Procedurenummer 19/508 Wtra AK
Klager stelt dat betrokkene de post “contant uitbetaald” niet correct heeft verwerkt, waardoor, de (door een andere accountant opgestelde) jaarrekening niet klopt. Betrokkene heeft klager duidelijke instructies gegeven over de wijze waarop de kasoverzichten moesten worden ingericht. Desalniettemin bleven kasverschillen bestaan die, ondanks vragen daarover van betrokkene, niet door klager konden worden verklaard. Betrokkene heeft de posten waarover onduidelijkheden bestonden tijdelijk onder “overige algemene kosten” geboekt, met de bedoeling daar verder onderzoek naar te doen. Daar is betrokkene echter niet meer aan toegekomen, omdat klager betrokkene heeft laten weten geen gebruik van zijn diensten meer te willen maken. Als gevolg van de beslissing van klager is betrokkene aan het uitzoeken van de vraagposten en het vervolgens correct boeken daarvan ten behoeve van het opstellen van de jaarrekening niet meer toegekomen. Dit leidt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.
Procedurenummers 19/252 en 19/253 Wtra AK
Betrokkene heeft op 31 januari 2012 bij een jaarrekening 2010 een controleverklaring, inhoudende een oordeelsonthouding, afgegeven, omdat hij niet in staat is geweest om voldoende controle-informatie te verkrijgen. Verder heeft betrokkene om dezelfde reden op 30 januari 2013 bij de jaarrekening 2011 een beoordelingsverklaring inhoudende een onthouding van conclusie afgegeven. De klacht met betrekking tot de jaarrekening 2010 is vanwege de overschrijding van de zesjaarstermijn niet-ontvankelijk. De klachten met betrekking tot de jaarrekening 2011 zijn feitelijk onjuist dan wel onvoldoende toegelicht of onderbouwd en daarom ongegrond. Ter zitting wordt door klagers met betrekking tot een klachtonderdeel een uitgebreide nadere onderbouwing gegeven die veel elementen bevat die niet in het klaagschrift waren opgenomen en die ook geen duidelijke reactie vormen op het verweerschrift. Niet valt in te zien waarom deze nadere onderbouwing niet eerder had kunnen worden gegeven. Betrokkenen zijn daardoor in hun verdedigingsbelang geschaad, zodat sprake is van strijd met een goede procesorde. De nadere onderbouwing wordt daarom buiten beschouwing gelaten.
Procedurenummer 19/167 Wtra AK
Klaagster verwijt aan betrokkene dat hij heeft toegestaan dat zijn opdrachtgever zijn rapport zonder zijn toestemming in een gerechtelijke procedure heeft ingebracht en heeft nagelaten passende maatregelen te nemen, dat dit rapport een deugdelijke grondslag ontbeert en dat hij met zijn rapport zekerheid heeft verschaft terwijl hij stelt te hebben gewerkt volgens Standaard 4400N van de NV COS. Deze klacht is in al haar onderdelen ongegrond.
Procedurenummer 18/2163 Wtra AK
Betrokkene heeft in de periode van 2004 tot en met 2013 de jaarrekeningen van een vennootschap samengesteld. De eerste klacht is dat de jaarrekening over 2008 niet juist is samengesteld met als gevolg dat derden leningen aan de vennootschap hebben verstrekt die ze anders niet verstrekt zouden hebben. De tweede klacht is dat in de vennootschap een pensioenvoorziening in eigen beheer was opgenomen die niet verzekerd was en niet kon worden uitbetaald. Klagers hebben gesteld dat pas in juli 2018 is gebleken dat betrokkene fouten heeft gemaakt. De klacht is niet ontvankelijk wegens overschrijding van de drie- en zesjaarstermijn.
Procedurenummer 18/2055 Wtra AK
Betrokkene heeft, in verband met een suppletiebijdrage door klaagster aan een filmproducent, bij een financiële eindafrekening een goedkeurende controleverklaring afgegeven. Klaagster stelt dat de goedkeurende verklaring ten onrechte is afgegeven. Door betrokkene is niet betwist dat van een bedrag van circa € 200.000,– aan opgevoerde productiekosten de relatie tot de filmproductie, dan wel de noodzakelijke onderbouwing daarvoor, ontbreekt. Het gaat daarbij om meer dan 11% van het totale budget voor de productie van de film. Verder is door betrokkene niet betwist dat, volgens het van toepassing zijnde Handboek van klaagster, onder die omstandigheden een afkeurende verklaring afgegeven had moeten worden. Op zitting is bovendien gebleken dat betrokkene een aantal werkzaamheden die van hem verwacht hadden mogen worden op grond van het op zijn opdracht van toepassing zijnde controleprotocol van klaagster, niet heeft verricht. Betrokkene heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en aan hem wordt de maatregel opgelegd van tijdelijke doorhaling van zijn inschrijving in de registers voor de duur van één maand.
Procedurenummer 18/2250 Wtra AK
Betrokkene heeft de geconsolideerde en enkelvoudige jaarrekeningen 2011 en 2012 van een holdingvennootschap gecontroleerd en daarbij een goedkeurende verklaring afgegeven. Ook heeft hij een goedkeurende verklaring afgegeven bij de jaarrekening 2011 van de grootaandeelhouder van deze vennootschap. Aan betrokkene wordt onder meer verweten dat zijn controlewerkzaamheden ten aanzien van verschillende jaarrekeningen tekort schoten op het punt van de waardering van activa. De klacht is gedeeltelijk gegrond. Betrokkene heeft ten aanzien van in een van de jaarrekeningen verwerkte activa vastgesteld dat sprake was van twee indicaties voor een bijzondere waardevermindering. Gelet op RJ 121.202 had hij daarom van het management moeten verlangen dat het de realiseerbare waarde hiervan zou bepalen in overeenstemming met de bepalingen van paragraaf RJ 121.3. Niet gebleken is dat betrokkene dit heeft gedaan. Daarnaast heeft betrokkene de goedkeurende controleverklaring bij diezelfde jaarrekening ondertekend voordat hij alle relevante stukken had ontvangen en daarmee in strijd met paragraaf 41 van Standaard 700 van de NV COS gehandeld. De holdingvennootschap heeft een lening verstrekt aan haar grootaandeelhouder die de lening op haar beurt heeft geïnvesteerd in twee vennootschappen in een risicovolle branche. Betrokkene is bij zijn onderzoek naar de waarde van deze investeringen voornamelijk afgegaan op de informatie die het management van de holdingvennootschap hem verstrekte. Gezien zijn constatering dat investeringen in de branche risicovol waren, het feit dat de lening aan de grootaandeelhouder niet schriftelijk was vastgelegd, van materiële omvang was en bovendien uit dividenduitkeringen zou moeten worden afgelost, had hij diepgravend onderzoek moeten doen naar de liquiditeit en solvabiliteit van de bedrijven waarin door de grootaandeelhouder werd geïnvesteerd. Omdat sprake was van objectieve aanwijzingen voor bijzondere waardeverminderingen van de financiële vaste activa bij zowel de holdingvennootschap als de grootaandeelhouder, had betrokkene van het respectieve management moeten verlangen een schatting te maken van de realiseerbare waarde van de financiële vaste activa en op basis daarvan de waardering in de respectieve jaarrekeningen te beoordelen. Dit heeft hij niet gedaan. Schending van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid (art. 100.4 onder c VGC). Maatregel: berisping.
procedurenummer 18/1403 Wtra AK
Kantoortoetsing. Klacht gegrond. Doorhaling.
Procedurenummers 18/904 en 18/1418 Wtra AK
Door de koper van de aandelen van een vennootschap is in 2016 aan betrokkene gevraagd om in verband met de bepaling van de hoogte van de in de koopovereenkomst overeengekomen earn out, de jaarrekeningen van een aantal vennootschappen over de jaren 2013 tot en met 2015 te controleren. Klaagster is van mening dat een dergelijke controle niet meer achteraf kan worden uitgevoerd en dat betrokkene door zich bereid te verklaren dat toch te doen, tegenover klaagster de schijn heeft gewekt niet onafhankelijk te zijn. De Accountantskamer is van oordeel dat alhoewel aan klaagster kan worden toegegeven dat een dergelijke controle achteraf lastig kan zijn en in sommige gevallen wellicht niet mogelijk is, niet valt uit te sluiten dat er situaties zijn waarin dit wel mogelijk is. Het stond betrokkene daarom vrij om te onderzoeken of een controle in dit geval mogelijk was en hij hoefde dus niet op voorhand aan te nemen dat dat in dit niet mogelijk zou zijn. De accountant heeft door zich bereid te verklaren om de controle uit te voeren dan ook niet gehandeld in strijd met enig fundamenteel beginsel. Het feit dat betrokkene vóór het aanvaarden van de opdracht als voorwaarde stelde dat zowel de koper als klaagster ermee zouden instemmen dat de controle door hem zou worden uitgevoerd, acht de Accountantskamer niet onzorgvuldig. Ten slotte is de Accountantskamer van oordeel dat betrokkene door zijn werkzaamheden met het oog op de eventuele aanvaarding van de controle-opdracht te staken nadat door klaagster tegen hem een klacht was ingediend, niet in strijd met enige gedrags- of beroepsregel heeft gehandeld. De indiening van een klacht vormt immers een bedreiging van de onafhankelijkheid van betrokkene.
Procedurenummer 18/1816 Wtra AK
De Accountantskamer acht aannemelijk dat betrokkene onjuiste documenten aan de bank heeft verstrekt om daarmee een financiering van ruim drie miljoen euro te verkrijgen. Betrokkene heeft aldus niet eerlijk en oprecht gehandeld en het accountantsberoep ernstig in diskrediet gebracht, wat een (ernstige) schending van de fundamentele beginselen van professionaliteit en van integriteit, als bedoeld in artikel 2 onder a en b van de VGBA, oplevert. Maatregel: doorhaling van de inschrijving van betrokkene in de registers, waarbij de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven is bepaald op tien jaar. Meegewogen is dat aan betrokkene eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.
Prodecurenummer 18/1817 Wtra AK
De Accountantskamer acht aannemelijk dat betrokkene onjuiste documenten aan de bank heeft verstrekt om daarmee een financiering van ruim drie miljoen euro te verkrijgen en daarnaast opzettelijk onjuiste gegevens heeft gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel voor wat betreft het gestorte aandelenkapitaal. Betrokkene heeft aldus (in ernstige mate) gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van professionaliteit, van integriteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, als bedoeld in artikel 2 onder a, b en d van de VGBA. . Maatregel: doorhaling van de inschrijving van betrokkene in de registers, waarbij de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven is bepaald op vijf jaar. Meegewogen is dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.
Procedurenummers 18/1651 en 18/1652 Wtra AK
Samenstellend accountant had moeten constateren (gelet op paragraaf 32 van NVCOS 4410) dat de gegevens die ten grondslag lagen aan het (alsnog) verwerken van een post in de (concept)jaarrekening over 2017 onvoldoende nauwkeurig of onbevredigend waren. De instemming van de accountant met deze verwerking is onvoldoende onderbouwd in het verweerschrift. De accountant had zich bovendien voor nadere gegevens moeten wenden tot het management van de entiteit en niet zoals hij kennelijk heeft gedaan, moeten varen op wat hij had vernomen van de Group CFO, die niet behoorde tot dat management. Daarbij komt dat uit een e-mailbericht kan worden afgeleid dat de wens van deze Group CFO over de verwerking is gehonoreerd, (mede) omdat dit niet tot een afwijking van materieel belang in de jaarrekening zou leiden. De accountant heeft verder ten onrechte niet aan het management van de entiteit gevraagd om aanvullende of gecorrigeerde informatie met betrekking tot een door dezelfde Group CFO gewenste en vervolgens doorgevoerde verhoging van de voorziening voor dubieuze debiteuren. De oorzaak voor het niet betalen kan zich ook in 2018 hebben voorgedaan. Klacht in zoverre gegrond. Berisping
Prodecurenummer 18/2140 Wtra AK
Betrokkene stelde de jaarrekeningen samen van een besloten vennootschap en haar twee aandeelhouders. Klager is dga van een van deze aandeelhouders. Tussen de beide aandeelhouders is een conflict ontstaan. De klacht ziet op het handelen van de accountant rond dit conflict. Aan de accountant wordt onder meer verweten dat hij een mailwisseling met klager over het schenden van gedragsregels door betrokkene heeft doorgezonden aan de advocaat van de andere (indirect) aandeelhouder. De Accountantskamer overweegt dat betrokkene in het ontstane conflict tussen klager en de andere aandeelhouder terecht een bedreiging heeft gezien voor het zich houden aan het fundamentele beginsel van objectiviteit, omdat hij voor beide partijen werkzaam was en partijen een tegengesteld belang hadden. Het zonder overleg doorsturen van de met klager gewisselde e-mails aan de advocaat van de andere aandeelhouder kan echter niet als een toereikende maatregel worden gekwalificeerd. Door aldus te handelen heeft betrokkene zich immers niet gehouden aan het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid. De klacht is gegrond. Maatregel: waarschuwing
Procedurenummer 19/659 Wtra AK
Betrokkene heeft namens klager een tweede verzoek tot toepassing van de inkeerregeling voor zwartspaarders ingediend. Betrokkene is met klager naast een vergoeding gebaseerd op de bestede uren een succes fee overeengekomen. Betrokkene heeft niet onderkend dat deze afspraak een bedreiging kan zijn voor het zich houden de fundamentele beginselen, in het bijzonder de objectiviteit. Daarnaast heeft betrokkene vóór het overeenkomen van de succes fee geen reële inschatting gemaakt van de kansen op succes. Ook heeft betrokkene niet eerlijk en oprecht gehandeld en misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen door klager bij het aangaan van de succes fee een zeer negatief scenario voor te houden, zonder dat daarvoor op dat moment aanknopingspunten waren. Betrokkene heeft bovendien, hoewel hij twijfelde aan de door klager verstrekte informatie, de ernst van een mogelijke inbreuk op zijn integriteit niet onderkend. Klacht gegrond. Maatregel: tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand.
Procedurenummers 18/686 en 18/687 Wtra AK
Controleklacht. Betrokkenen hebben onvoldoende onderzoek gedaan naar de verslaggevingtechnische implicaties van het samenstel van de gesloten overeenkomsten m.b.t. het securitisatieprogramma in de geconsolideerde jaarrekening noch in het dossier afdoende gedocumenteerd op grondslag van welke verslaggevingsbepalingen de gemaakte keuze aanvaardbaar was. Uitgangspunt is dat een accountant bereid moet zijn aan zijn opdrachtgever en aan de curator in het faillissement van die opdrachtgever op diens verzoek in algemene zin informatie te verstrekken over de door hem ter uitvoering van zijn opdracht verrichte werkzaamheden. De verplichting vindt zijn grondslag in het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en (vooral) zorgvuldigheid zoals bedoeld in artikel 2 onder d van de VGBA. Betrokkene 1 heeft zich in strijd met die verplichting niet tot enige wijze van overleg bereid getoond.
Procedurenummer 18/735 Wtra AK
Overige opdrachten, als de onderhavige, vallen niet onder de werking van de NVKS. Door een partner-niet-accountant is een rapport opgesteld namens Ernst &Young Accountants LLP. Uit dat rapport is niet duidelijk op te maken dat betrokkene geen accountant is en dat het rapport niet volgens de voor accountants geldende regels is opgemaakt. Betrokkene is als bestuurder niet rechtstreeks tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de vermeende gebreken van het rapport. Van een accountantseenheid kan worden verlangd dat zij steeds zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing. Deze norm is voor NVKS-opdrachten (expliciet) in artikel 4 NVKS opgenomen. Die voorschriften geven uitwerking aan het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en stellen minimumeisen aan het kwaliteitssysteem voor deze opdrachten. Voor de inrichting van dat systeem is de kwaliteitsbepaler van de accountantseenheid verantwoordelijk. Voor het inrichten van een kwaliteitssysteem voor andere dan in de NVKS bedoelde opdrachten geldt (met uitzondering van wettelijke controleopdrachten) geen specifieke nadere regeling. De voor die opdrachten verantwoordelijke accountant dient daarbij uiteraard wel de fundamentele beginselen uit de VGBA in acht te nemen. Betrokkene is, zoals ook door hem zelf aangegeven, tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor het kwaliteitssysteem waaronder deze overige opdrachten worden uitgevoerd. Gebleken is dat in dat kwaliteitssysteem geen waarborg is getroffen om er voor te zorgen dat met betrekking tot de uitvoering en schriftelijke neerslag van werkzaamheden van een professional die geen accountant is, expliciet duidelijk wordt gemaakt dat de opdracht door een niet-accountant is uitgevoerd en dat eisen die aan een accountant kunnen worden gesteld daarom niet gelden. Zo is het Rapport uitgebracht op papier met vermelding ‘EY’ in het logo, is de begeleidende brief afkomstig van EY Accountants en is de ondertekening gedaan namens EY Accountants. Deze werkwijze brengt naar het oordeel van de Accountantskamer met zich dat voor de adviesopdrachten die namens EY Accountants door niet-accountants worden uitgevoerd symptomatisch niet dezelfde borging van de kwaliteit geldt als voor adviesopdrachten die (zouden) worden uitgevoerd door accountants, terwijl cliënten over deze gevolgen van het toepasselijke kwaliteitssysteem niet duidelijk worden geïnformeerd, waardoor de verwachting wordt gewekt dat de werkzaamheden door een accountant en met toepassing van de wet- en regelgeving voor accountants worden uitgevoerd. In onderhavig rapport wordt voor de gebruiker deze onjuiste verwachting nog eens versterkt doordat daarnaast bewoordingen worden gebruikt die specifiek voorkomen in door accountants opgestelde rapporten, zoals “een rapport van feitelijke bevindingen”, “specifiek overeengekomen werkzaamheden”, “oordeel” en de gebruikelijke “disclaimer”. Naar het oordeel van de Accountantskamer had een maatregel genomen moeten worden met als strekking dat bij dergelijke opdrachten duidelijk wordt vermeld dat zij worden of zijn uitgevoerd door niet-accountants en zonder dat de voor accountants geldende wet- en regelgeving van toepassing is. De Accountantskamer is van oordeel dat dit een kenbare tekortkoming van het onderhavige kwaliteitssysteem betreft. Betrokkene had, als bestuurder en ook nog de direct verantwoordelijke voor de werking van dat systeem, na kennisneming daarvan moeten opvallen dat, zonder duidelijke in het kwaliteitssysteem op te nemen waarborgen, verwarring bij gebruikers het gevolg zou kunnen zijn. Omdat een dergelijke maatregel ontbreekt, kent het kwaliteitssysteem een (zonder meer kenbare) tekortkoming die strijdig is met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Deze tekortkoming moet betrokkene dan ook tuchtrechtelijk worden aangerekend. Voorts is niet gebleken dat betrokkene, nadat hij daarop is aangesproken door klagers, tot stappen is gekomen om een maatregel te treffen om de door het rapport gewekte onvolledige indruk weg te nemen. Gezien de hiervoor gemelde omstandigheden is de Accountantskamer met klagers van oordeel dat er ook daadwerkelijk sprake was van in ieder geval materieel onvolledige informatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de VGBA. Betrokkene, had als de voor dit kwaliteitssysteem verantwoordelijke accountant een passende maatregel dienen te treffen, hetgeen hij, daartoe aangesproken, heeft nagelaten. Maatregel: waarschuwing.
Procedurenummers 19/528 t/m 19/553 Wtra AK
Klager dient een klacht in tegen vele registeraccountants werkzaam bij of werkzaam geweest bij de accountantsorganisatie Baker Tilly, stellende dat uit een rapport van de AFM van 28 juni 2017 blijkt dat Baker Tilly (Netherlands) de wettelijke vereisten aangaande het stelsel van kwaliteitsbeheersing heeft overtreden en dat betrokkenen door bij dat kantoor werkzaam te zijn (geweest) daarvoor tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden kunnen worden. Het rapport van de AFM kan de conclusie die klaagster daaraan verbindt echter niet dragen. Evenmin bevat dat rapport voldoende door de AFM vastgestelde feiten en omstandigheden, die relevant zijn voor de rechtsvraag of Baker Tilly (Netherlands) toepasselijke wet- en regelgeving heeft overtreden, welke de Accountantskamer vervolgens kan beoordelen. Ook overigens heeft klaagster geen feiten gesteld en aannemelijk gemaakt waaruit blijkt dat Baker Tilly (Netherlands) wettelijke regels heeft overtreden en dat ieder van de betrokkenen, tegen wie klaagster een klacht heeft ingediend, daarvoor tuchtrechtelijk verantwoordelijk is. Het is aan klager om zijn klacht met feiten en omstandigheden te onderbouwen en aannemelijk te maken; het is niet de taak noch de bevoegdheid van de Accountantskamer om actief eigen onderzoek te gaan verrichten naar eventueel klachtwaardig handelen. De AFM heeft desverzocht laten weten geen gebruik van haar bevoegdheid ex art. 25a Wtra te maken.
Procedurenummer 19/471 Wtra AK
De klacht houdt in dat het accountantskantoor waarvoor de accountant werkzaam is, moedwillig een verkeerd beeld heeft gegeven van de waarde van het bedrijf van klager en dat de accountant daarvoor tuchtrechtelijk verantwoordelijk is. Volgens vaste jurisprudentie van de Accountantskamer is een accountant in beginsel niet tuchtrechtelijk aansprakelijk voor handelen van een kantoorgenoot die zelf onder het bereik van accountantstuchtrecht of ander (fiscaal) tuchtrecht valt. De werkzaamheden zijn niet door de accountant verricht maar door een kantoorgenoot die als Register Belastingadviseur zelfstandig bij een ander college aan te spreken is. De klacht is dan ook ongegrond.
Procedurenummer 19/358 Wtra AK
Voorbeeld van een geval waarin de driejaarstermijn van art. 22 Wtra oud pas aanvangt na voldoende bewustzijn van klager dat betrokkene (mogelijkerwijs) een beroepsfout heeft gemaakt. In de statuten van een stichting is opgenomen dat de jaarstukken vergezeld gaan van een rapport van een registeraccountant omtrent de getrouwheid daarvan. Deze statuten zijn nog in 2016 gewijzigd zonder dat deze bepaling is gewijzigd. Sedertdien mag dit niet anders uitgelegd worden als dat er jaarlijks een rapport met daarin opgenomen een controleverklaring dien te worden opgesteld. Weliswaar mag betrokkene wel een samenstellingsopdracht aanvaarden, maar ten onrechte heeft hij daarin en verklaring over de getrouwheid opgenomen, terwijl hij geen assurancewerkzaamheden heeft verricht. Voorts had hij onder deze omstandigheden moeten kiezen voor de in NVCOS 4410 opgenomen facultatieve samenstellingsverklaring, waarin expliciet is opgenomen dat betrokkene “… geen controle- of beoordelings-werkzaamheden heeft uitgevoerd die hem in staat stellen om een oordeel te geven of een conclusie te trekken met betrekking tot de getrouwheid van de jaarrekening.” Voorts heeft betrokkene in strijd met paragraaf 40e van NVCOS 4410 niet althans onvoldoende het van toepassing zijnde stelsel inzake financiële verslaggeving geïdentificeerd.
Berisping.
procedurenummer 19/145 Wtra AK
Behoudens bijzondere omstandigheden kan het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen al dan niet in rechte innemen van een civielrechtelijk standpunt – daaronder te begrijpen het opschorten van werkzaamheden in verband met het uitblijven van vermeend verschuldigde bedragen – niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt leiden. De accountant dient daarbij wel een zorgvuldige afweging te maken tussen zijn eigen belang en de voor hem kenbare belangen van zijn cliënt die als gevolg van die te nemen (rechts)maatregelen (kunnen) worden geschaad. Verder geldt dat een accountant slechts op door hemzelf opgestelde stukken (in beginsel) een retentierecht heeft. Bezien tegen deze achtergrond heeft de Accountantskamer niet vast kunnen stellen dat betrokkene in strijd met enig fundamenteel beginsel de toegang tot de online-administratie van klaagsters heeft geblokkeerd, communicatie met de vertegenwoordiger van klaagsters heeft geweigerd, werkzaamheden heeft opgeschort of heeft geweigerd domeinen over te dragen. Wat die overdracht betreft is de veronderstelling van klaagsters dat betrokkene de domeinen zonder meer had moeten overdragen onjuist. Het gaat immers niet om teruggave van door klaagsters aan betrokkene verstrekte administraties (waarover zij zelf niet meer beschikten) maar om het resultaat van de op maat gemaakte specifieke inrichting voor klaagsters en de digitale verwerking van die administraties door betrokkene. Tot slot is niet aannemelijk geworden dat betrokkene klachtwaardig heeft gecommuniceerd. De klacht is daarom in al haar onderdelen ongegrond.
Procedurenummer 19/340 Wtra AK
Klaagster verwijt aan de accountant, dat hij heeft geweigerd om aan haar mee te delen welke accountant namens het accountantskantoor, waarvan de accountant volgens klaagster de voorzitter van de raad van bestuur is, tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor de accountantswerkzaamheden die zijn verricht als externe beoordelaar in het kader van het Uniform Herstelkader Rentederivaten. Deze klacht is ongegrond, reeds op de grond dat betrokkene op het moment dat het verzoek werd gedaan, geen bestuurder meer was van bedoeld accountantskantoor. Ook om andere redenen kan de klacht niet slagen.
Procedurenummer 18/2054 Wtra AK
Klager had samen met een ander aandelen in een vennootschap. In 2018 is hij met zijn mede-aandeelhouder overeengekomen dat hij diens aandelen zou overnemen. De accountant heeft de opdracht gekregen om de waarde van aandelen in een onderneming van klager per 1 april 2018 te bepalen, daarbij uitgaande van de intrinsieke waarde van de onderneming en de prognose 2018/2019. De waardebepaling zou bindend zijn. Klager verwijt aan de accountant onder meer dat de rapportage fouten bevat en niet onderbouwd is en dat hij is uitgegaan van aannames en onrealistische toekomstverwachtingen. Dit klachtonderdeel is gegrond. De accountant heeft de veronderstellingen met betrekking tot de prognose over 2019 onvoldoende uitgewerkt; onder meer heeft hij niet toegelicht hoe hij het vertrek van één DGA en de gevolgen daarvan voor de omzet in de toegepaste veronderstellingen heeft meegenomen. De accountant heeft verder zich ten onrechte tegenover klager op het standpunt gesteld dat voor het corrigeren en aanpassen van de door hem opgestelde waardebepaling een aanvullende opdracht nodig is, zodat de klacht op dit onderdeel eveneens gegrond is. Correcties die noodzakelijk zijn om te komen tot een rapportage met een deugdelijke grondslag dienen immers zonder meer te worden doorgevoerd, waarbij het wel aangewezen is dat eventuele correcties en wijzigingen naar aanleiding van opmerkingen van de ene opdrachtgever ook worden voorgelegd aan de andere opdrachtgever. Dit is met name van belang in een situatie als hier aan de orde, waarbij beide opdrachtgevers tegenstrijdige belangen hebben. Schending van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Maatregel: berisping.
Procedurenummer 18/2401 Wtra AK
Betrokkene was werkzaam bij een accountants- en belastingadvieskantoor dat was ondergebracht in de vennootschap van klagers (verder: de vennootschap). Betrokkene heeft zijn arbeidsovereenkomst met de vennootschap tegen 1 januari 2018 opgezegd en is met een oud werknemer (verder: A) van de vennootschap een eigen accountants- en belastingadvieskantoor begonnen. Klagers verwijten betrokkene dat hij geld heeft geleend van een cliënt; het concurrentiebeding heeft geschonden; cliëntenverlies heeft veroorzaakt; werkzaamheden onzorgvuldig heeft verricht; een door hemzelf opgestelde jaarrekening heeft beoordeeld en zich negatief over één van de klagers heeft uitgelaten. Met betrekking tot de geldlening heeft betrokkene voldoende maatregelen genomen om zijn objectiviteit te waarborgen. Er is geen sprake van schending van het concurrentiebeding, omdat betrokkene de betreffende werkzaamheden heeft verricht met toestemming van klagers en hij klagers bovendien van die werkzaamheden op de hoogte heeft gehouden. De klanten die klagers verloren hebben zijn klant geworden van A en tussen de vennootschap en A bestond geen concurrentiebeding. Dat betrokkene werkzaamheden onzorgvuldig zou hebben verricht is door klagers niet aannemelijk gemaakt. Betrokkene heeft voor wat betreft de bedreiging van zijn onafhankelijkheid met betrekking tot de samenloop van de samenstellingsopdracht en de beoordelingsopdracht, voldoende maatregelen getroffen om de onafhankelijkheid te waarborgen. Klagers hebben niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene zich op onbehoorlijke wijze negatief heeft uitgelaten over één van de klagers. De klacht is derhalve in al haar onderdelen ongegrond.
Procedurenummer 14/3085 Wtra AK
Betrokkene heeft niet voldoende en geschikte controle-informatie verkregen ter onderbouwing van zijn verklaringen met name ten aanzien van de post “Nog te verrekenen inzake geleverde elektra en gas” en ten aanzien van de werking van de administratieve organisatie. Daarnaast heeft betrokkene de controle met een onvoldoende professioneel-kritische instelling uitgevoerd en afgerond. De Accountantskamer rekent betrokkene in dat kader aan dat hij duidelijke signalen van een gebrek aan integriteit van het bestuur niet nader onderzocht heeft, behoudens door zich te verstaan met dat bestuur. Onbegrijpelijk is het dat betrokkene, nadat het boetebesluit van de NMA in december 2011 bekend was geworden, vanwege het daaruit af te leiden gebrek aan integriteit van het bestuur geen, althans onvoldoende aanvullende controlemaatregelen heeft ingezet om met een verscherpte professioneel-kritische blik te beoordelen welke gevolgen hij daaraan zou moeten verbinden. Dit geldt in nog sterkere mate voor de controle van de jaarrekening van de moedermaatschappij omdat betrokkene toen ook op de hoogte was van de weigering van de aandeelhouders om de jaarrekening van de dochter vast te stellen en het bestuur decharge te verlenen, een onderzoek door Deloitte naar de jaarrekening van de dochter en een aanhangig gemaakte enqueteprocedure. In het voordeel van betrokkene wordt meegewogen dat hij uitzonderlijk lang op de beslissing van de Accountantskamer heeft moeten wachten, en dat hij zich vrijwillig als extern accountant uit het AFM-register heeft doen uitschrijven. Waarschuwing.
Procedurenummer 18/738 Wtra AK
Betrokkene is door de strafrechter veroordeeld vanwege (kort gezegd) het valselijk opmaken van goedkeurende controleverklaringen. Hij is tegen het vonnis van de strafrechter in hoger beroep gegaan. Tuchtrecht en strafrecht kunnen naast elkaar worden ingezet, omdat het gaat om verschillende normschendingen en het tucht- en het strafrecht verschillende doelen dienen. Er is daarom geen grond voor aanhouding van de tuchtprocedure totdat in de strafzaak onherroepelijk is beslist. Dat betrokkene zich niet vrij voelt om in de tuchtprocedure inhoudelijk verweer te voeren, leidt niet tot een ander oordeel. De omstandigheid dat klager (het OM) bij de onderhavige strafprocedure mogelijk ook een belang heeft dat niet samenvalt met de doelstelling van de tuchtrechtspraak, betekent op zichzelf en zonder meer nog niet dat sprake is van misbruik van tuchtrecht. Voldoende aannemelijk is geworden dat betrokkene onvoldoende en ongeschikte controle-informatie heeft verkregen bij de controle van een aantal posten in de jaarrekeningen (waaronder de bezoldiging van de bestuurder). Daardoor heeft hij geen deugdelijke grondslag verkregen voor de afgegeven controleverklaringen. De door klager aangevoerde omstandigheden (onder meer een omvangrijke en structurele geldstroom zonder dat daar facturen of schriftelijke contractuele verplichtingen tegenover stonden; een lening aan de bestuurder en een lening aan een andere entiteit waarvoor geen zekerheden zijn gesteld en waarop, hoewel dat wel was afgesproken, nooit is afgelost) vormen subjectieve indicatoren, waarin betrokkene aanwijzingen had moeten zien voor ongebruikelijke transacties zoals bedoeld in de Wwft. Voldoende aannemelijk is dat betrokkene een aandeel heeft gehad in het achteraf aanvullen van notulen van een vergadering van de Raad van Toezicht van de entiteit, zonder dat hij zich ervan vergewist heeft dat de onderwerpen die hij aandraagt, daadwerkelijk zijn besproken en dat daarover beslissingen zijn genomen. Daardoor heeft betrokkene meegewerkt aan het tot stand komen van onjuiste of onvolledige gegevens. Definitieve doorhaling voor drie jaar.
Procedurenummer 18/2053 Wtra AK
De Accountantskamer wijst het verzoek tot benoeming van een deskundige (art. 37 Wtra) af. Een rapportage van een deskundige is niet noodzakelijk om tot een oordeel te komen over de voorliggende klacht. In het tuchtrecht gaat het bovendien om het belang van een goede beroepsuitoefening door accountants. Het actief beëindigen van een conflict tussen partijen dient als zodanig geen tuchtrechtelijk doel en gaat dan ook de bevoegdheid van de Accountantskamer te buiten. Ook gaat het algemeen stelling nemen in een maatschappelijk debat het bestek van de tuchtrechtprocedure te buiten. Aan betrokkene is een opdracht gegeven om een juridische fusie te onderzoeken en daarover te rapporteren (art. 2:328 BW). Betrokkene heeft de opdracht geaccepteerd in de wetenschap dat hij geen ervaring had met complexe vraagstukken waarvan hier sprake was en heeft bij de opdrachtaanvaarding meerdere formele regels niet nageleefd. Verder is hij zich onvoldoende bewust geweest van mogelijke bedreigingen van het zich houden aan de fundamentele beginselen als gevolg van het ontstane en steeds hoger oplopende familieconflict. Bij de uitvoering van de opdracht is betrokkene teveel afgegaan op de informatieverstrekking door derden in plaats van zelf onderzoek te doen. Verder heeft betrokkene onvoldoende werkzaamheden verricht en op onzorgvuldige wijze gerapporteerd. Gelet op de grote financiële – en andere – belangen van de bij de herstructurering betrokken partijen wordt dit betrokkene aangerekend. Met de hiervoor omschreven gedragingen heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en met het conceptueel raamwerk als bedoeld in artikel 21 VGBA. Maatregel: tijdelijke doorhaling van één maand. Daarbij is meegewogen dat betrokkene op de zitting te kennen heeft gegeven dat hij heeft besloten niet langer assurance-opdrachten te zullen aanvaarden en verder dat aan hem niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.
Procedurenummer 18/1300 Wtra AK
Klachten over een door betrokkene vervaardigd partij-deskundigenrapport bedoeld ter ondersteuning en advisering van partijen die in een civiele procedure door een curator worden aangesproken, en waarin de curator zich mede heeft beroepen op een door hem ingebracht partij-deskundigenrapport. Klachten ongegrond.
Procedurenummer 18/2249 Wtra AK
Voor zover de klacht inhoudt dat de accountant zijn rol als adviseur van klager heeft misbruikt, is de klacht niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de driejaarstermijn. Voor het overige is de klacht ongegrond.
Procedurenummers 17/2371, 17/2372 en 17/2373 Wtra AK
Betrokkenen maken/maakten deel uit van het NBA-bestuur. Hen wordt verweten dat ze –kort samengevat- te zeer de belangen van de OOB-kantoren binnen het bestuur hebben nagestreefd en te weinig oog hebben gehad voor de belangen van de MKB-kantoren. Voor zover een dergelijke klacht al onder het bereik van het tuchtrecht ex art. 42 Wab zou vallen, is de klacht ongegrond. In de klacht wordt niet geconcretiseerd noch onderbouwd voor welke individuele bijdragen van betrokkenen zij persoonlijk verantwoordelijk worden gehouden.
Procedurenummer 18/2218 Wtra AK
Voortzetten gelegd executoriaal beslag door betrokkene op pensioenuitkering klager is doorgaand gedrag en heeft gedeeltelijk plaatsgevonden binnen de termijn van drie jaar voor het indienen van de klacht. Klacht gegrond. Beslaglegging vloeit voort uit niet houdbaar civielrechtelijk standpunt over grondslag vordering betrokkene op klager, mede omdat betrokkene kon vermoeden dat klager psychische klachten had toen hij brief schreef waarop betrokkene zijn civielrechtelijke standpunt baseerde. Waarschuwing.
Procedurenummer 17/1482 Wtra AK
Klacht curatoren (ingediend op 10 juli 2017) over het ten onrechte afgeven op 15 juli 2011 van een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening over 2010 van een vastgoedconcern (gefailleerd op 23 november 2012) en over het vergaren van (onvoldoende/geschikte) controle-informatie bij de controle van het bestuursverslag en een groot aantal posten op de balans. Bij indienen klacht is de termijn van zes jaar in artikel 22 Wtra (oud) niet overschreden en ook niet de termijn van drie jaar. Of de termijn van zes jaar is overschreden is onderwerp van ambtshalve toetsing door de Accountantskamer, gezien de aard van de regel, die beschouwd moet worden als een bepaling van openbare orde. Bekendheid van klagers (als curatoren) met (posten in) de jaarrekening, het bestuursverslag, de goedkeurende controleverklaring en de administraties van de failliete vennootschappen houdt niet in dat klagers ook kennis droegen van alle gegevens die door betrokkene in aanmerking zijn genomen bij de controle en van de afwegingen en de beoordeling die betrokkene aan de hand van die gegevens heeft gemaakt, laat staan dat klagers daaraan enig vermoeden van tekortschieten bij die controle en bij het vastleggen van die gegevens en afwegingen in het controledossier konden ontlenen. Klacht in (vrijwel) alle onderdelen gegrond. Niet alle gegevens waarvan betrokkene in het verweerschrift stelt dat hij die in aanmerking heeft genomen bij zijn beoordeling van de aanvaardbaarheid van (de verwerking en de schatting van) posten op de jaarrekening, zijn (voldoende duidelijk) opgenomen in het controledossier. Betrokkene heeft naar voren gebracht dat de “interpretatie” van de Standaarden sinds 2010 stringenter is geworden en dat destijds nog niet was vereist dat elke overweging in het controledossier werd vastgelegd. De Accountantskamer kan betrokkene hierin niet volgen. Er is geen enkele reden om het verplichtend karakter van de voorschriften van de NVCOS te laten afhangen van het tijdsgewricht waarin het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd, heeft plaatsgevonden. Tijdelijke doorhaling voor een termijn van drie maanden, mede gelet op de lange duur van de klachtprocedure.
Procedurenummer 18/1236 Wtra AK
Betrokkene is advocaat en accountant. Klager en zijn zus zijn elk voor 50% houder van de aandelen in klaagster. Betrokkene treedt op als raadsman van de zus van klager en vertegenwoordigt haar in verschillende gerechtelijke procedures tussen haar en klager over het testament van hun vader die onder meer betrekking hebben op de waardering van het aandelenpakket in klaagster. Verder heeft betrokkene de zus bijgestaan in de klachtprocedure tegen de accountant die op verzoek van klager een rapport heeft uitgebracht over de waardering van het aandelenpakket. Klagers verwijten betrokkene dat hij op oneigenlijke wijze financiële en andere informatie over klaagster in handen heeft gekregen en deze in verschillende procedures gebruikt. Daarnaast wordt aan betrokkene verweten dat zijn werkwijze als raadsman van de zus een vlotte en harmonieuze uitvoering van de laatste wil van vader verhindert en tot verstoring van de familieverhoudingen leidt. Het eerste klachtonderdeel is ongegrond nu het verwijt niet aannemelijk is gemaakt. Het tweede klachtonderdeel heeft betrekking op het handelen of nalaten van een accountant/advocaat in de vorm van stellingen die hij als advocaat, en derhalve als behartiger van uitsluitend de belangen van zijn cliënte, namens zijn cliënte naar voren heeft gebracht in een procedure. De Accountantskamer heeft daarom aangesloten bij haar jurisprudentie inzake het door een accountant in zijn eigen zakelijke betrekkingen innemen van civielrechtelijke standpunten. Het klachtonderdeel is ongegrond, nu niet aannemelijk is gemaakt dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan het bewust innemen van onjuiste of misleidende standpunten en (daarmee) de voortgang in de gesprekken tussen klager en diens zus (bewust) heeft vertraagd.
Procedurenummer 18/978 Wtra AK
Surinaamse zaak. Betrokkene spreekt met de minister van volksgezondheid af dat hij naast zijn salaris als directeur van het ziekenhuis, waarvan de hoogte wettelijk vast lag, een vaste maandelijkse vergoeding mocht declareren voor consultancywerkzaamheden, die hij niet extra verrichtte. Deze handelwijze, die er op duidt dat betrokkene voor zijn directeurschap in strijd met de geldende salarisvoorschriften de facto een (hoger) salaris ontving en accepteerde, levert naar het oordeel van de Accountantskamer strijd op met het fundamentele beginsel van integriteit dat vergt dat een accountant eerlijk en oprecht optreedt. In zoverre is de klacht gegrond.
Indien een klager een gemotiveerde en gesubstantieerde klacht verwoordt, die niet op voorhand onaannemelijk is, mag van een accountant in beginsel worden gevergd dat hij medewerking verleent aan voormeld onderzoek door de tuchtrechter, ook indien dat inhoudt bespreking van informatie die als vertrouwelijk in voormelde zin kan worden aangemerkt en/of overlegging van bescheiden van de opdrachtgever van de accountant vergt. Deze gehoudenheid gaat echter niet zover dat de in een tuchtprocedure aangesproken accountant zonder meer alle gegevens dient te openbaren en/of alle bescheiden dient in te brengen die in verband kunnen worden gebracht met de klacht. Hoever deze gehoudenheid strekt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, daaronder begrepen de belangen die met de klacht en met de vertrouwelijkheid zijn gemoeid. Daarbij geldt dat het aan de accountant die zich op zijn beroepsgeheim beroept, is om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken die dat beroep kunnen dragen. In casu zijn deze klachtonderdelen onvoldoende onderbouwd om van betrokkene te vergen dat hij een vertrouwelijk rapport, waarop de klacht van klaagster betrekking heeft maar die niet zijn opdrachtgever is, in het geding brengt.
Procedurenummer 18/1759 Wtra AK
Accountant verzorgt administratie, doet belastingaangiften en stelt jaarrekening vof op. Klacht over fouten in boekhouding en bij opstellen jaarrekening niet aannemelijk gemaakt. Te laat indienen bezwaarschriften tegen besluiten van de belastingdienst is niet aan betrokkene te wijten, omdat een van de vennoten niet tijdig heeft gereageerd op verzoek betrokkene besluiten aan haar te doen toekomen. Betrokkene heeft op enig moment klaagster laten weten dat zij de financiële stukken van klaagster pas wilde retourneren wanneer klaagster de openstaande facturen zou voldoen. Nadat de opvolgende accountant betrokkene erop had gewezen dat zij geen retentierecht had met betrekking tot de boekhouding van klaagster, is klaagster in de gelegenheid gesteld de stukken te komen ophalen. Dit verzuim is van te gering tuchtrechtelijk verwijt om deze klacht gegrond verklaren. Aannemelijk is dat betrokkene vrij snel heeft ingezien dat zij niet hoorde te weigeren financiële stukken af te geven. Bovendien is niet gesteld dat klaagster enig nadeel heeft ondervonden van de aanvankelijke weigering.
Procedurenummer 19/3 Wtra AK
De Accountantskamer is tot de conclusie gekomen dat betrokkene een verklaring heeft ondertekend voor bekendheid met de verrichte betalingen en bedoelingen, zonder dat hij de juistheid van de inhoud van die verklaring voldoende heeft geverifieerd, terwijl hij wist dat tussen klager en zijn echtgenote een geschil bestond en hij had moeten begrijpen dat er een reële kans bestond dat die verklaring in een juridische procedure tussen hen zou worden gebruikt. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene door onder deze omstandigheden de verklaring te ondertekenen, heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, professionaliteit, integriteit en objectiviteit. Oplegging van de maatregel van (tijdelijke) doorhaling zou onder deze omstandigheden passend zijn, maar nu betrokkene zich inmiddels heeft laten uitschrijven als accountant-administratieconsulent, is volstaan met oplegging van de maatregel van berisping.
Procedurenummer 19/213 Wtra AK
Vaktechnische/tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid van de accountant voor een onder zijn leiding werkzame medewerker ter zake werkzaamheden die tot het accountantsberoep behoren en waarbij de medewerker het contact met de cliënt onderhoudt. Invloed art. 14 VGBA. Niet waarschuwen cliënt waar dat wel nodig en mogelijk is. Klacht gegrond; waarschuwing.
Procedurenummer 18/2332 Wtra AK
Betrokkene is zakenpartner geworden van een voormalige cliënt en daarbij betrokken partijen. De samenwerkingsovereenkomst is meer dan 6 jaar geleden gesloten. Thans vraagt betrokkene nakoming van door de betrokken partijen bij die overeenkomst aangegane verplichtingen. Klachten rondom het aangaan en de inhoud van die overeenkomst stuiten af op de 6-jaarstermijn van art. 22 Wtra oud. Er gaat geen nieuwe termijn van zes jaar gelden, vanaf het moment dat betrokkene zijn wederpartijen aan nakoming van die overeenkomst houdt. In zoverre is de klacht niet-ontvankelijk. Voor het overige is de klacht ongegrond.Betrokkene is zakenpartner geworden van een voormalige cliënt en daarbij betrokken partijen. De samenwerkingsovereenkomst is meer dan 6 jaar geleden gesloten. Thans vraagt betrokkene nakoming van door de betrokken partijen bij die overeenkomst aangegane verplichtingen. Klachten rondom het aangaan en de inhoud van die overeenkomst stuiten af op de 6-jaarstermijn van art. 22 Wtra oud. Er gaat geen nieuwe termijn van zes jaar gelden, vanaf het moment dat betrokkene zijn wederpartijen aan nakoming van die overeenkomst houdt. In zoverre is de klacht niet-ontvankelijk. Voor het overige is de klacht ongegrond.
Procedurenummers 18/674, 18/675, 18/676 en 18/677 Wtra AK
Klacht over het aangaan door accountants van een managementovereenkomst met een non-concurrentie- en een relatiebeding met een accountant ongegrond. Volgens klager wordt de accountant beperkt in zijn vrijheid om de kantoororganisatie te verlaten. Dat is in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit en daardoor wordt het accountantsberoep in diskrediet gebracht. Het overeenkomen van bedingen zoals deze is niet ongebruikelijk. Alleen onder zeer bijzondere omstandigheden kan dit handelen worden gekwalificeerd als niet eerlijk of oprecht optreden of als handelen waardoor het accountantsberoep in diskrediet wordt gebracht. Die omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. Klacht over mededeling op website accountants, waarop staat dat het kantoor voor alle mogelijke controlewerkzaamheden, waaronder de reguliere accountantscontrole op de jaarrekening, kan worden ingeschakeld, is gegrond. Deze informatie is onjuist, omdat het kantoor al jaren geen wettelijke controles meer uitvoert (maar klanten doorverwijst). Geen maatregel vanwege geringe tuchtrechtelijke relevantie en omdat betrokkenen de bewuste pagina op de website al enige tijd geleden spontaan hebben laten verwijderen.
Procedurenummer 18/1547 Wtra AK
Betrokkene heeft hangende zijn onderzoek in opdracht van twee bestuursleden van een stichting niet onderkend dat de betrokkenheid van bepaalde andere (rechts)personen bij de onderwerpen die het object van het onderzoek vormden, zodanig direct en intensief was, dat het onderzoek onvermijdelijk de positie en het functioneren van die andere (rechts)personen raakte. Vanaf het moment dat duidelijk werd dat het onderzoek die positie en dat functioneren raakte, was er geen sprake meer van een opdracht zoals bedoeld in NVCOS 4400, zoals betrokkene in twee conceptrapporten heeft vermeld, maar van een persoonsgericht onderzoek. De kwaliteit van een zodanig onderzoek en de deugdelijkheid van de grondslag van de uitkomsten ervan zijn vrijwel altijd gediend met het bieden van de mogelijkheid van wederhoor aan de persoon/personen die het object zijn (geworden) van het onderzoek. Betrokkene heeft hem die gelegenheid niet geboden. Dat is in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Betrokkene heeft ook het fundamentele beginsel van objectiviteit niet nageleefd doordat hij een van de andere bestuursleden van de hiervoor bedoelde stichting tot twee maal toe niet in de gelegenheid heeft gesteld zich uit te laten over de bevindingen in de twee conceptrapporten.
Procedurenummer 18/578 Wtra AK
Aan betrokkene wordt verweten dat een door hem samengestelde conceptjaarrekening op onderdelen niet juist is en dat hij meer onderzoek had moeten doen naar een aantal kostenposten. Dit klachtonderdeel is ongegrond omdat niet aannemelijk is geworden dat betrokkene op grondslag van paragraaf 32 van Standaard 4410 aanleiding had moeten zien om aanvullende of gecorrigeerde informatie te vragen. Klaagster heeft evenmin voldoende aannemelijk gemaakt dat betrokkene niet eerlijk en oprecht heeft opgetreden en niet objectief is geweest. Ook het op dit verwijt gebaseerde klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Procedurenummer 17/1230 Wtra AK
Rapportage als schade-expert, opgesteld door een accountant, is een professionele dienst, waarbij de accountant alle fundamentele beginselen in acht moet nemen. Ook al heeft betrokkene met onderhavige rapportage geen assurance verleend, toch diende hij zijn werkzaamheden onafhankelijk uit te voeren nu in zijn rapportage is opgenomen dat hij zijn onderzoek onafhankelijk zou uitvoeren. Ten onrechte heeft betrokkene in casu in zijn rapport niet aangegeven volgens welke set van regels hij zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd; voorts heeft hij nagelaten aan te geven dat hij geen assurance heeft willen verlenen. Hij heeft slechts in algemene bewoordingen aangegeven van welke informatie hij gebruik heeft gemaakt. Niet gebleken is van de door betrokkene toegezegde onafhankelijke opstelling. Hoor en wederhoor was in casu aangewezen; betrokkene heeft ten onrechte het verzoek van zijn opdrachtgever gevolgd om geen contact met klaagster daartoe op te nemen. Betrokkene heeft zijn conclusies, die leidde tot een aanzienlijke afwijking van de door klaagster gevorderde en door andere deskundigen ondersteunde hoogte van de schade, onvoldoende onderbouwd, waardoor zijn rapportage deugdelijke grondslag ontbeert. Voorts heeft betrokkene zich zonder nader onderzoek, welk onderzoek eenvoudig mogelijk was, negatief uitgelaten over rapportage van een beroepsgenoot. Zulks is in strijd met het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en getuigt ook van een zodanige partijdige houding dat betrokkene ook het beginsel van objectiviteit heeft overtreden. Klacht gegrond. Berisping.
Procedurenummer 18/999 Wtra AK
Vervolgklacht van de oorspronkelijke klagers en 1 nieuwe klager ter zake een feitencomplex waarover het CBb een beslissing heeft genomen tussen klagers (behalve de nieuwe klager) en betrokkene. Wat betreft onderdelen van de nieuwe klacht waarop reeds door de Accountantskamer en het CBb is beslist, worden de oorspronkelijke klagers o.g.v. het ‘ne bis in idem’ beginsel niet ontvankelijk verklaard. Ook de nieuwe klager is, bij gebreke aan belang, niet ontvankelijk in de klacht voor zover deze onderdelen in de vorige klacht al gegrond zijn verklaard. De Accountantskamer laat ‘expressis verbis’ de vraag open of een nieuwe klager alsnog een klacht mag indienen tegen in een andere klachtprocedure ongegrond verklaarde klacht. In de vorige klachtprocedure is reeds beslist dat betrokkene op een eerder tijdstip zijn samenstelwerkzaamheden t.a.v. onderneming A i.v.m. een vermoeden vanwege fraude had moeten neerleggen; in onderhavige klachtprocedure wordt hetzelfde geoordeeld voor onderneming B, dit vanwege de verwevenheid van het bestuurderschap van beide ondernemingen. Hij is daarna ook als accountant aanwezig geweest bij besprekingen over de verkoop van of het doen van investeringen door derden in onderneming B. Dit had hij moeten nalaten; hij zodoende ten onrechte vertrouwen naar potentiele investeerders gewekt. Herhaling van eerdere jurisprudentie wanneer een klacht over het innemen van (vermeend) onjuiste standpunten ter zitting gegrond is.
Procedurenummer 18/1574 Wtra AK
De klacht is deels niet-ontvankelijk vanwege overschrijding van de driejaarstermijn en voor het overige ongegrond, nu ten aanzien van één klachtonderdeel niet aannemelijk is geworden dat de werkzaamheden waarop het verwijt ziet onder verantwoordelijkheid van de accountant zijn verricht en ten aanzien van een ander klachtonderdeel niet aannemelijk is gemaakt dat de werkzaamheden niet of onjuist zijn verricht.
Procedurenummer 17/2627 Wtra AK
Beperkte administratieve werkzaamheden in een administratie waartoe de betrokkene geen toegang meer heeft. Van betrokkene kan onder de gegeven omstandigheden niet verwacht worden dat hij ter weerspreking van de klacht bewijsstukken uit die administratie overlegt. Klaagster heeft haar klacht onvoldoende aannemelijk gemaakt. Klacht ongegrond.