Procedurenummer 13/2490 Wtra AK
Klachten over persoonsgericht onderzoek naar (onder meer) “de kwaliteit van het uitgeoefende bestuur” van een woningcorporatie gegrond verklaard. Betrokkene heeft onduidelijkheid laten bestaan over de aan hem verstrekte opdrachten. Dat had wel gemoeten nu eerder bij het uitvoeren van (gesteld) ingetrokken opdrachten kennis was genomen van documenten, inlichtingen waren ingewonnen en gesprekken waren gehouden.
In het rapport staat dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor onregelmatigheden of fraude en verder dat zeker niet kan worden uitgesloten dat zich bij de aanschaf of ontwikkeling van onroerend goed onregelmatigheden hebben voorgedaan. Betrokkene had zich van dit laatste oordeel moeten onthouden, omdat niet duidelijk wordt gemaakt aan de hand van welk criterium of welke criteria een handelen of nalaten in het kader van de aanschaf of de ontwikkeling van onroerend goed, bij gebrek aan aanwijzingen voor onregelmatigheden of fraude, toch als mogelijk onregelmatig wordt aangemerkt.
Bij de boordeling van de kwaliteit van het uitgeoefende bestuur worden in het rapport drie categorieën van bestuurshandelingen onderscheiden, waaronder bestuurshandelingen die als onder de maat kunnen worden aangemerkt en bestuurshandelingen die als verwijtbaar onder de maat kunnen worden aangemerkt. Uit het rapport blijkt niet duidelijk welk toetsingskader hierbij is gehanteerd. Betrokkene heeft daarvoor verwezen naar “bevindingen” in de bijlagen bij het rapport. Die bevindingen zijn echter niet voldoende duidelijk te relateren zijn aan de besproken bestuurshandelingen en daaruit wordt ook niet duidelijk aan de hand van welke maatstaf of maatstaven de betreffende bestuurshandelingen als (al dan niet verwijtbaar) onder de maat zijn bestempeld.
Maatregel: tijdelijke doorhaling voor de duur van drie maanden.
Procedurenummer 14/154 Wtra AK
Waarschuwing voor het te lichtvaardig aanvragen faillissement van cliënt en het uitbrengen van definitieve jaarstukken zonder controle of de AVA deze had goedgekeurd.
Procedurenummer 14/1154 Wtra AK
Betrokkene verricht samenstelwerkzaamheden aangaande de enkelvoudige jaarrekening van een moedermaatschappij en controlewerkzaamheden aangaande de geconsolideerde jaarrekening van haar dochtermaatschappij. Klacht over het afgeven van een samenstellingsverklaring bij de jaarrekening van de moedermaatschappij gegrond omdat niet valt in te zien dat is voldaan aan de voorwaarden voor vrijstelling van consolidatie van de dochter- en groepsmaatschappijen. Die handelwijze is in strijd met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag, thans aangeduid als vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en als professionaliteit. Klacht over een verklaring van oordeelonthouding bij de geconsolideerde jaarrekening is grotendeels ongegrond. Onterecht zijn de verwijten dat betrokkene zich niet heeft verlaten op alleen de informatie vanuit de AO/IC en ook gegevensgericht is gaan controleren en dat over de juistheid van de post ‘voorraad’, zowel wat betreft de aantallen als de waardering daarvan, geen toereikende controle-informatie werd verkregen. Het verwijt dat betrokkene aangaande de materiële vordering op een kleindochtermaatschappij meer onderzoek had moeten en kunnen doen, is wel gegrond nu klaagster al bij de voorgaande jaarrekening een gedetailleerd onderzoek in het vooruitzicht is gesteld en betrokkene bij de opdrachtaanvaarding geen voorbehoud ter zake heeft gemaakt. Het daarmee samenhangende verwijt dat betrokkene onvoldoende heeft gecommuniceerd over een ter zake geconstateerde afwijking van materieel belang eveneens gegrond. Ongegrond is het verwijt dat betrokkene ten onrechte tot de afgifte van de verklaring van oordeelonthouding is gekomen.
M.n. het niet verrichten van werkzaamheden op een basaal vraagstuk als die van het al dan niet voldoen aan de voorwaarden voor een vrijstelling voor consolidatie moet betrokkene worden aangerekend. Anderzijds is er nota van genomen dat betrokkene de druk van klaagster heeft weerstaan om alsnog de door klaagster gewenste verklaring af te geven. Al met al is de maatregel van berisping passend en geboden.
Procedurenummer 14/1264 Wtra AK
Klacht tegen accountant die in een civiele procedure als een door de civiele rechter benoemde deskundige is opgetreden. De enkele omstandigheid dat de civiele rechter in de civiele procedure tot het oordeel is gekomen dat betrokkene zich niet heeft gehouden aan de fundamentele procesregel van hoor en wederhoor, levert niet al grond op voor een conclusie dat betrokkene de voor hem geldende wettelijke en gedrags- en beroepsregels heeft geschonden. De Accountantskamer dient zelfstandig haar oordeel te vormen, waartoe zij niet in staat is omdat klaagster ondanks waarschuwing vooraf door de Accountantskamer heeft nagelaten allerlei relevante stukken in te brengen, waaronder het deskundigenrapport en het daaraan voorafgegane concept. De klacht is daardoor als feitelijk onvoldoende onderbouwd ongegrond.
Procedurenummers 14/1335 en 14/1336 Wtra AK
Herhaalde klacht tegen dezelfde accountants (zie uitspraken van 18 oktober 2013 (12/3 e.v. Wtra AK) en 6 mei 2014 (13/2774 e.v. Wtra AK)). Over de feiten die aan de ‘nieuwe’ klacht ten grondslag liggen, hadden klagers al voorafgaande aan de mondelinge behandeling van de voorgaande klacht kunnen klagen, zodat de eisen van een goede tuchtprocesorde meebrengen dat klagers thans niet-ontvankelijk zijn.
Procedurenummer 14/1964 Wtra AK
Na beëindiging van de opdrachtrelatie laat de betrokken accountant welbewust na, ondanks herhaald aandringen, een klachtprocedure bij de Nba (met daarin een reprimande en een dringende aanbeveling ter zake) en wetenschap van de belangen van de voormalige cliënte, de door deze voormalige cliënte gevraagde stukken af te geven. Die handelwijze is niet integer, niet deskundig, niet zorgvuldig en niet professioneel en lijkt te zijn ingegeven door rancune. Een en ander, gevoegd bij de overigens aanmatigende en geringschattende opstelling van betrokkene jegens zijn voormalige cliënte, leidt tot de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van drie maanden.
Procedurenummer 13/2939 Wtra AK
Onvoldoende aan zorgplicht voldaan bij het verschaffen van informatie aan cliënte voordat zij besloot de nalatenschap van haar echtgenoot, die een maatschap met zijn ouders had geëxploiteerd, zuiver te aanvaarden. Onvoldoende waarborgen getroffen ter zake zijn objectiviteit, nu betrokkene zowel de weduwe als haar schoonouders bijstond, terwijl er een tegengesteld belang bestond.
Procedurenummer 14/301 Wtra AK
Bij een repeterende fout in een wettelijke controle in opeenvolgende jaarrekeningen ter zake een te controleren post vangt de verjaringstermijn ter zake deze fout na elke controleverklaring opnieuw aan. De accountant heeft bij diens controle niet opgemerkt dat een in de balans opgenomen vordering niet bestond, terwijl hij dat wel had moeten opmerken. Hierdoor is het vennootschapsvermogen significant te hoog vastgesteld. Ook op een ander punt heeft de accountant zijn controle onvoldoende kritisch en met onvoldoende diepgang uitgevoerd.
Procedurenummer 14/337 Wtra AK
In beginsel geen verificatieplicht bij samenstellen; in casu had betrokkene, alvorens een samenstellingsverklaring af te geven, o.g.v. randnummer 14 NVCOS 4410 toch bij zijn cliënt moeten doorvragen. Het fundamentele beginsel van geheimhouding staat er in casu aan in de weg dat betrokkene de contractspartner van zijn cliënt inlicht dat de cliënt, die bij het aangaan van die overeenkomst ook die derde heeft vertegenwoordigd, mogelijkerwijs vanwege regels omtrent tegengestelde belangen die overeenkomst niet had mogen aangaan.
Procedurenummer 14/973 Wtra AK
Indien en voor zover de beklaagde accountant in dit geval al tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor het handelen of nalaten van zijn kantoorgenoot moet worden geacht, de klacht is zodanig onvoldoende onderbouwd dat deze ongegrond is.
Procedurenummers 14/883, 14/884, 14/885 en 14/886 Wtra AK
Klacht van ex-werknemer en diens echtgenote tegen vier accountants van zijn voormalige werkgever, een accountantskantoor. Door het bewust niet betalen van loon tijdens arbeidsongeschiktheid en het daarin volharden, ondanks een toewijzend vonnis van de rechter in kort geding, en het achterstellen van klager bij andere werknemers, heeft de eindverantwoordelijk accountant geen eerlijk zaken gedaan en zich niet als (een vertegenwoordiger van een) goed werkgever gedragen. Die handelwijze kan niet los worden gezien van zijn professionele status en zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van de beroepsgroep. Een en ander is in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en professioneel gedrag. Voorts is een en ander gepaard gegaan met een misleidende uiting. Een en ander leidt tot de maatregel van waarschuwing. De andere drie accountants worden voor deze handelwijze niet verantwoordelijk gehouden.
Procedurenummer 14/506 Wtra AK
Klacht over de controle van jaarrekeningen van de vennootschap Weyl Holding B.V. die in mei 2010 failliet verklaard is, ingetrokken.
De Accountantskamer is van oordeel dat er redenen aan het algemeen belang ontleend, zijn om de behandeling van de klacht voort te zetten.
De vennootschap is failliet verklaard nadat uit onderzoek in opdracht van financiers en commissarissen is gebleken van “fake-facturen” en het te laag verantwoorden van crediteuren.
Er is sprake van schade voor de financierende banken van tientallen miljoenen euro’s.
De rechtbank Almelo heeft in 2012 geoordeeld dat een bestuurder en een beleidsbepaler hun taken kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld omdat ze valsheid in geschrift hebben gepleegd. Beiden zijn daarna door de strafrechter veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
Schuldeisers hebben voor vele tientallen miljoenen euro’s vorderingen ingediend in de faillissementen.
Al deze feiten zijn in hoge mate mede bepalend voor het in accountants in het algemeen gestelde en te stellen vertrouwen en dat maakt dat er een voldoende zwaarwegend algemeen belang mee gemoeid is dat er naar de juistheid van de verwijten aan betrokkene onderzoek wordt gedaan. Nu de klacht door klagers is ingetrokken, dient op de voet van art. 30 Wtra de AFM als in de plaats tredende klaagster de klacht voort te zetten.
Procedurenummer 14/517 Wtra AK
Onzorgvuldige samenstelling jaarrekening. Ontoelaatbare aanvulling klacht ter zitting. Door de Accountantskamer geuite zorgen over de kwaliteitsbeheersing van de betrokken accountantspraktijk. Waarschuwing.
Procedurenummers 14/669+14/670 Wtra AK
Betrokkenen zijn in een eerdere op klachte van de vrouwelijke cliënt aanhangig gemaakte klachtprocedure berispt voor hun rol als accountant in een echtscheidsprocedure tussen twee cliënten. Daarvan zijn zij in appel gekomen bij het CBb. Zij hebben zich door hetzelfde advocatenkantoor laten bijstaan als de mannelijke cliënt; dit is niet strijdig met enige beroeps- of gedragsregel. In de appelprocedure bij het CBb hebben zij vertrouwelijke informatie met betrekking tot de vrouw overgelegd; dat komt niet in strijd met het beginsel van vertrouwelijkheid, nu zij zich bij deze tuchtrechter moeten kunnen verdedigen. Het is niet verenigbaar met de eisen van een behoorlijke tuchtprocedure dat een klager, nadat de Accountantskamer op diens klacht heeft beslist, een tweede klacht tegen dezelfde accountant indient over hetzelfde feitencomplex terzake een handelen of nalaten dat ten tijde van de behandeling van die eerdere klacht bij de klager bekend was of had kunnen zijn en niet gebleken is van nieuwe, relevante feiten welke een nieuwe tuchtrechtelijke beoordeling zouden rechtvaardigen.
Procedurenummer 14/731 Wtra AK
Ten onrechte bepaalde activa onder de voorraden opgenomen in plaats van deze te activeren. In casu te gering verwijt om tuchtrechtelijk een maatregel op te leggen.
Procedurenummer 14/974 Wtra AK
Persoonsgericht onderzoek. Diverse klachten ongegrond. Voor een vergaande en voor klager zeer schadelijke conclusie in het rapport is er onvoldoende deugdelijke grondslag. Tussentijds delen van onderzoeksconclusies over deelvragen met opdrachtgever kan als er voldoende deugdelijke grondslag bestaat. Kritisch obiter dictum ten aanzien van korte termijn voor wederhoor en het niet opmaken van gespreksverslagen met klager. Berisping.
Procedurenummers 14/1046+14/1047 Wtra AK
Civiele procedure tussen accountantskantoor (betrokkenen) en voormalige werknemers (klagers) ter zake verbeurde boetes i.v.m. overtreden van een relatiebeding. Klacht over de proceshouding van betrokkenen in deze civiele procedure wordt ongegrond verklaard. Geen sprake van bewust onjuiste of misleidende informatie aan de rechter.
Procedurenummer 14/730 Wtra AK
Klacht dat betrokkene heeft nagelaten klager te adviseren een hotel op een bepaalde wijze te verwerven niet aannemelijk gemaakt en evenmin dat betrokkene niet heeft gewaarschuwd voor de fiscale consequenties van de uiteindelijk gemaakte keuze.
Procedurenummer 14/2522 Wtra AK
Het langdurig niet communiceren met en onbereikbaar houden voor cliënten, het niet reageren op brieven van de Nba en van de Raad voor Toezicht van de Nba en het niet indienen van een verbeterplan na een negatief eindoordeel over het stelsel van interne kwaliteitsbeheersing, leidt tot een verzoek van de Nba om de inschrijving van betrokkene tijdelijk door te halen in het accountantsregister. In dit geval wordt vastgesteld dat sprake is van een ernstig vermoeden van handelen of nalaten in de zin van artikel 42 Wab en wordt geoordeeld dat er zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn. De inschrijving van betrokkene in het accountantsregister wordt om die reden bij wijze van voorlopige voorziening tijdelijk doorgehaald in afwachting van een nadere beslissing van de Accountantskamer of het College van Beroep van het bedrijfsleven.
Procedurenummer 14/38 Wtra AK
Ernstig geschil tussen de twee aandeelhouders van een vennootschap. De huisaccountant gaat voort met samenstelling van de jaarrekening, terwijl hij ervan op de hoogte is dat de scheidende aandeelhouder geen vertrouwen meer in hem heeft. Hij treft geen waarborg voor de bedreiging van zijn objectiviteit, zoals voorafgaand overleg met beide aandeelhouders. Schending van het conceptueel raamwerk. In opdracht van de overblijvende aandeelhouder aanvaardt betrokkene inzake de uitkoop van de andere aandeelhouder een opdracht tot waardering van de aandelen. Betrokkene maakt zijn waarderingsrapport inhoudelijk op conform de wensen van zijn opdrachtgever en doet nauwelijks eigen onderzoek daarnaar. Vervolgens wordt dit rapport door betrokkene gepresenteerd aan de vertrekkende aandeelhouder als zijnde zijn waardering als accountant van de aandelen. Er is aldus sprake van ongepaste beïnvloeding door zijn cliënt; op deze wijze een rapport vervaardigen en uitbrengen komt zowel in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit als in strijd met het algemeen belang dat een accountant bij zijn handelen in acht moet nemen. Berisping.
Procedurenummer 14/583 Wtra AK
Tussenbeslissing in OM-klacht tegen de accountant die in verband met de controle van de jaarrekening 2008 van Vestia als derivatenspecialist / deskundige was ingeschakeld met de opdracht te onderzoeken of (de derivatenportefeuille van) Vestia voldeed aan de voorwaarden voor toepassing van kostprijshedge accounting als bedoeld in RJ 290. Ook indien betrokkene heeft te gelden als een accountant als business kunnen aan zijn handelen geen lichtere eisen worden gesteld dan die welke gelden in verband met de controle zelf. Niet verenigbaar is dat, indien een deel van de werkzaamheden van de jaarrekeningcontrole buiten het team worden verricht door een andere, niet tot het controleteam behorende accountant, daarvoor niet dezelfde deskundigheids- en zorgvuldigheidseisen gelden als indien deze werkzaamheden binnen het controleteam zoude n zijn verricht. Betrokkene heeft in zijn memo een conclusie getrokken en dit memo aan de controlerend accountant ter beschikking gesteld. Gelet op de bewoordingen van het memo en de daarin opgenomen conclusie moet daaraan het karakter en gewicht van assurance worden toegekend. Die conclusie dient dan ook te berusten op een deugdelijke grondslag, als onder meer is verwoord in paragraaf 45 van NVCOS 3000 maar ook overigens rechtstreeks voortvloeit uit de eisen van deskundigheid en zorgvuldigheid. Een en ander betekent dat betrokkene voor zijn conclusie toereikende werkzaamheden moet hebben verricht en moet hebben beschikt over voldoende geschikte assurance-informatie, alvorens zijn conclusie te trekken. Overigens mag van een assurance verlenende accountant worden verwacht dat het tegen een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht over handelen of nalaten in het kader van verrichte assurance-werkzaamheden gevoerde verweer mede wordt gebaseerd op en onderbouwd met (alle van belang zijnde stukken uit) het assurance-dossier. In dit geval is van zo’n onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht sprake, waartegen betrokkene niet had mogen volstaan met de stelling dat het aan klager is om aannemelijk te maken dat betrokkene niet heeft beschikt over een deugdelijke grondslag voor zijn memo. Betrokkene wordt alsnog in de gelegenheid gesteld de stukken uit zijn dossier over te leggen, teneinde zijn verweer nader te adstrueren.
Procedurenummer 13/2393 en 13/2394 Wtra AK
Klacht van curatoren van Econcern tegen de accountants die betrokken waren bij de controle van de jaarrekening 2007 van Econcern.Vervolg op tussenbeslissing van 25 april 2014 (ECLI:NL:TACAKN:2014:36). Het debat van partijen valt in twee delen uiteen. De eerste vraag is of betrokkenen met juistheid hebben beoordeeld of de door het bestuur van Econcern gepresenteerde jaarrekening 2007 voldoet aan de regels van Titel 2.9 BW. De tweede vraag is of betrokkenen hun controlewerkzaamheden in voormeld verband met een professioneel-kritische instelling en met een voldoende diepgang hebben verricht en een en ander tijdig en voldoende hebben gedocumenteerd.Bij het antwoord op de tweede vraag is in aanmerking genomen dat bij een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht over handelen of nalaten in het kader van verrichte controlewerkzaamheden van de accountant mag worden gevergd dat het tegen die klacht gevoerde verweer mede wordt gebaseerd op en onderbouwd met (stukken uit) het controledossier. Indien controledocumentatie uitblijft, kan weinig betekenis worden gehecht aan een stelling dat desondanks voldoende en geschikte controle-informatie is verkregen.A. Niet aannemelijk is geworden dat voldoende geschikte controlewerkzaamheden zijn verricht teneinde de keus voor rubricering van kapitaalbelangen te kunnen aanvaarden. Daarvoor is redengevend dat zowel voor de kwalificatie van Ecoventures als participatiemaatschappij als voor de kwalificatie van (het merendeel van) de door deze entiteit aangehouden kapitaalbelangen contra-indicaties van serieus gewicht aanwezig waren, waardoor deze rubricering mogelijk niet aanvaardbaar zou zijn. Naar deze contra-indicaties hadden (aanvullende) controlewerkzaamheden uitgevoerd moeten worden. Evenwel is niet aannemelijk geworden voldoende en geschikte controle-informatie is verkregen over de aanvaardbaarheid van die rubricering.B. Evenmin is aannemelijk geworden dat omtrent de waardering van de kapitaalbelangen voldoende en geschikte controlewerkzaamheden zijn verricht. Daarvoor is redengevend dat met name aan de aanvaarding van de waardering van Sol Holding een diepgaand onderzoek ten grondslag diende te liggen, vanwege de gevolgen daarvan voor zowel de balans als het resultaat en de kenbare inconsistenties, het kenbare risico op sturing van de tot uitgangspunt genomen waarderingen en de contra-indicaties voor de juistheid van die waarderingen. Van kritisch onderzoek is niet gebleken, wat wel gebruikt is als controle-informatie is zonder meer ongenoegzaam. Voorts is onvoldoende gebleken van een beoordeling of, voor zover al winstneming aanvaardbaar was, het als gerealiseerd beschouwen van deze winst aanvaardbaar was. Niet aannemelijk is geworden dat betrokkenen zich hebben laten leiden door het voorzichtigheidsbeginsel.C. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat voldoende geschikte controlewerkzaamheden zijn verricht omtrent het toepassen van de consolidatievrijstelling voor bepaalde kapitaalbelangen. Daarvoor is redengevend dat contra-indicaties van het aanwezig zijn van een exit-strategie, dat een voorwaarde is voor zo’n toepassing, niet adequaat zijn onderzocht en beoordeeld. Evenmin is gebleken dat voldoende en geschikte controle-informatie is verkregen of een proportionele consolidatie van een kapitaalbelang voldeed aan het wettelijk inzichtvereiste.D. Ten aanzien van de overige aangedragen aspecten van de jaarrekening is de klacht deels gegrond en deels ongegrond.De conclusie is dat betrokkenen de controle van de jaarrekening 2007 van Econcern met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling hebben gepland en uitgevoerd, als gevolg waarvan een goedkeurende accountantsverklaring in het maatschappelijk verkeer is gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond.Dit betekent dat eerst alsnog een adequate controle van de jaarrekening 2007 zou dienen plaats te vinden, alvorens feitelijk kan worden beoordeeld of de in die jaarrekening opgenomen informatie voldoet aan de eisen uit Titel 2.9 BW en of het resultaat over 2007 en het eigen vermogen ultimo 2007 te hoog zijn weergegeven. Bij zo’n onderzoek hebben klagers evenwel geen belang meer nu hun klacht al in belangrijke mate gegrond is. Het antwoord op de eerste vraag wordt daarom in het midden gelaten.Door hun handelwijze en aldus hun kerntaak te veronachtzamen, hebben betrokkenen op een niet te onderschatten wijze de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag geschonden, welke schending voor ieder van betrokkenen de maatregel van tijdelijke doorhaling rechtvaardigt voor de duur van één maand.
Procedurenummer 14/504 en 505 Wtra AK
Klacht van twee investeerders in Econcern tegen de accountants die de jaarrekening 2007 van Econcern hebben gecontroleerd.Het door betrokkenen in deze klachtzaken opgeworpen verweer dat klagers niet-ontvankelijk zijn omdat de in artikel 22 Wtra bedoelde driejaarstermijn is overschreden, is ongegrond. Het enkele feit dat klagers kennis hadden van de jaarrekening 2007 en de daarbij afgegeven verklaring noch de door betrokkene aangehaalde publicaties in de pers over een geflatteerde voorstelling van zaken in die jaarrekening, houdt iets in mogelijke kennis bij klagers over de wijze en diepgang waarmee betrokkenen hun controlewerkzaamheden hebben verricht, waarover klagers thans klagen.Bij de beoordeling van de klacht is mede acht geslagen op wat de Accountantskamer in de door de curatoren ingediende klachtzaken (13/2393 & 13/2394) heeft bevonden en geoordeeld. In die klachtzaken is al geoordeeld dat betrokkenen betreffende de controle van de jaarrekening 2007 niet voldoende en geschikte controlewerkzaamheden hebben verricht en dat daaruit volgt dat betrokkenen de controle van de jaarrekening 2007 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling hebben gepland en uitgevoerd, als gevolg waarvan een goedkeurende accountantsverklaring in het maatschappelijk verkeer is gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. Dit oordeel leidt ertoe dat de door klagers ingediende klacht, die in essentie overeenkomt met de hiervoor genoemde klachtzaken, al om die reden gegrond moet worden verklaard. Nu juist de controle van de jaarrekening niet afdoende heeft plaatsgehad, zou deze controle alsnog moeten plaatsvinden alvorens kan worden beoordeeld of de in de jaarrekening 2007 opgenomen informatie daadwerkelijk onjuist is en of het eigen vermogen en resultaat te hoog zouden zijn weergegeven. Bij een dergelijk vergaand onderzoek, als daarvoor al in een tuchtprocedure plaats is, hebben klagers geen belang nu de klacht al gegrond is. Gelet op de in de curatoren-tuchtzaak opgelegde maatregel is er geen reden om aan betrokkenen een extra of nadere maatregel op te leggen.
Procedurenummer 14/1086 en 14/1087 Wtra AK
Klacht van stichting die belangen behartigt van crediteuren van Econcern tegen de accountants die de jaarrekening 2007 hebben gecontroleerd. Bij de beoordeling van de klacht is mede acht geslagen op wat de Accountantskamer in de door de curatoren ingediende klachtzaken (13/2393 & 13/2394) heeft bevonden en geoordeeld. In die klachtzaken is al geoordeeld dat betrokkenen betreffende de controle van de jaarrekening 2007 niet voldoende en geschikte controlewerkzaamheden hebben verricht en dat daaruit volgt dat betrokkenen de controle van de jaarrekening 2007 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling hebben gepland en uitgevoerd, als gevolg waarvan een goedkeurende accountantsverklaring in het maatschappelijk verkeer is gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. Dit oordeel leidt ertoe dat de door klagers ingediende klacht, die in essentie overeenkomt met de hiervoor genoemde klachtzaken, al om die reden gegrond moet worden verklaard. Nu juist de controle van de jaarrekening niet afdoende heeft plaatsgehad, zou deze controle alsnog moeten plaatsvinden alvorens kan worden beoordeeld of de in de jaarrekening 2007 opgenomen informatie daadwerkelijk onjuist is en of het eigen vermogen en resultaat te hoog zouden zijn weergegeven. Bij een dergelijk vergaand onderzoek, als daarvoor al in een tuchtprocedure plaats is, hebben klagers geen belang nu de klacht al gegrond is. Gelet op de in de curatoren-tuchtzaak opgelegde maatregel is er geen reden om aan betrokkenen een extra of nadere maatregel op te leggen.
Procedurenummer 14/1136 en 14/1137 Wtra AK
Klacht van investeerder in Econcern tegen de accountants die de jaarrekening 2007 van Econcern hebben gecontroleerd. De drie door betrokkenen opgeworpen verweren strekkende tot niet-ontvankelijkheid zijn ongegrond. Immers, een conclusie dat de klaagster haar klacht onvoldoende heeft onderbouwd, leidt tot een ongegrondverklaring. Voorts kan niet tot de conclusie worden gekomen dat klaagster niet-ontvankelijk is omdat de in artikel 22 Wtra bedoelde driejaarstermijn is overschreden. Het enkele feit dat klaagster kennis had van de jaarrekening 2007 en de daarbij afgegeven verklaring noch de door betrokkene aangehaalde publicaties in de pers over een geflatteerde voorstelling van zaken in die jaarrekening, houdt iets in mogelijke kennis bij klaagster over de wijze en diepgang waarmee betrokkenen hun controlewerkzaamheden hebben verricht, waarover klaagster thans klaagt. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de voor de investeerder optredende beheerder een ‘observer’ had bij vergaderingen van de raad van commissarissen van Econcern. Tot slot, dat de curatoren van Econcern zich in de door hen ingediende klachtzaken (13/2393 & 13/2394) in essentie over hetzelfde beklagen, leidt evenmin tot niet-ontvankelijkheid. De door klaagster voorgestane voeging van haar klacht met die van de curatoren wordt niet doelmatig en niet geraden geacht. Bij de beoordeling van de klacht is wel mede acht geslagen op wat de Accountantskamer in de door de curatoren ingediende klachtzaken heeft bevonden en geoordeeld. In die klachtzaken is al geoordeeld dat betrokkenen betreffende de controle van de jaarrekening 2007 niet voldoende en geschikte controlewerkzaamheden hebben verricht en dat daaruit volgt dat betrokkenen de controle van de jaarrekening 2007 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling hebben gepland en uitgevoerd, als gevolg waarvan een goedkeurende accountantsverklaring in het maatschappelijk verkeer is gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. Dit oordeel leidt ertoe dat de door klaagster ingediende klacht, die in essentie overeenkomt met de hiervoor genoemde klachtzaken, al om die reden gegrond moet worden verklaard. Nu juist de controle van de jaarrekening niet afdoende heeft plaatsgehad, zou deze controle alsnog moeten plaatsvinden alvorens kan worden beoordeeld of de in de jaarrekening 2007 opgenomen informatie daadwerkelijk onjuist is en of het eigen vermogen en resultaat te hoog zouden zijn weergegeven. Bij een dergelijk vergaand onderzoek, als daarvoor al in een tuchtprocedure plaats is, heeft klaagster geen belang nu de klacht al gegrond is. Gelet op de in de curatoren-tuchtzaak opgelegde maatregel is er geen reden om aan betrokkenen een extra of nadere maatregel op te leggen.
Procedurenummer 14/610 Wtra PE
PE-zaak cyclus 2010-2012. Tekort 120 punten. O.m. recidive cyclus 2007-2009 ook voor een tekort aan PE-punten; daarom maatregel 2 stappen hoger dan gebruikelijk. Doorhaling inschrijving register 1 jaar.
Procedurenummer 14/611 Wtra PE
PE-zaak cyclus 2010-2012. Tekort 120 punten; berisping en geldboete van € 4.000,= i.p.v. 6.000,=, omdat over 2010 en 2011 al totaal € 2.000,= is opgelegd.
Procedurenummer 14/612 Wtra PE
PE-zaak cyclus 2010-2012. Tekort 120 punten. O.m. recidive cyclus 2007-2009 ook voor een tekort aan PE-punten; daarom maatregel 2 stappen hoger dan gebruikelijk. (Definitieve) doorhaling inschrijving register 1 jaar.
Procedurenummer 14/613 Wtra PE
PE-zaak cyclus 2010-2012. Tekort 120 punten. O.m. recidive cyclus 2007-2009 ook voor een tekort aan PE-punten; daarom maatregel 2 stappen hoger dan gebruikelijk. (Definitieve) doorhaling inschrijving register 1 jaar.
Procedurenummer 14/614 Wtra PEPE-zaak cyclus 2010-2012. Tekort 28 punten. Recidive cyclus 2007-2009 alleen ter zake registratie en informatie; daarom maatregel 1 stap hoger dan gebruikelijk.
Procedurenummer 14/703 Wtra PE
PE-zaak cyclus 2010-2012. Tekort 60 punten en het niet volgen van de verplichte PKI-cursus; berisping en geldboete van € 3.000,= .
Procedurenummer 14/706 Wtra PE
PE-zaak cyclus 2010-2012. Tekort 42 punten. O.m. recidive cyclus 2007-2009 ook voor een tekort aan PE-punten; daarom maatregel 2 stappen hoger dan gebruikelijk. Tijdelijke doorhaling inschrijving register 6 maanden en geldboete € 2.100,=.
Procedurenummer 14/707 Wtra PE
PE-zaak cyclus 2010-2012. Tekort 120 punten; berisping en geldboete van € 5.000,= i.p.v. 6.000,=, omdat over 2011 al € 1.000,= is opgelegd.
Procedurenummer 14/843 Wtra PE
PE-zaak cyclus 2010-2012. Tekort 53 punten. Recidive cyclus 2007-2009 alleen ter zake registratie en informatie; daarom maatregel 1 stap hoger dan gebruikelijk en geldboete € 2.650,=.
Procedurenummer 14/844 Wtra PE
Niet registreren behaalde PE-punten en niet informeren beroepsorganisatie; waarschuwing.
Procedurenummer 14/845 Wtra PE
PE-zaak cyclus 2010-2012. Tekort 40 punten; waarschuwing en geldboete van € 2.000,= .
Procedurenummer 14/846 Wtra PE
Niet registreren behaalde PE-punten; waarschuwing.
Procedurenummer 14/848 Wtra PE
Niet registreren behaalde PE-punten en niet informeren beroepsorganisatie; waarschuwing.
Procedurenummer 14/1028 Wtra AK
Niet betalen opgelegde geldboete € 1.000,=; eerdere recidive op dit punt; alsnog ambtshalve oplegging van de maatregel (definitieve) doorhaling; duur 6 maanden.
Procedurenummer 14/1029 Wtra AK
Niet betalen opgelegde geldboete van € 1.000,=; alsnog ambtshalve tijdelijke doorhaling van 1 maand.
Procedurenummer 14/1030 Wtra AK
Niet betalen opgelegde boete ad € 1.000,=; alsnog ambtshalve oplegging van 1 maand tijdelijke doorhaling.
Procedurenummer 14/952 Wtra AK
Niet-ontvankelijk; driejaarstermijn.
Procedurenummer 13/2891 Wtra AK
Niet-ontvankelijk; driejaarstermijn
Procedurenummer 14/847 Wtra PE
PE-klacht over cyclus 2010-2012. Accountant in business. Tekort 20 PE-punten; onvoldoende registreren; niet adequaat reageren naar beroepsorganisatie. Waarschuwing en geldboete € 1.000,=.
Procedurenummer 13/1326 en 13/1327 Wtra AK
Ingevolge de tussenbeslissing van 20 januari 2014 (ECLI:NL:TACAKN:2014:7), waarbij het beroep van betrokkenen op hun geheimhoudingsverplichting is gepasseerd, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld hun verweer aan te vullen. Na voortzetting van het debat van klagers en betrokkenen komt de Accountantskamer, gelet op het bepaalde in de artikelen 13 en 14 van de NVCOS 4410 en de in dat kader aan de samenstellend accountant toekomende mate van ruimte en vrijheid (ofwel ‘professional judgement’), tot de conclusie dat klagers onvoldoende hebben aangevoerd om voor aannemelijk te houden dat betrokkenen de door hen verkregen gegevens niet alsnog voor voldoende aannemelijk mochten aanvaarden en niet tot het afgeven van hun samenstellingsverklaringen hadden mogen komen.
Procedurenummer 13/2220 Wtra AK
Kantoortoetsing. Einduitspraak op Nba-klacht over tekortschietend stelsel van kwaliteitsbeheersing binnen het kantoor van betrokkene. In de tussenbeslissing van 14 februari 2014 (zie: ECLI:NL:TACAKN:2014:15) is de verdere behandeling van de klacht aangehouden om die praktijk opnieuw een hertoetsing te doen ondergaan. In die hertoetsing is vastgesteld dat de getoetste dossiers thans aan de eisen voldoen en dat over de praktijk van betrokkene een positief eindoordeel kan worden gegeven. Een en ander leidt tot gegrondverklaring van de klacht dat betrokkene in december 2011 het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet op orde had. Daarnaast is gegrond de klacht dat betrokkene over de cycli van 2007 tot en met 2009 en van 2010 tot en met 2012 te weinig PE-punten heeft behaald. Een en ander leidt tot de maatregelen van tijdelijke doorhaling voor de duur van 2 weken en een geldboete van € 950,00.
Procedurenummer 13/2338, 13/2340, 13/2341 Wtra AK
Klacht van het OM tegen drie accountants als uitvloeisel van een strafonderzoek naar subsidiefraude door directie van een zorginstelling. Verweer dat het OM niet gerechtigd was de gegevens uit dat onderzoek aan de tuchtrechter voor te leggen is ongegrond, gelijk het verweer dat zo’n gegevensverstrekking een schending oplevert van artikel 6 EVRM. De accountant die de stichting bijstond als administrateur/adviseur heeft zich, anders dan hij meent, beziggehouden met samenstelwerkzaamheden waarop NVCOS 4410 van toepassing was. Die accountant had dan ook dieper moeten ingaan op het ontbreken van een behoorlijke kasadministratie bij de zorginstelling; zijn nalaten moet worden aangemerkt als een schending van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Het verwijt dat diezelfde accountant ten onrechte heeft nagelaten een ongebruikelijke transactie in de zin van de Wwft te melden is ongegrond. De klacht tegen de twee controlerend accountants dat zij hun controlewerkzaamheden met onvoldoende diepgang hebben uitgevoerd is gegrond. Die controle is niet afgestemd op de gebruiker, is voorafgegaan door een inadequate risicoanalyse, kent een tekortschietende opzet en is onvoldoende diepgravend. De aan ieder toe te rekenen leidt tot de maatregel van waarschuwing aan eerstbedoelde accountant en tot de maatregel van berisping aan ieder van de controlerend accountants.
Procedurenummer 14/89 Wtra AK
Beklaagde accountant niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor handelen of nalaten van kantoorgenoot en/of medewerkster van zijn kantoor.
Procedurenummer 14/13 Wtra AK
Betrokkene krijgt opdracht om in verband met geschil over project vast te stellen dat in financiële overzichten opgenomen geldstromen en rekening courant posities juist zijn. Hij geeft daarna een mededeling af die onder meer inhoudt dat zijn opdrachtgeefster een “aanvullende vordering” op een derde heeft. Deze mededeling is door de opdrachtgeefster ingebracht ter onderbouwing van haar verweer in door derde aangespannen faillissementsprocedure.
Door bij afgeven mededeling alleen af te gaan op informatie opdrachtgeefster kan niet worden uitgesloten dat de mededeling een deugdelijke grondslag ontbeert. Door alleen op die basis de mededeling af te geven heeft betrokkene zich niet gehouden aan de gedragsregel dat hij iedere situatie vermijdt, die zijn professionele oordeelsvorming op ongepaste wijze beïnvloedt. Dat klemt te meer nu betrokkene wist of kon vermoeden dat de mededeling door de rechter in diens oordeelsvorming zou kunnen worden betrokken. In een dergelijke situatie moet de accountant ervoor zorgdragen dat hij, ook als hij een partijbelang dient, met zijn oordeel de objectieve oordeelsvorming door de rechter niet belemmert.
Procedurenummer 14/781 Wtra AK
Accountant die belastingaangiften van klager die in 2009 met fysiotherapiepraktijk is gestart heeft verzorgd/verantwoordelijk was voor die aangiften, en die wist dat de praktijk in 2009 en 2010 geen omzet heeft behaald, in 2011 de eerste patiënt heeft behandeld en in 2012 een omzet van € 600,– heeft behaald, had klager duidelijker dan hij heeft gedaan (door te schrijven dat de fiscus afwijkende standpunten kan innemen) erop moeten wijzen dat de kans aanwezig was dat klager door de fiscus niet als ondernemer zou worden beschouwd en welke gevolgen dit had/kon hebben voor de ingediende/in te dienen aangiften en had klager moeten voorstellen om in overleg te treden met de fiscus.
Procedurenummer 14/152 Wtra AK
Ter zitting gedane aanvulling op de klacht is ontoelaatbaar. Vergeefs beroep op verjaring. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat betrokkene onvoldoende aandacht heeft gehad voor een inbreng. Ongegronde klacht over het niet vermelden van verbonden partijen en over tekortschieten in onafhankelijkheid en objectiviteit. Klacht over beantwoording van vragen is evenwel gegrond omdat die beantwoording als misleidend kan worden ervaren, terwijl betrokkene had moeten beseffen dat hij met die beantwoording (tevens) het algemeen belang had te dienen. In zoverre sprake van schending van het fundamentele beginsel van integriteit. Volgt maatregel van waarschuwing
Procedurenummer 14/57 Wtra AK
De opvatting van klaagster dat op accountant van (aanvankelijk erflater en diens vennootschap en na diens overlijden van) de weduwe (de moeder van klaagster) en diezelfde vennootschap, een maatschappelijke zorgplicht rust om klaagster en haar zussen (in hun hoedanigheid van mede-erfgenamen naast de weduwe) erover had moeten inlichten dat weduwe (onder invloed van haar zoon, broer van klaagster en ook mede-erfgenaam) had beschikt over de nalatenschap op een wijze die ten voordele van de zoon en ten nadele van klaagster en haar zussen strekte, vindt geen steun in enige beroeps- of gedragsregel. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat er geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die voor betrokkene aanleiding hadden moeten zijn om op enig moment te twijfelen aan de handelingsbekwaamheid van de weduwe. Van belang is ook dat niet is komen vast te staan dat betrokkene diensten heeft verricht die verband houden met nog te verrichten transacties tussen weduwe en zoon. Betrokkene stelt terecht dat fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid in de weg staat aan het informeren van klaagster.
Procedurenummer 13/2941 Wtra AK
Voormalig registeraccountant was leider van een onderzoek in opdracht burgemeester naar het uitoefenen van druk “vanuit de PvdA” op een stichting in relatie tot de dienstbetrekking van klaagster, en in het bijzonder of en zo ja, hoe de subsidierelatie van de gemeente met de stichting aan de orde is gesteld en als drukmiddel is gebruikt. Klaagster is voormalig raadslid voor de PvdA. Zij is uit de fractie getreden en heeft dat toegelicht in een brief aan de burgemeester. Een fotokopie daarvan heeft ze aan alle raadsleden gezonden. Die brief, waarin ze ook verslag doet van bemoeienis van PvdA-fractieleden met haar werkrelatie tot een van de vrijwilligsters van de stichting (een dochter van een van de fractieleden), is door een (ander) raadslid van de PvdA doorgestuurd naar de directeur van de welzijnsstichting. Daarop wordt klaagster op staande voet ontslagen, omdat zij zich niet aan redelijke werkafspraken heeft gehouden en omdat zij met de brief schade berokkend heeft aan de welzijnsstichting.
Betrokkene heeft in het onderzoeksrapport geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn dat er in relatie tot de dienstbetrekking van klaagster druk is uitgeoefend op de stichting. De subsidierelatie is niet bij de directeur van de stichting aan de orde gesteld. Het doorsturen van de brief van klaagster aan de burgemeester is niet te beschouwen als het schenden van vertrouwelijkheid want het was geen vertrouwelijk stuk omdat het in kopie aan alle raadsleden was gestuurd. Van overtreding van de gedragscode voor leden van de gemeenteraad is niet gebleken.
De Ack is van oordeel dat betrokkene de opdracht te zeer heeft verengd tot de vraag of het doorsturen van de brief van klaagster aan de gemeenteraad is te beschouwen als het openbaren van vertrouwelijke informatie. Zelfs als het geen vertrouwelijk stuk was, heeft betrokkene verzuimd aan het raadslid dat de brief had doorgestuurd, te vragen met welk doel dit was gebeurd. Hij heeft die vraag ook niet voorgelegd aan de directeur van de stichting. Betrokkene heeft dus niet (kenbaar) onder ogen gezien of met het doorsturen van de brief mede was beoogd het uitoefenen van druk op de stichting een stap te zetten in het kader van de arbeidsverhouding van klaagster met de stichting. Volgens de gedragscode voor leden van de gemeenteraad moet een raadslid zorgvuldig en correct omgaan met informatie waarover hij uit hoofde van zijn raadslidmaatschap beschikt. Oordeel dat van overtreding van de gedragscode niet is gebleken, is in het licht van het vorenstaande niet zonder meer begrijpelijk. Verzuimen leveren schending van fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid op.
Procedurenummer 13/2907 Wtra AK
In de e-mail van 14 april 2012 heeft betrokkene op verzoek van de ene cliënt zijn oordeel gegeven over een standpunt van de advocaat van een andere cliënt in de echtscheidingsprocedure tegen de ene cliënt over een kwestie, die niet is geregeld in de (door betrokkene in opdracht van beide cliënten opgestelde) vaststellingsovereenkomst. In aanmerking nemend dat betrokkene destijds nog accountant van beide cliënten was, is hij door dit verzoek in een situatie komen te verkeren waarin zijn professionele oordeel op een ongepaste wijze kan worden beïnvloed als bedoeld in artikel A-120.2 van de VGC. Dat klemt te meer nu betrokkene wist of kon vermoeden dat zijn oordeel (mede) ten grondslag zou worden gelegd aan het standpunt van de ene cliënt in de procedure tegen de andere en in de oordeelsvorming door de rechter zou kunnen worden betrokken. Betrokkene had tegen deze bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis van zijn objectiviteit waarborgen moeten treffen die de bedreiging wegnamen of terugbrachten tot een aanvaardbaar niveau. Denkbaar was dat hij tevoren aan de andere cliënt had gevraagd of zij bezwaar had tegen het inwilligen van het verzoek van de ene cliënt. Dat hij een zodanige waarborg heeft getroffen is gesteld noch gebleken. Daarmee heeft hij in strijd gehandeld met artikel A-100.4 sub b. juncto artikel A-100.5 van de VGC en daarom moet klachtonderdeel 1) in zoverre gegrond worden verklaard.
Procedurenummer 14/390 Wtra AK
Privé belastingfraude. Wat betreft de periode 1 mei 2009 tot 1 januari 2013 niet-ontvankelijk, omdat privéhandelen tijdens die periode o.g.v. jurisprudentie van het CBb niet voor tuchtrechtelijke toetsing vatbaar is. Wat betreft de periode vóór 1 mei 2009 gegrond. I.v.m. bijzondere persoonlijke omstandigheden wordt volstaan met een tijdelijke doorhaling voor de duur van 2 maanden.
Procedurenummer 13/2906 Wtra AK
Accountant geeft samenstellingsverklaringen af bij jaarrekeningen 2009 en 2010 van coffeeshop. Inkoop- en voorraadadministratie werd verzorgd door een derde. Coffeeshop houdt eind 2009 en eind 2010 een kassaldo aan van omstreeks 500.000 euro. Betrokkene heeft erkend dat de inkoopadministratie niet volledig is. Hij kreeg van de derde alleen maar een maandelijks overzicht van de inkopen zonder de onderliggende stukken. Hij heeft het kassaldo nooit zelf gezien. Onweersproken is dat kasgeld mocht worden gestort bij een bank. Onder die omstandigheden doet zich een situatie voor waarin hij op grond van paragraaf 13 van de COS 4410 nader onderzoek moeten doen naar de inkopen. Betrokkene had gezien van het aanhouden van het hoge kassaldo gezien het ontbreken van nadere bescheiden over de inkopen, meldingen moeten doen op grond van de WWFT.
Gegrond maar geen maatregel opgelegd want inbreuk op deskundigheid en zorgvuldigheid en professionaliteit is betrokkene, gelet op de aard van het bedrijf (waarin de verkoop wordt gedoogd maar de inkoop als crimineel handelen wordt beschouwd) niet zwaar aan te rekenen. Betrokkene is intussen gestopt met werken voor coffeeshops.
Accountantskamer geeft beroepsgroep in overweging geen diensten meer te verlenen aan entiteiten zoals bijvoorbeeld een coffeeshop, die zich met gedoogde en tegelijk buitenwettelijke activiteiten inlaten omdat daarbij het risico van niet integer handelen te groot is.
Procedurenummer 14/19 Wtra AK
Betrokkene moet alsnog een deel van zijn controledossier overleggen. Weigering van betrokkene om daartoe over te gaan kan niet worden gerechtvaardigd met een beroep op zijn verplichting tot het zich houden aan het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid als bedoeld in artikel 2 van de VGBA. Beoordeling van dit beroep door de Accountantskamer verloopt langs dezelfde lijnen als uiteengezet in de tussenbeslissing van 20 januari 2014 (ECLI NL TACAKN 2014:7).
Procedurenummer 13/2762 Wtra AK
Betrokkene had (gezien contante transacties van een cliënt met Oezbekistan zonder onderliggende stukken, en gezien het te weinig afdragen door die cliënt van ruim 600.000 euro aan omzetbelasting, welke beide omstandigheden een verhoogd risico op witwassen met zich brengen) aanvullend cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 8 WWFT moeten verrichten. Nu noch de WWFT noch het BFT duidelijk maakt wat dat aanvullende onderzoek had moeten inhouden (betrokkene beschikte al over een kopie van de identiteitskaarten van de bestuurder en haar echtgenoot) is de klacht niettemin ongegrond. Betrokkene had de hiervoor vermelde omstandigheden wel moeten melden op grond van artikel 16 van de WWFT. Dat er al een onderzoek gaande was van de belastingdienst naar de afdracht van de omzetbelasting door de cliënt doet aan die verplichting niet af.
Betrokkene had bij een andere cliënt waarvan het vermogen toebehoort aan een Luxemburgse familiestichting (welke familie volgens betrokkene bestaat uit een echtpaar en hun vier kinderen) aan de hand van de regels die gelden voor die stichting, moeten nagaan of de uiteindelijk belanghebbende bij het vermogen (in de zin van de WWFT) alleen (zoals hij stelt) de man van het echtpaar is en dat moeten vastleggen, nu niet uitgesloten is dat er vier of nog minder uiteindelijk belanghebbenden zijn. In zoverre is klacht gegrond.
Procedurenummer 13/2492 Wtra AK
In geconsolideerde en in enkelvoudige jaarrekening staan onjuiste vermeldingen over verworven aandelenbelang (80% terwijl het in werkelijkheid 100% is). De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene bij zijn controle van de onjuiste vermelding(en) terecht onder ogen heeft gezien of de onjuistheden een afwijking van materieel belang opleverden. Bij een beoordeling door een controlerend accountant of daarvan sprake is, moet leidend zijn of een onjuiste vermelding (afzonderlijk of samen met andere onjuistheden) de beslissingen van gebruikers van de jaarrekeningen kan beïnvloeden in die zin dat hen daardoor niet het wettelijk vereiste inzicht omtrent het vermogen en het resultaat van de rechtspersoon wordt geboden. Bij het vormen van dit oordeel door de accountant spelen onder meer een rol de begrijpelijkheid van de (overige) gegevens die wel in de jaarrekeningen zijn opgenomen, de vergelijkbaarheid van de gegevens die zijn vermeld in de enkelvoudige en de geconsolideerde jaarrekening en de relevantie van het (niet) vermelden van de juiste gegevens, indien en voor zover de accountant kennis heeft van die relevantie of die relevantie moet begrijpen, gezien de aard van de gegevens, de relatieve betekenis ervan of de tijdigheid van het niet vermelden. Betrokkene heeft ervoor gekozen acht te slaan op de gegevens die zijn opgesomd aan het slot van rechtsoverweging 4.4.1. De Accountantskamer acht die keuze aanvaardbaar. Uitgaande van die gegevens heeft betrokkene kunnen oordelen dat de onjuiste vermeldingen geen afwijking van materieel belang opleverden. Niet gebleken is dat betrokkene acht had moeten slaan op andere gegevens die mogelijk tot een ander oordeel noopten.
Procedurenummer 13/2492 Wtra AK
De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene, gezien de tijd die was verstreken tussen het moment waarop hij heeft kennisgenomen van de toelichting van het bestuur en van de verklaring van de advocaat van de vennootschap over de mogelijke uitkomst van een procedure aangespannen tegen de vennootschap, en het moment waarop de jaarrekeningen zijn vastgesteld (ruim negen maanden), bij de controle van de beslissing van het bestuur om (in de terminologie van RJ 252) het zeer onwaarschijnlijk te achten dat die procedure tot een verplichting zou leiden die een uitstroom van middelen noodzakelijk maakte, niet kon volstaan met de mededeling van het bestuur dat hij alle relevante informatie over lopende procedures had verstrekt. Die mededeling sec zegt immers niets over het verloop en de mogelijke uitkomst van de procedure. Het lag daarom voor de hand over die mogelijke uitkomst nogmaals navraag te doen bij de advocaat. Dit verzuim levert een schending op van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid.
Procedurenummer 14/233 Wtra AK
Klacht deels niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de zesjaarstermijn respectievelijk driejaarstermijn uit artikel 22 Wtra. De resterende klachten over het handelen en nalaten van betrokkene in verband met zijn werkzaamheden omtrent de jaarrekening onvoldoende onderbouwd. Tot slot is de klacht over door betrokkene opstellen van een assurance-rapport ter ondersteuning van een standpunt van zijn opdrachtgever in een geschil ongegrond.
Procedurenummer 13/2508 Wtra AK
Kantoortoetsing. Einduitspraak. In de tussenuitspraak van 24 maart 2014 (ECLI:NL:TACAKN:2014:23) is de verdere behandeling van de klacht van de Nba over een tekortschietend stelsel van kwaliteitsbeheersing binnen het kantoor van betrokkene aangehouden om die praktijk opnieuw een hertoetsing te doen ondergaan. In die hertoetsing is vastgesteld dat de getoetste dossiers thans aan de eisen voldoen en dat over de praktijk van betrokkene een positief eindoordeel kan worden afgegeven. Een en ander leidt thans tot gegrondverklaring van de klacht dat betrokkene in maart 2013 het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet op orde had doch tevens tot het oordeel dat kan worden volstaan met de maatregel van berisping.
Procedurenummer 11/2238 en 11/2239 Wtra AK
Verstrekken van concept schaderapportage in het kader van schikkingsonderhandelingen onder voorwaarden mogelijk. Praktijkhandreiking 1111 overige opdrachten. Eisen aan partijdeskundige rapportage bedoeld om in een procedure te worden overgelegd gelden mutatis mutandis ook indien die rapportage (eerst) in schikkingsonderhandelingen wordt overgelegd. Dusdanige verwoordingen in de rapportage dat een aspect van assurance daaraan niet ontzegd kan worden; invloed van NVCOS 3000. Te beperkte/eenzijdige analyse van de onderzoeksvraag betrekking hebbend op de continuiteitsveronderstelling van de betrokken entiteit. Onjuiste berekening aandeelhoudersschade.
Procedurenummer 14/11 Wtra AK
Betrokkene (controlerend accountant van bouwbedrijf dat op 3 april 2012 failliet is verklaard) geeft op 19 oktober 2011 verklaring van oordeelonthouding af bij de jaarrekening van het bouwbedrijf over 2010 (omdat met de controle niet de vereiste zekerheid kan worden verkregen over de in de jaarrekening opgenomen omzet en de daarmee samenhangende posten). In de toelichting op de jaarrekening is een continuïteitsparagraaf opgenomen, waarin is uiteengezet waarom de grondslagen voor de waardering en de resultaatbepaling zijn gebaseerd op de continuïteitsveronderstelling van de vennootschap. Betrokkene heeft op deze paragraaf de aandacht gevestigd in zijn controleverklaring en daaraan toegevoegd dat de in die paragraaf genoemde condities duiden op het bestaan van een onzekerheid van materieel belang op grond waarvan gerede twijfel zou kunnen bestaan over de continuïteitsveronderstelling van de vennootschap. “Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel.” Klagers verwijten betrokkene dat hij geen oordeel heeft gegeven over de continuïteitsveronderstelling. Dat verwijt is niet terecht omdat klagers onvoldoende hebben aangedragen om tot het oordeel te komen dat een waardering op grond van de continuïteitsveronderstelling niet passend was.