigheden van dit geval gegrond. Uit de fundamentele beginselen volgt dat de naamaanduiding van een accountantspraktijk niet tot misleiding mag leiden. Het is dan ook in het algemeen niet aan te bevelen dat een accountantspraktijk zichzelf aanduidt met ‘accountants’ in de naam, terwijl daaraan niet meer dan één accountant is verbonden. In dit geval waren de initialen van de naam van de kantoorgenoot/niet-accountant verwerkt in de naam van het kantoor en presenteerde die kantoorgenoot/niet-accountant zich als vennoot van het kantoor met ‘accountants’ in de naam. Dit leidde ertoe dat klager/ex-cliënt op het verkeerde been is gezet over de hoedanigheid van die kantoorgenoot/niet-accountant, waardoor niet helemaal eerlijk en oprecht zaken is gedaan. Voor dat handelen is betrokkene als enige aan dat kantoor verbonden accountant, en mede verantwoordelijk voor die naamgeving, tuchtrechtelijk verantwoordelijk. Vanwege de aangenomen commerciële overwegingen en het aangenomen financieel gewin bij de gebruikte naamgeving acht de Accountantskamer de maatregel van geldboete ter grootte van € 5.000,= passend en geboden.

Procedurenummer 14/2468 Wtra AK
Klacht van voormalige aandeelhouder over optreden van betrokkene als accountant en adviseur van de vennootschap en van beide aandeelhouders bij de onderhandelingen over de verkoop van het belang van deze aandeelhouder. Deze gecombineerde rol had betrokkene moeten noodzaken tot het opnieuw toepassen van het conceptueel raamwerk nadat klager het vertrouwen in betrokkene had opgezegd en niet langer wilde dat betrokkene ook voor hem de waardering van de aandelen van de vennootschap zou uitvoeren. Deze verplichting heeft betrokkene geschonden. Door de waardering alsnog uit te voeren voor de andere aandeelhouder heeft betrokkene onvoldoende de hem van te vergen distantie in acht genomen en de belangen van klager achtergesteld. Die achterstelling blijkt voorts uit het gegeven dat betrokkene een arbeidsovereenkomst heeft opgesteld met daarin beperkende voorwaarden ten laste van klager en ten gunste van de vennootschap, en daardoor ten gunste van de andere aandeelhouder. Een en ander levert schending op van de fundamentele beginselen van objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag. Overige klachtonderdelen zijn niet-ontvankelijk dan wel ongegrond. Volgt maatregel van waarschuwing.

Uitspraken 20 februari 2015

Procedurenummer 14/1080 Wtra AK
Volgens vaste rechtspraak van de Accountantskamer kan in het kader van een tuchtrechtelijke procedure over declaraties slechts met succes worden geklaagd, indien de betrokken accountant bij het opstellen en indienen van de declaraties zodanig in strijd met de van hem te verlangen zorgvuldigheid, integriteit of professionaliteit heeft gehandeld, dat daardoor aan de orde is een schending van het bepaalde bij de Wet RA of de Wet AA (oud, thans: Wet op het accountantsberoep) zoals een handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep, of van het krachtens die wet(ten) bepaalde, zoals de VGC (thans: Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). In casu is een dergelijk handelen niet aannemelijk geworden. Wel eenmaal dubbel gedeclareerd voor enkele werkzaamheden; betreft een gering bedrag; betrokkene heeft klager daarvoor gecrediteerd en zijn excuses aangeboden; dit handelen onder deze omstandigheden van te gering belang om tuchtrechtelijk relevant te zijn.

Procedurenummer 14/1608 en 14/1844 Wtra AK
Klacht voor zover die ziet op het te laat samenstellen van jaarrekeningen en het doen van aangiften vpb en het (niet) adviseren om een rekening-courantpositie terug te brengen, niet-ontvankelijk. Klacht over omissie met betrekking tot omzetbelasting gegrond maar daarvoor geen maatregel opgelegd mede omdat aangeboden is om fiscale boete te vergoeden. Voor het overige ongegrond. Toepassen opschortingsrecht toelaatbaar. 
Betrokkene sub 2 is niet (tuchtrechtelijk) verantwoordelijk voor het handelen of nalaten waarover in deze zaak wordt geklaagd.

Procedurenummer 14/1872 Wtra AK
Kantoortoetsing. Kantoor beschikt niet over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de wettelijke normen. Voor eigen vennootschap een samenstellingsverklaring afgeven; geen waarborgen getroffen in verband met bedreigingen van eigen belang en zelftoetsing; overtreding fundamenteel beginsel van objectiviteit.(Definitieve) doorhaling voor de duur van 18 maanden.

Procedurenummer 14/1873 Wtra AK
Kantoortoetsing. Kantoor beschikt niet over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de wettelijke normen. (Definitieve) doorhaling voor de duur van 12 maanden.

Uitspraken 9 februari 2015

Procedurenummers 14/1512 en 14/1991 Wtra AK
Persoonsgericht onderzoek met als doel het verschaffen van inzicht in de relevante gebeurtenissen die ten grondslag liggen aan de aan de opdrachtgever gemelde mogelijke onregelmatigheden bij een bedrijf, waarvan klager directeur is. Volgens de klacht hebben betrokkenen ten onrechte geweigerd de verslagen van de gesprekken die in het kader van dit onderzoek met (voormalige) functionarissen van onder meer dit bedrijf zijn gevoerd, vooruitlopend op het uitbrengen van het definitieve rapport, aan klager te verstrekken. Klacht is ongegrond.

De beslissing om de notities die van de gevoerde gesprekken zijn gemaakt, niet aan klager te verstrekken, is genomen door betrokkene sub 1. Dat behoort tot zijn taak als de accountant die eindverantwoordelijk is voor het onderzoek. Het feit dat betrokkene sub 2. de dagelijkse leiding heeft gehad van dit onderzoek en (een aantal van) de gesprekken waarom het gaat, heeft gevoerd, schept geen eigen verantwoordelijkheid voor deze beslissing.

Het maken van een verslag van een gesprek dat als onderdeel van een persoonsgericht onderzoek heeft plaatsgevonden, en het verstrekken van dit verslag aan de persoon, die het object is van het persoonsgerichte onderzoek, kunnen zinvol en nuttig zijn, aangezien beide het verkrijgen van een deugdelijke grondslag voor de bevindingen van het onderzoek ten goede kunnen komen. Er is geen algemene gedrags- of beroepsregel aan te wijzen die meebrengt of inhoudt dat het een en het ander altijd moeten gebeuren.
Door de wijze waarop in dit geval feitelijke bevindingen zijn verwoord en de mededelingen van de gesprekken die zijn gevoerd, zijn opgetekend, zijn aan klager voldoende mogelijkheden geboden om zich een oordeel te vormen over de juistheid en de volledigheid van deze bevindingen en mededelingen en zich daartegen te kunnen verweren. Daarom kan niet worden gezegd dat aan klager, voordat het definitieve rapport is uitgebracht, geen adequaat wederhoor is geboden.

Procedurenummer 14/2265 Wtra Ak
Klacht over advisering bij aankoop en nadien bij verkoop van aandelenbelang te laat ingediend en daarom niet ontvankelijk, evenals de klacht over het (laten) accepteren en uitvoeren van een opdracht van de rechtspersoon, waarvan klagers doende waren het (indirect) gehouden aandelenbelang af te stoten. Het ontvankelijke onderdeel van de klacht over het niet aan klagers verstrekken van nieuwe, relevante informatie van/over de te verkopen rechtspersoon ongegrond.

Uitspraken