UITSPRAAK 1 FEBRUARI 2021

Procedurenummers 20/1276 en 20/1278 Wtra AK
Klacht tegen twee accountants van een kantoor. De klachten zien op de dienstverlening, die niet juist zou zijn: aanschaf van dure boekhoudprogramma’s die geen beter inzicht geven, een aantal jaarrekeningen is niet besproken, aangiften zijn niet tijdig ingediend en misbruik van retentierecht en machtspositie. Een aantal klachten ziet op de declaraties. Zo zou onvoldoende inzicht zijn gegeven in de declaraties, de tarieven zouden zonder medeweten van klaagsters zijn verhoogd, en is niet gereageerd op klachten daarover. Klachten tegen de ene accountant, die contactpersoon was, ongegrond: de gedragingen zijn niet tuchtrechtelijk verwijtbaar en/of niet onderbouwd. De klacht tegen de andere accountant is ook ongegrond: anders dan klaagsters stellen heeft hij wel op hun klacht over de declaraties gereageerd.

UITSPRAKEN 18 JANUARI 2021

Procedurenummer 20/413 Wtra AK
Tweede OM-klacht tegen accountant. Betrokkene heeft een concept-jaarrekening aan zijn klant verstrekt en daarbij diens verzoek om de term ‘draft’ te verwijderen gehonoreerd. Strijd met het fundamentele beginsel van integriteit. Betrokkene heeft erkend dat hij dit niet zo had moeten doen. Klacht gegrond. Aan betrokkene is eerder een waarschuwing opgelegd. Deze hield verband met hetzelfde feitencomplex, maar zag op een andere gedraging. De eerste klachtprocedure heeft voor betrokkene privé en zakelijk ernstige gevolgen gehad. Een tweede maatregel treft betrokkene onevenredig hard. De Accountantskamer ziet in dit geval dan ook af van het opleggen van een maatregel.

Procedurenummers 20/771 en 20/772 Wtra AK
Klacht tegen twee accountants. Accountant 1 stond verkoper van een onderneming als adviseur bij in een verkooptraject. Accountant 2 was samenstellend accountant van de onderneming. Nieuwe behandeling klacht na vernietiging gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring klacht en terugverwijzing door het CBb. Klacht tegen accountant 1 is gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond; oplegging maatregel van berisping. Klacht tegen accountant 2 is ongegrond. Accountant 1 heeft als gemachtigde van de verkoper de koper er niet op heeft gewezen dat de daadwerkelijk in 2013 gerealiseerde omzet zonder de verschuivingen van 2014 naar december 2013 aanzienlijk lager zou zijn geweest dan tot dan toe was gecommuniceerd. Alhoewel het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid zich ertegen verzette dat accountant 1 dat uit eigen beweging aan koper communiceerde zonder toestemming van verkoper daartoe, had hij zich wel moeten realiseren dat sprake was een bedreiging voor zijn integriteit (red flag) doordat hij in verband werd gebracht met het niet-integere handelen van de verkoper. De Accountantskamer is van oordeel dat accountant 1 door de bedreiging voor zijn integriteit niet te onderkennen, geen toereikende maatregel te nemen en deze evenmin vast te leggen, heeft gehandeld in strijd met artikel 7 van de VGBA en daarmee met het fundamentele beginsel van integriteit. Accountant 2 heeft jaarrekeningtechnisch juist gehandeld door de wijze van verwerking van de in 2013 gerealiseerde omzet van de onderneming. Hij heeft gehandeld in overeenstemming met Standaard 4410.

Procedurenummer 20/777 Wtra AK
Betrokkene heeft in een echtscheidingsprocedure voor één van de echtelieden als partijadviseur een waardeanalyse gemaakt van aandelen in een besloten vennootschap.  Volgens klager heeft hij de waarde van een deelneming vastgesteld zonder zelf  onderzoek te verrichten en onterecht aan goodwill een waarde toegekend. Ook heeft betrokkene volgens klager geen rekenkundige onderbouwing gegeven hoewel klager daarom heeft gevraagd en onvoldoende oog gehad voor de belangen van klager.
Voor de beoordeling van de handelwijze van betrokkene in zijn rol als zogeheten partij-accountant is de jurisprudentie die ziet op accountants die in hun zakelijke betrekkingen zelf deelnemen aan het rechtsverkeer, van overeenkomstige toepassing. Het is eveneens vaste rechtspraak van de Accountantskamer dat een accountant gegevens mag verzamelen ter onderbouwing van een partijstandpunt om daarmee het belang van die partij te dienen, mits de accountant zich daarbij houdt aan het fundamentele beginsel van objectiviteit. Verder geldt volgens vaste jurisprudentie van de Accountantskamer dat het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid met zich brengt dat conclusies die in een schriftelijk eindproduct van een accountant zijn opgenomen van een deugdelijke grondslag dienen te zijn voorzien en geldt dat in versterkte mate indien een dergelijke rapportage bedoeld is om in een gerechtelijke procedure, die is gericht op waarheidsvinding, ter ondersteuning van een partijstandpunt over te leggen.
Beoordeeld tegen deze achtergrond zijn de klachtonderdelen ongegrond verklaard.

Procedurenummer 20/1118 Wtra AK
Klacht tegen accountant die als deskundige in civiele procedure (echtscheiding) is benoemd. Betrokkene heeft zich bij de uitvoering van de opdracht laten bijstaan door een pensioendeskundige. Nadat deze zich terugtrok heeft betrokkene de opdracht terug gegeven en zich laten uitschrijven uit het register. Klacht niet-ontvankelijk voor zover die ziet op het handelen van na de uitschrijving. Klacht voor het overige ongegrond. De tuchtprocedure dient niet voor toetsing van rapport van een door de rechter benoemde deskundige. Betrokkene heeft alleen een concept-rapport afgeleverd. Hieraan worden minder zware eisen gesteld dan aan een eindrapport. Niet gebleken dat betrokkene niet deskundig genoeg was en evenmin dat het concept-rapport verwijtbare onjuistheden bevat of misleidend is. Dat betrokkene zijn opdracht heeft teruggegeven is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar nu de rechter hem niet heeft gevraagd de opdracht af te ronden.

Procedurenummer 20/1207 Wtra AK
Klacht van de NBA naar aanleiding van een kwaliteitstoets. Klaagster verwijt betrokkene dat hij aanhoudend heeft geweigerd om een verbeterplan in te dienen en daardoor in strijd heeft gehandeld met artikel 16, eerste lid en artikel 5 van de Vo-Kwb. Als gevolg van die weigering heeft klaagster niet kunnen beoordelen of het kwaliteitssysteem van de accountantspraktijk inmiddels wel aan de eisen voldoet.
Met zijn handelwijze heeft betrokkene het in de verordeningen neergelegde toetsingssysteem langdurig gefrustreerd. Door weinig of geen acht te slaan op de rapellen die hij van klaagster heeft ontvangen en niet mee te werken  aan een tijdige verbetering van de kwaliteit van zijn kantoor die volgens de voorgeschreven systematiek op grondslag van een goedgekeurd verbeterplan kon worden getoetst heeft hij gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van professionaliteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
De maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van drie maanden wordt opgelegd. In aanmerking is genomen dat uit de eerste toetsing het beeld naar voren is gekomen dat op een aantal punten sprake was van tekortkomingen die, gelet op het goedgekeurde verbeterplan, relatief eenvoudig konden worden hersteld en beoordelingsopdrachten niet meer worden uitgevoerd vanaf 2018 en anderzijds dat klager betrokkene veel ruimte in de tijd heeft gegund en kennelijk in de beoordeelde kantoorkwaliteit geen reden zag eerder een vervolgactie in te zetten of een tuchtklacht in te dienen.

Procedurenummer 20/1235 Wtra AK
Klacht tegen accountant over de uitvoering van de dienstverlening: adviesgesprekken – onder meer over de aangiften – waarom werd gevraagd werden niet gevoerd, klager kreeg geen kopieën van de boekhouding en suppletie-aangiften zijn niet ingediend. Alle klachtonderdelen zijn gemotiveerd betwist en klager heeft ze niet onderbouwd. Klacht ongegrond.

Procedurenummer 20/1424 Wtra AK
Klacht tegen accountant in business na misgelopen investering. Klacht ongegrond. Niet aannemelijk is gemaakt dat betrokkene de belangen van de onderneming en van de aandeelhouders niet juist heeft behartigd.

 

 

 

UITSPRAKEN 15 JANUARI 2021

Procedurenummers 18/1193 en 18/1194 Wtra AK
Klacht over werkzaamheden van twee accountants bij de analyse van de halfjaarcijfers van Imtech uitmondend in een ‘Audit Update Report’, onjuist handelen na het verschijnen van een analistenrapport, onvoldoende alertheid in vergaderingen van het Audit Committee en het daardoor missen van de juiste betekenis van een ‘promissory note’ en over de gang van zaken rondom het weigeren van een ‘fraudebrief’ door het Audit Committee. Klacht deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond. Niet gebleken is dat betrokkenen in strijd met enig fundamenteel beginsel hebben gehandeld.

Procedurenummer 18/1195 Wtra AK
Klacht over werkzaamheden OKB-er en het niet aandringen op verdere acties bij twee accountants (zaken 19/1193 en 18/1194). Klacht ongegrond. De Accountantskamer stelt vast dat in de periode waarin betrokkene als OKB-er optrad voor de controle van de jaarrekening van Imtech door de externe accountant geen controleverklaring bij deze jaarrekening is afgegeven. Op het tijdstip waarop de situaties/gedragingen die aan deze klacht ten grondslag zijn gelegd hebben plaatsvonden, was de controle nog niet afgerond. De Accountantskamer is niet gebleken dat de zorgvuldigheid in dit geval meebracht dat betrokkene vanuit zijn rol als OKB-er gehouden was om actie te ondernemen.

Procedurenummers 19/1108 en 19/1109 Wtra AK
Klacht tegen externe accountant en ‘engagement partner’ over controle bij Imtech van boekjaar 2012 . Klacht tegen externe accountant deels gegrond, deels ongegrond; oplegging maatregel van berisping. Klacht tegen ‘engagement partner’ ongegrond. De externe accountant heeft bij de groepscontrole op onderdelen niet in overeenstemming gehandeld met de voor hem geldende vaktechnische en overige beroepsvoorschriften en daarmee niet aan de voor hem relevante wet- en regelgeving voldaan. Hij heeft dan ook gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag. Hij is tekortgeschoten in het vastleggen van controledocumentatie.

Procedurenummer 19/1110 Wtra AK
Klacht tegen OKB-er dat hij ten onrechte heeft ingestemd met afgifte van de controleverklaring bij de jaarrekening 2012 van Imtech. Klacht deels gegrond, deels ongegrond. Oplegging maatregel van berisping. Uit de door betrokkene geplaatste aftekeningen in het controledossier blijkt niet met welke mate van gedetailleerdheid en met welke diepgang betrokkene deze onderdelen van het controledossier heeft beoordeeld. Betrokkene had gezien de tekortkomingen geen verklaring mogen afgeven dat hij, als OKB-er, instemt met de afgifte van een goedkeurende controleverklaring bij de jaarrekening.

 

 

UITSPRAAK 21 DECEMBER 2020

Procedurenummer 20/234 Wtra AK
Klacht over accountant die door het Hof als deskundige is benoemd in echtscheidingsprocedure. Volgens klaagster heeft betrokkene niet terecht geconcludeerd dat aandelenpakket voor een in het rapport bedrag is verkocht. Klachtonderdeel ongegrond; betrokkene kon die conclusie uit de voorhanden stukken en informatie wel trekken. De conclusie van betrokkene dat er geen bonus- en beëindigingsvergoeding is betaald is, in het licht van de ontbrekende overdrachtsdocumentatie te stellig en had van een voorbehoud moeten worden voorzien. Gegrond klachtonderdeel. Maatregel: waarschuwing.

UITSPRAAK 18 DECEMBER 2020

Procedurenummer 20/1012 Wtra AK
Klacht van aandeelhouder van een cosmeticabedrijf tegen de accountant. Deze zou hebben geadviseerd om marge op verkochte producten te verbeteren door een lager btw-tarief af te dragen. Niet gebleken is dat betrokkene hiervan op de hoogte was. Klacht in zoverre ongegrond. Wel had hij bij het samenstellen van de jaarrekening meer onderzoek moeten doen en had hij de aandeelhouders moeten informeren over boekenonderzoeken door de belastingdienst en het feit dat niet altijd tijdig aangifte werd gedaan. Klacht op dit punt gegrond. Maatregel: berisping.

UITSPRAAK 23 NOVEMBER 2020

Procedurenummer 20/1165 Wtra AK
Klacht van een kinderdagverblijf tegen accountant in verband met niet toereikende advisering en coaching over het personeelsbeleid, waardoor de medewerksters ten onrechte in een te hoge salarisschaal waren en bleven ingeschaald. Klacht niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de driejaarstermijn.

Uitspraken 20 november 2020

Procedurenummer 20/1317 Wtra PE
PE-zaak. De accountant heeft zijn deelname aan gestructureerde PE-activiteiten in de driejaarscyclus 2016-2018 op geen enkele wijze onderbouwd. Daarom moet worden geconcludeerd dat hij slechts 60 uur aan ongestructureerde activiteiten (zelfstudie) heeft besteed. Dit betekent dat de accountant 60 uur te weinig heeft besteed aan PE-activiteiten. Klacht gegrond. Waarschuwing en een geldboete van € 4.200,- (€70,- per niet besteed PE-uur).

Procedurenummer 20/1333 Wtra PE
PE-zaak. In de driejaarscyclus 2016-2018 heeft de accountant geen enkele PE-activiteit geregistreerd, hierdoor heeft hij in totaal 120 uur te weinig besteed aan PE-activiteiten. Klacht gegrond. Berisping en gelboete. De geldboete wordt vastgesteld op een bedrag van € 8.300,-. De geldboete mag op grond van artikel 5 lid 1 Wtra namelijk niet hoger zijn dan de (destijds geldende) maximale boete voor een strafbaar feit van de derde categorie.

Procedurenummer 20/1349 Wtra PE
PE-zaak. De accountant heeft voor de driejaarscyclus 2016-2018 te weinig PE-activiteiten geregistreerd. Vanwege de persoonlijke omstandigheden van de accountant moet volgens de Nba alleen gekeken worden naar de in 2017 en 2018 verrichte PE-activiteiten. Dit levert een tekort op van 10 PE-uren. Klacht gegrond. Waarschuwing. Voor het opleggen van een geldboete bestaat geen aanleiding gezien de persoonlijke omstandigheden van de accountant en het feit dat hij in 2016 wel PE-activiteiten heeft verricht, terwijl hij (achteraf) voor dat jaar van PE-activiteiten is ontheven.

UITSPRAAK 10 NOVEMBER 2020

Procedurenummers 20/486 en 20/487 Wtra AK
Klachten tegen leden Raad van Bestuur accountantsorganisatie. Beslissing voorzitter Accountantskamer; artikel 39, eerste lid, Wtra. Klachten kennelijk ongegrond. Betrokkenen mochten afgaan op het standpunt van beide bewindslieden in hun brief van 16 juni 2009. Zij mochten daarom aannemen dat de accountantsorganisatie geen recherchebureau was in de zin van artikel 1, eerste lid, onder f van de Wpbr en dat de accountantsorganisatie niet vergunningplichtig was op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wpbr. Op het handelen van betrokkenen en de onder hun verantwoordelijkheid als lid van de RvB van de accountantsorganisatie werkzame accountants is de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) van toepassing is. De VGBA is een wettelijk voorschrift, dat is vastgesteld op grond van artikel 19, tweede lid, van Wet op het accountantsberoep. Aangezien op hen een wettelijk voorschrift van toepassing is, vallen zij onder de uitzondering als bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Wpbr, zodat zij niet als een recherchebureau moeten worden aangemerkt en derhalve ook niet vergunningplichtig waren in de zin van die wet.

UITSPRAAK 6 NOVEMBER 2020

Procedurenumer 20/416 Wtra AK
Een accountant wordt verweten dat hij de opdracht om de jaarrekening van klagers samen te stellen op oneigenlijke gronden zou hebben teruggegeven. Dit verwijt treft geen doel. Omdat duidelijk was dat klagers niet wilden instemmen met de door de accountant voorgestelde aanpassingen in de jaarcijfers van klagers, bestond voor de accountant een deugdelijke grond om de opdracht terug te geven. Daarbij heeft de accountant ook voldoende zorgvuldig gehandeld. Het verwijt dat de accountant klagers ten onrechte niet heeft geadviseerd om hun organisatiestructuur aan te passen in verband met de groei van hun onderneming faalt ook. Gelet op de aard en de omvang van de aan de accountant verstrekte opdracht mocht ongevraagde advisering vanuit de accountant zelf niet worden verwacht. Wel kan de accountant worden verweten dat in de jaarrekeningen 2015, 2016 en 2017 van klagers geen wettelijke reserves zijn aangehouden in verband met activering van immateriële vaste activa. De klacht is daarom gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing.

Uitspraken 30 oktober 2020

Procedurenummers 20/538, 20/539, 20/540 en 20/541 Wtra AK
Herhaalde klacht over handelen in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens en privacyrichtlijn EU; klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Wat klager in deze klacht aan de orde stelt komt overeen met wat hij reeds eerder aan de orde heeft gesteld. Klager kan datgene waarover de Accountantskamer reeds heeft geoordeeld niet opnieuw aan de orde stellen in een nieuwe klacht.

Procedurenummers 20/816 en 20/817 Wtra AK
Klacht tegen twee accountants die een forensisch onderzoek hebben uitgevoerd naar mogelijke integriteitsschendingen binnen een vereniging. De klacht is gedeeltelijk gegrond, omdat het onderzoek naar de in 2017 verantwoorde kosten te beperkt is geweest. Ook hebben de accountants hun toezegging om het concept-rapport in wederhoor voor te leggen aan klager onvoldoende gestand gedaan. De klacht is voor het overige ongegrond. Waarschuwing.

UITSPRAAK 26 OKTOBER 2020

Procedurenummers 20/70 en 20/71 Wtra AK
Klacht over waardebepaling onderneming op gezamenlijk verzoek van gescheiden echtelieden, over de totstandkoming van het rapport en over de behandeling van een interne klacht bij het accountantskantoor. Klachten ongegrond. Klager heeft niet onderbouwd waarom het rapport niet eenduidig interpreteerbaar is. De Accountantskamer is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat de accountant zich bij de uitvoering van zijn onderzoek heeft laten “verleiden” dan wel anderszins onheus heeft laten beïnvloeden door klagers voormalige echtgenote en haar advocaat. Als deskundige had de accountant een zekere vrijheid bij de inrichting van zijn onderzoek. Het behoorde niet tot de taak van de accountant, als door klager en zijn voormalige echtgenote ingeschakelde deskundige, om zich uit te laten over de civiele procedure die tussen klager en zijn voormalige echtgenote gevoerd werd. Niet gebleken is dat de accountant in zijn communicatie over het tijdsverloop dat gemoeid was met het maken van het rapport tekort is geschoten. Dat de behandeling van de interne klacht tegen de accountant niet tot het door klager gewenste resultaat heeft geleid, betekent niet dat de interne klacht daarmee onzorgvuldig is behandeld.

UITSPRAKEN 19 OKTOBER 2020

Procedurenummer 20/155 Wtra AK
Klacht over accountant die een rapportage heeft opgesteld ten behoeve van een gerechtelijke procedure. De Accountantskamer heeft al eerder geoordeeld over een andere rapportage van deze accountant. Omdat het hier gaat om een andere opdracht is geen sprake van een klacht over eenzelfde gedraging. Niet gebleken van misbruik van tuchtprocesrecht.
Klacht gegrond nu accountant geen hoor en wederhoor heeft toegepast, niet alleen niet ten aanzien van klager, maar ook niet ten aanzien van de accountant over wiens rapport hij conclusies trekt. Ook wist betrokkene dat hij niet over alle documenten beschikte, of kon dat vermoeden. Klacht voor het overige ongegrond. Maatregel: waarschuwing.

Procedurenummer 20/907 Wtra AK
Klager is een jeugdzorginstelling en moet jaarlijks een financiële productieverantwoording afleggen met daarbij een controleverklaring aan een aantal gemeenten. Klager heeft voor 2019 een opdracht aan betrokkene verstrekt. De opdracht is uitgevoerd met toepassing van het Algemeen Accountantsprotocol, de financiële productieverantwoording WMO en Jeugdwet 2018 (en 2019). De klacht gaat over onzorgvuldig factureren en niet willen minderen van de factuur. De klacht is ongegrond.

Over declaraties kan (tuchtrechtelijk) slechts met succes worden geklaagd, indien de betrokken accountant bij het opstellen en indienen van de declaraties in strijd met de van hem te verlangen zorgvuldigheid, integriteit of professionaliteit heeft gehandeld. Uit wat klager heeft aangevoerd over het onzorgvuldig factureren door betrokkene blijkt niet dat betrokkene met het opstellen en indienen van de factuur deze norm heeft overtreden.  Ook is met de wijze van specificeren de norm ‘dat van een accountant verwacht mag worden dat hij zijn facturen desgevraagd specificeert en aldus aan zijn opdrachtgever inzichtelijk maakt welke werkzaamheden hij heeft verricht en in rekening brengt’  niet door betrokkene overschreden. Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat betrokkene de kwestie niet in der minne heeft willen regelen. Het laatste woord over de declaratie is aan de Raad voor Geschillen of eventueel de burgerlijke rechter.

 

 

Uitspraak 9 oktober 2020

Procedurenummers 19/1996 t/m 1999, 19/2030 t/m 2033, 19/2075 t/m 2078, 19/2164 t/m 2167, 19/2289 t/m 2292 en 19/2421 t/m 2424 Wtra AK
Diverse klachten naar aanleiding van verricht onderzoek naar aanleiding van signalen over onregelmatigheden; vervolg op eerdere klachten. Klachtonderdelen d (deels), f, g, j, k en m niet-ontvankelijk; klachtonderdelen a, b, c, d (deels), e, h, i, l, n, o en p ongegrond. Geen misbruik van tuchtrecht. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkenen er ten tijde van het uitvoeren van het persoonsgericht onderzoek van mochten uitgaan dat de accountantsorganisatie onder de uitzondering van artikel 1, derde lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus viel.

UITSPRAAK 25 SEPTEMBER 2020

Procedurenummer 20/340 Wtra AK
Klager heeft sinds 2004 een groot aantal steunverzoeken ingediend bij de Stichting Accountantsfonds. Deze stichting is opgericht in 1931 met als doel het verlenen van ondersteuning aan leden en oud-leden van thans de Nba of hun nabestaanden, die in zorgelijke financiële omstandigheden verkeren. Betrokkene is sinds 2013 voorzitter van het bestuur.  De klacht gaat over het afwijzen van de aanvragen. Daarnaast vindt klager dat het bestuur middelen heeft verduisterd en betrokkene heeft samengespannen met overige bestuursleden omdat hij hun namen op verzoek van klager niet heeft gegeven. De klacht is deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond. De tegen betrokkene ingediende klacht over de steunverzoeken (voor zover ontvankelijk) is ongegrond omdat niet gesteld of gebleken is dat betrokkene persoonlijk tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Als de klacht feiten betreft die te relateren zijn aan handelen of nalaten door betrokkene persoonlijk, missen de verwijten feitelijke grondslag of heeft klager de verwijten niet aannemelijk gemaakt. Van een aan betrokkene te maken tuchtrechtelijk verwijt op grond van verduistering, al dan niet in samenspanning,  is op geen enkele wijze gebleken.

UITSPRAAK 18 SEPTEMBER 2020

Procedurenummer 20/209 Wtra AK
Klacht over onzorgvuldig declareren van (extra) werkzaamheden in abonnementsfacturen en in meerwerkfacturen en over schending van de geheimhoudingsplicht.
De tuchtrechtelijke- en civiele procedure over betaling van facturen kan naast elkaar gevolgd worden. Betrokkene heeft voor werkzaamheden (deels) dubbel gedeclareerd door er niet voor te zorgen dat het declaratiesysteem op orde was.
Betrokkene heeft vertrouwelijke gegevens voor eigen gewin (betaling van facturen) gebruikt.  Betrokkene heeft zichzelf, nadat de cliëntrelatie met klagers was geëindigd, via een boekhoudkoppeling die was blijven bestaan tussen een boekhoudprogramma van het kantoor en de bank van klagers, toegang verschaft tot de bankgegevens van klagers.  Op twee bankrekeningnummers heeft hij vervolgens beslag gelegd.
Het verweer van betrokkene dat klagers zelf hebben verzuimd om de koppeling te beëindigen druist in tegen het doel en de strekking van de artikelen 16 en 18 VGBA. Betrokkene heeft ook gewezen op een bepaling in de algemene voorwaarden van het kantoor op grond waarvan hij gerechtigd zou zijn de bankinformatie te gebruiken. Van deze (wettelijke) bepalingen kan bij overeenkomst niet worden afgeweken.
De klacht is in beide onderdelen gegrond. Strijd met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, vertrouwelijkheid en integriteit. Maatregel berisping.

UITSPRAKEN 14 SEPTEMBER 2020

Procedurenummer 19/2341 Wtra AK
De Accountantskamer heeft vastgesteld dat betrokkene het handelen wordt verweten dat het hof in zijn arrest van 27 oktober 2017 te zijnen laste bewezen heeft verklaard, te weten – kort gezegd – dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het in december  2003 opzettelijk doen van een onjuiste aangifte vennootschapsbelasting door de vennootschap waarvoor hij werkzaam was.
Maatregel: doorhaling met een termijn van 10 jaar waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het accountantsregister kan worden ingeschreven.

Procedurenummer 20/865 Wtra AK
Voorzittersbeslissing. De meeste klachtonderdelen zien op gedragingen waarover de Accountantskamer en het CBb al een inhoudelijk oordeel hebben gegeven en zijn daarom niet-ontvankelijk (beginsel van ne bis in idem). Twee klachtonderdelen zijn niet-ontvankelijk omdat ze niet binnen de driejaarstermijn zijn ingediend.
Eén klachtonderdeel is ongegrond. Niet gebleken is dat betrokkene druk op klager heeft uitgeoefend om geen klacht in te dienen.

 

UITSPRAAK 21 AUGUSTUS 2020

Procedurenummer 20/710 Wtra AK
Betrokkene heeft een (interne) klacht c.q. aansprakelijkstelling behandeld die door klager is ingediend tegen de handelwijze van een aan de accountantsorganisatie verbonden register valuator.
Betrokkene is geen onafhankelijke klachtbeoordelaar. Betrokkene heeft de klacht behandeld in het licht van de aansprakelijkstelling, met name de vraag naar de eventuele causaliteit tussen het gestelde tekortschieten van de register valuator enerzijds en de gestelde schade anderzijds.  Dat stond betrokkene vrij, omdat tussen betrokkene en klager geen opdrachtrelatie bestond en zij over de scope van het onderzoek geen afspraken hadden gemaakt. De beoordeling van de klacht resulteerde niet in een onderzoeksrapport dat in opdracht (van een cliënt) is opgesteld maar in een reactie dat een partijstandpunt in een civielrechtelijk twistpunt met klager behelst.
Voor de beoordeling van de klacht is van belang dat een door een accountant ingenomen civielrechtelijk standpunt, behoudens bijzondere omstandigheden, niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan leiden. Tuchtrechtelijk ingrijpen is daarbij alleen in uitzonderlijke gevallen aan de orde. Voor de vervulling van zijn taak en voor de grondslag van de beslissing op de door klager ingediende klacht geldt geen specifiek nader voorschrift of standaard als bedoeld in artikel 24 en 25 van de VGBA noch een NBA-handreiking.
De klacht is ongegrond. Voor zover de klacht was gericht tegen het accountantskantoor is deze niet-ontvankelijk.

 

UITSPRAAK 17 AUGUSTUS 2020

Procedurenummer 19/2068 Wtra AK
Klacht over de gebrekkige controle van een in de jaarrekening opgenomen rekeningcourantvordering van de vennootschap op de STAK is ongegrond. Het verwijt dat betrokkene geen (aantoonbare) aandacht heeft besteed aan de vraag of financiële gegevens van de STAK in de jaarrekening van de vennootschap moesten worden geconsolideerd, is gegrond verklaard. Een controlerend accountant moet beoordelen of de te controleren entiteit op basis van het toegepaste stelsel van financiële verslaggeving bij het opmaken van de jaarrekening met betrekking tot groepsonderdelen al dan niet een consolidatieplicht heeft (Standaard 600). Van belang is dat alinea 309 van hoofdstuk 217 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) voorschrijft dat, indien sprake is van een stichting administratiekantoor, op grond van de administratievoorwaarden en de nader specifiek overeengekomen bepalingen wordt bepaald of het administratiekantoor deel uitmaakt van de consolidatiekring en of deze wordt opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening. Betrokkene heeft overwegingen met betrekking tot de relatie tussen de vennootschap en de STAK niet in zijn controledossier vastgelegd (Standaard 230).  Betrokkene diende vast te stellen of de vennootschap al dan niet de STAK in wezen beheerste (alinea 202 tot en met 204 van hoofdstuk 217 van de RJ), en dus een consolidatieplicht met betrekking tot financiële gegevens van de STAK had. Omdat een concrete vastlegging van de door betrokkene gestelde overwegingen ontbreekt, kan niet worden vastgesteld of betrokkene deze beoordeling zorgvuldig heeft gedaan. De klacht over onvoldoende objectief, integer en professioneel handelen is deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond. Maatregel: waarschuwing.http://ECLI:NL:TACAKN:2020:53

UITSPRAKEN 7 AUGUSTUS 2020

Procedurenummer 19/316 Wtra AK
Klacht tegen accountant over de controle van de cijfers van een economische entiteit (zonder juridische vorm) die is opgezet om een earn out te berekenen. De klacht is in wezen te vereenzelvigen met een eerste en een tweede klacht. Aan de gewraakte gedragingen verbindt klaagster echter andere gevolgen. Klacht is niet-ontvankelijk op grond van het ne bis in idem beginsel. Gesteld handelen in strijd met Standaard 501 is ongegrond.

Procedurenummer 19/2351 Wtra AK
Betrokkene is in verschillende rollen betrokken geweest bij een vennootschap, waarvoor zijn kantoor diensten verrichtte. Na overname van die vennootschap is een conflict ontstaan over de facturen van het accountantskantoor. Tijdens de incassoprocedure heeft de rechtbank de accountant bevolen specificaties van de facturen af te geven. Daarna is vastgesteld dat die specificaties niet origineel waren en bewerkt.
De klacht ziet erop dat betrokkene aandelen bezat, terwijl hij ook verbonden was aan het accountantskantoor dat voor de vennootschap werkzaam was. Betrokkene zou daarnaast met de bankpas van de vennootschap zelf de declaraties van het accountantskantoor hebben betaald. Ook zou betrokkene hebben geweigerd urenspecificaties bij eerder verzonden declaraties te verstrekken. De urenspecificaties die betrokkene op last van de rechtbank verstrekte, waren vervalst, aldus klager.
De Accountantskamer heeft de klacht deels gegrond verklaard en de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand opgelegd. Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene onvoldoende de verschillende rollen (aandeelhouder, procuratie en adviseur) die hij had heeft onderkend en gescheiden gehouden. Voor derden was onduidelijk in welke hoedanigheid betrokkene handelde. De beginselen van objectiviteit en integriteit zijn niet nageleefd. Met name het handelen in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit wordt betrokkene zwaar aangerekend. Door betrokkene zijn bewerkte stukken in een gerechtelijke procedure ingediend en hij heeft nagelaten passende maatregelen te nemen.

UITSPRAKEN 27 JULI 2020

Procedurenummer 19/305 Wtra AK
Klacht i.v.m. controle jaarrekeningen vijf ondernemingen behorend tot één groep. Klacht gedeeltelijk gegrond, gedeeltelijk ongegrond. Strijd met fundamenteel beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Oplegging maatregel tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand. De Accountantskamer is van oordeel dat het door het bestuur van de holding opgestelde herstelplan essentieel was bij de controle van de jaarrekeningen van de gecontroleerde vennootschappen. Het herstelplan was immers cruciaal voor (de beoordeling van) de continuïteit van de vennootschappen. Tussen partijen is niet in geschil dat de vennootschappen ten tijde van de controle technisch failliet waren. Vanwege de bestaande problemen met de liquiditeit en de continuïteit had betrokkene het aangeleverde herstelplan professioneel kritisch moeten bezien. De Accountantskamer is van oordeel dat onvoldoende onderzocht is of de prognoses met betrekking tot de opbrengsten van de nieuwe fondsen en het terugvloeien van gelden naar de bestaande, verlieslatende fondsen reëel waren. Betrokkene had gezien de verbondenheid van twee buiten de groep vallende vennootschappen met respectievelijk de UBO en de zoon van de UBO een diepgaandere beoordeling van de betalingen aan deze vennootschappen moeten verrichten. De Accountantskamer is daarom van oordeel dat betrokkene onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de transacties van de holding met deze verbonden partijen.

Procedurenummer 19/1924 Wtra AK
Klacht tegen accountant in zijn hoedanigheid van (voormalig) aandeelhouder en directeur. Klager is een medewerker van wie de arbeidsovereenkomst is ontbonden. De klacht ziet op de gedragingen van betrokkene in de gerechtelijke procedure rondom de afwikkeling van de arbeidsovereenkomst en de nasleep daarvan. Alle klachtonderdelen zijn ongegrond, met uitzondering van het verwijt dat betrokkene in het mediationtraject de geheimhouding heeft geschonden. Maatregel: waarschuwing.

UITSPRAKEN 20 JULI 2020

Procedurenummers 19/1961, 19/1962 en 19/1963 Wtra AK
Verzoek om herziening van onherroepelijke beslissing van de Accountantskamer door oorspronkelijke klager. Herzieningsverzoek niet-ontvankelijk. De Wtra kent de mogelijkheid tot het doen van een verzoek om herziening van een onherroepelijke uitspraak niet. Een dergelijk verzoek om herziening is dan ook in beginsel niet mogelijk. De algemene beginselen van behoorlijk (tucht)procesrecht brengen mee dat in bijzondere gevallen herziening kan worden verzocht van een onherroepelijk geworden uitspraak. Alleen door degene over wie was geklaagd kan herziening worden verzocht van een onherroepelijk geworden uitspraak waarbij een maatregel is opgelegd. Het is voor een oorspronkelijke klager niet mogelijk om een verzoek om herziening in te dienen. Verzoeker heeft zich, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 6 van het EVRM en artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, op het standpunt gesteld dat uit deze bepalingen volgt dat ook voor hem, als oorspronkelijke klager, de mogelijkheid dient te bestaan om te verzoeken om herziening. Er is geen sprake van een criminal charge als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. De strafrechtelijke poot van artikel 6 EVRM is daarom niet van toepassing. De voorzitter volgt voor wat betreft de civielrechtelijke poot van artikel 6 EVRM het oordeel van de Hoge Raad in zijn arrest van 18 januari 2019 (ECLI:NL:HR:2019:52), gelezen in samenhang met de onderdelen 3.9 tot en met 3.11 van de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal bij de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2018:47), waarnaar de Hoge Raad in rechtsoverweging 3.4.2 van zijn arrest verwijst. Samengevat is de conclusie dat bij een verzoek tot heropening van een tuchtzaak geen sprake is van vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen. De accountantstuchtrechtelijke procedure ziet niet op de vaststelling van de burgerlijke rechten en verplichtingen van de oorspronkelijke klagende partij in de zin van artikel 6 van het EVRM. Artikel 6 EVRM is daarom niet van toepassing. Ten aanzien van het door verzoeker gedane beroep op artikel 47 van het Handvest overweegt de Accountantskamer dat de bepalingen van het Handvest, waaronder artikel 47 van het Handvest, alleen gelden wanneer het recht van de Europese Unie ten uitvoer wordt gebracht. Dat is hier niet het geval.

Procedurenummer 19/2048 Wtra AK
Klacht over verrichte werkzaamheden in het kader van de loonadministratie van een klant en over het niet verschaffen van duidelijkheid over de facturen. Klacht deels niet-ontvankelijk, voor zover deze betrekking heeft op gedragingen die hebben plaatsgevonden voor 1 januari 2016. Klacht, voor deze betreft gedragingen van na 31 december 2015, deels gegrond, deels ongegrond. Strijd met fundamentele beginselen van integriteit en vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Oplegging maatregel van waarschuwing. De Accountantskamer is van oordeel dat door het niet betalen van toeslaguren aan werknemers door de klant sprake was van een situatie waarbij betrokkene in verband kon worden gebracht met het niet-integere handelen van de klant. Op grond van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de VGBA lag het op de weg van betrokkene om een maatregel te nemen gericht op het beëindigen van dit niet-integere handelen. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene, door ondanks het achterwege blijven van verbeteringen gedurende langere tijd werkzaamheden te blijven verrichten voor de klant c.q. door onder zijn verantwoordelijkheid werkzame medewerkers deze werkzaamheden te laten blijven verrichten, heeft gedoogd dat voorschriften met betrekking tot de loonbetaling niet werden nageleefd. Betrokkene had onder deze omstandigheden eerder moeten besluiten om de opdracht voor het verrichten van diverse werkzaamheden terug te geven. Indien, zoals bij deze opdracht, gefactureerd wordt op uurbasis, dient ter beantwoording van de vraag hoe het honorarium van de accountant is bepaald op verzoek van de cliënt inzichtelijk te worden gemaakt wie wanneer werkzaamheden heeft verricht. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene door ondanks een daartoe strekkend verzoek van klager geen inzicht te verschaffen in hoe het honorarium voor de door hem en/of onder zijn verantwoordelijkheid verrichte werkzaamheden is bepaald, gehandeld heeft in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Procedurenummer 20/321 Wtra AK
Klacht tegen accountant (RA) die als bestuurder van een coöperatie werkzaam is. Tussen klager en de coöperatie is een geschil ontstaan over de rechtsgeldigheid van een transactie. Klager verwijt de accountant dat hij niet integer is geweest en dat hij niet heeft meegewerkt aan waarheidsvinding. Daarbij wijst klager erop dat de accountant het geschil niet heeft willen voorleggen aan het scheidsgerecht, dat hij niet heeft meegewerkt aan het door klager gestarte onderzoek, dat hij geen minnelijke regeling heeft willen treffen en dat hij feiten zou hebben verdraaid. Deze verwijten treffen geen doel. De accountant heeft geen onjuist of misleidend standpunt ingenomen. Hij was niet verplicht om zijn medewerking te verlenen aan de verzoeken van klager. Klacht ongegrond. Bekijk uitspraak

Procedurenummer 20/352 Wtra AK
Een medewerker van het accountantskantoor heeft in 2015 voor de moeder van klagers een huurovereenkomst opgesteld en huurtoeslag aangevraagd. Klagers verwijten de accountant dat de aanvraag is ingediend zonder dat de medewerker over een ondertekende huurovereenkomst beschikte en dat hij geen rekening heeft gehouden met het feit dat moeder het recht van vruchtgebruik van de woning had. De Accountantskamer is van oordeel dat de medewerker bij het aanvragen van de huurtoeslag voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Daarbij is in aanmerking genomen dat de medewerker is uitgegaan van de door de opdrachtgever (in dit geval de zoon van moeder) verstrekte gegevens. Het lag op de weg van de zoon om de medewerker te informeren over het recht van vruchtgebruik. Dat geldt in dit geval des te meer omdat het een zogenoemde execution only opdracht betrof. Ook de verwijten dat de accountant zijn zorgplicht zou hebben geschonden en dat hij zich een accountant onwaardig zou hebben gedragen, slagen niet. Klacht ongegrond.

 

 

 

 

 

UITSPRAKEN 19 JUNI 2020

Procedurenummer 20/110 Wtra AK
Een accountant heeft vertrouwelijke gegevens van klagers verstrekt aan zijn advocaat ten behoeve van een incassotraject. De advocaat heeft deze vertrouwelijke gegevens gebruikt om conservatoir derdenbeslag te leggen onder klanten van klagers, waardoor de vertrouwelijke gegevens ook terecht zijn  gekomen bij die klanten. De accountant heeft hiermee het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid geschonden. Ook is sprake van schending van het fundamentele beginsel van integriteit. De accountant heeft zich niet gehouden aan de overeenkomst van opdracht en de algemene voorwaarden, waarin is afgesproken dat hij de vertrouwelijke gegevens niet zonder toestemming  van klagers met derden zou delen en dat hij deze  gegevens niet voor een ander doel zou gebruiken dan waarvoor ze aan hem waren verstrekt. Klacht gegrond. Berisping.

Procedurenummer 20/210 Wtra AK
Een accountant heeft samen met een compagnon (geen accountant) een accountantskantoor. De compagnon, die binnen het kantoor verantwoordelijk is voor kwaliteitsaangelegenheden, heeft voor de accountant verzwegen dat er een kantoortoetsing zou plaatsvinden. Omdat de compagnon de kantoortoetsing wilde ontlopen, heeft hij de afspraak voor de kantoortoetsing negen keer kort van tevoren afgezegd. De Accountantskamer heeft geoordeeld dat de accountant verantwoordelijk is voor het feit dat de kantoortoetsing niet heeft plaatsgevonden. Als enige accountant is hij de kwaliteitsbepaler en is hij verantwoordelijk voor het kwaliteitssysteem. Vanwege deze verantwoordelijkheid had de accountant erop moeten toezien dat de compagnon op juiste wijze uitvoering gaf aan de gedelegeerde taken op het gebied van de kwaliteit. Klacht gegrond. Tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand.

UITSPRAKEN 17 JUNI 2020

Procedurenummers 17/920 en 17/925 Wtra AK
Deze klachtzaak is verbonden met de klachtzaken 18/718 en 18/719 Wtra AK.
Fishing expedition van klaagster versus geheimhoudings-/vertrouwelijkheidsverplichting van betrokken accountants.
Klaagster klaagt erover dat de accountants jarenlang kennis hebben gehad van omkopingsfraude bij een dochteronderneming van een door hen gecontroleerde onderneming. De accountants zouden hebben nagelaten fraudes aan de bevoegde autoriteiten te melden. Klaagster heeft daarbij alleen gewezen op drie in het NRC gepubliceerde krantenartikelen. Op klaagster ligt de stelplicht en de bewijslast; met het enkel verwijzen naar die krantenartikelen heeft zij daar niet aan voldaan.

Procedurenummers 18/718 en 18/719 Wtra AK
Klachten AFM over controle jaarrekening groep en tot de groep behorende dochtervennootschap. Contante commissiebetalingen door de dochtervennootschap. Klacht tegen de accountant van de dochtervennootschap deels gegrond; strijd met fundamenteel beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid; oplegging maatregel van berisping. Klacht tegen de groepsaccountant ongegrond.
De Accountantskamer is van oordeel dat de accountant van de dochtervennootschap bij de start van ieder van de te controleren jaren niet het juiste uitgangspunt heeft gehad door al bij het begin van de controle te stellen dat het issue van de contante betalingen aan derden was opgelost. Uitgangspunt voor ieder controlejaar dient te zijn dat een accountant zich behoort af te vragen of er een risico op fraude is. Een dergelijk risico kan zich immers – ook na een beëindiging van een eerdere controle – ieder jaar opnieuw voor doen. Juist in deze controlejaren was bij de te controleren rechtspersonen sprake van voldoende concrete aanwijzingen om hieraan bijzondere aandacht te besteden. De Accountantskamer is van oordeel dat sprake was van een groot aantal signalen waaruit naar voren kwam dat ook in de controlejaren waar deze klacht betrekking op heeft sprake was van een doorgaande praktijk van contante betalingen bij wijze van ‘sales incentives’ in welke betalingen de accountant van de dochtervennootschap geen inzicht had. De Accountantskamer concludeert dat de accountant van de dochtervennootschap niet zo zeer zijn ogen heeft gesloten voor de aanwezige contante betalingen, maar dat hij ze niet heeft open gedaan.
In het licht van de controlematerialiteit van de groep was het bedrag dat gemoeid was met de contante betalingen bij de dochtervennootschap zeer gering. Fraude en corruptie zijn onderdeel geweest van de uitgevoerde controles, het Board Report en de besprekingen met het management van de groep, zij het dat dit niet specifiek gericht was op de situatie bij de dochtervennootschap. Onderzoek had geen aanwijzingen opgeleverd dat de ‘scoping’ van de controle van de groepsjaarrekening tekortschoot. De groepsaccountant mocht zich hierdoor gesterkt voelen in de opvatting dat het plaatsvinden van dergelijke contante betalingen van een op groepsniveau zo geringe omvang niet direct meebracht dat sprake was van een frauderisicofactor op het niveau van de groep. De groepsaccountant mocht onder de gegeven, bijzondere omstandigheden afgaan op de informatie die hij van de accountant van de dochtervennootschap had ontvangen.

 

 

Uitspraak 4 mei 2020

Procedurenummer 19/2028 Wtra AK
Betrokkene is werkzaam als accountant in business voor een vennootschap die voor cliëntvennootschappen uiteenlopende werkzaamheden verricht. Haar wordt verweten nagelaten te hebben controlewerkzaamheden te hebben uitgevoerd met betrekking tot de jaarrekening van een cliëntvennootschap. Betrokkene heeft voor die vennootschap geen werkzaamheden verricht. Zij kan daarnaast voor werkzaamheden van anderen ten behoeve van die vennootschap niet verantwoordelijk gehouden worden. Ook niet omdat zij de enige accountant is die verbonden is aan de onderneming. Inhoudelijke beoordeling van klachtonderdelen blijft achterwege. De klacht is ongegrond.

Uitspraak 1 mei 2020

Procedurenummers 19/749 t/m 19/752 Wtra AK
Klacht over accountants die diverse werkzaamheden hebben verricht voor een onderneming die mobiele units verhuurde ten behoeve van de medische sector en die in 2016 failliet is gegaan.
19 /749: klacht tegen accountant in business (financieel directeur) gedeeltelijk gegrond; oplegging maatregel van waarschuwing; samenloop schending twee fundamentele beginselen. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene, door in te stemmen met het zonder deugdelijke grondslag opnemen van een debiteurenvordering en een schadevergoedingsvordering in verband met het project X in de administratie van de onderneming gehandeld heeft in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, als bedoeld in artikel 2, onder d, van de VGBA. Omdat betrokkene door het ten onrechte opnemen van deze vorderingen in de administratie van de onderneming betrokken was bij informatie die ofwel materieel onjuist ofwel onvolledig ofwel misleidend was, heeft zij tevens gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit, als bedoeld in artikel 2, onder b, van de VGBA.
19/750:  klacht i.v.m. controlerend accountant; gedeeltelijk gegrond; oplegging maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand. Strijd met vakbekwaamheid en zorgvuldigheid; meerdere tekortkomingen.
19/751: klacht tegen bestuurder accountantskantoor van waaruit de controle verricht werd; klacht ongegrond. Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij niet dossierinhoudelijk betrokken was bij de controle van de jaarrekening van de onderneming. Niet gebleken is dat dit onjuist is.
19/752: klacht tegen samenstellend accountant; klacht ongegrond. In dit geval gold voor betrokkene, als samenstellend accountant van de onderneming, op grond van Standaard 4410.14 geen verplichting om aanvullende informatie op te vragen.

 

Uitspraak 20 april 2020

Procedurenummer 19/1096 Wtra AK
Klachten curator. Betrokkene heeft bij het samenstellen van jaarrekeningen over een drietal jaren niet voldaan aan wat volgens Standaard 4410 wordt verlangd bij het constateren van (in de bewoordingen van de voor 2016 geldende Standaard) niet complete, niet nauwkeurige of anderszins onbevredigende informatie. Dat was het geval bij een rekening-courant vordering en bij de post debiteuren. Bij het verwerken van beide posten heeft betrokkene onvoldoende oog had voor de (on)inbaarheid van de vorderingen. In dat verband had betrokkene ook niet zonder meer mogen afgaan op prognoses van de directie van het te behalen resultaat omdat de feitelijk gerealiseerde winst over de jaren waarop de klachten zien, veel lager uitkwam dan de geprognosticeerde. Betrokkene had dan ook om een nadere onderbouwing van de prognoses moeten vragen. Berisping.

Uitspraken