Uitspraken 25 juni 2019

Procedurenummers 17/2371, 17/2372 en 17/2373 Wtra AK
Betrokkenen maken/maakten deel uit van het NBA-bestuur. Hen wordt verweten dat ze –kort samengevat- te zeer de belangen van de OOB-kantoren binnen het bestuur hebben nagestreefd en te weinig oog hebben gehad voor de belangen van de MKB-kantoren. Voor zover een dergelijke klacht al onder het bereik van het tuchtrecht ex art. 42 Wab zou vallen, is de klacht ongegrond. In de klacht wordt niet geconcretiseerd noch onderbouwd voor welke individuele bijdragen van betrokkenen zij persoonlijk verantwoordelijk worden gehouden.

Uitspraken 14 juni 2019

Procedurenummer 18/2218 Wtra AK
Voortzetten gelegd executoriaal beslag door betrokkene op pensioenuitkering klager is doorgaand gedrag en heeft gedeeltelijk plaatsgevonden binnen de termijn van drie jaar voor het indienen van de klacht.  Klacht gegrond. Beslaglegging vloeit voort uit niet houdbaar civielrechtelijk standpunt over grondslag vordering betrokkene op klager, mede omdat betrokkene kon vermoeden dat klager psychische klachten had toen hij brief schreef waarop betrokkene zijn civielrechtelijke standpunt baseerde. Waarschuwing.

Uitspraken 7 juni 2019

Procedurenummer 17/1482 Wtra AK
Klacht curatoren (ingediend op 10 juli 2017) over het ten onrechte afgeven op 15 juli 2011 van een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening over 2010 van een vastgoedconcern (gefailleerd op 23 november 2012) en over het  vergaren van (onvoldoende/geschikte) controle-informatie bij de controle van het bestuursverslag en een groot aantal posten op de balans. Bij indienen klacht is de termijn van zes jaar in artikel 22 Wtra (oud) niet overschreden en ook niet de termijn van drie jaar. Of de termijn van zes jaar is overschreden is onderwerp van ambtshalve toetsing door de Accountantskamer, gezien de aard van de regel, die beschouwd moet worden als een bepaling van openbare orde. Bekendheid van klagers (als curatoren) met (posten in) de jaarrekening, het bestuursverslag, de goedkeurende controleverklaring en de administraties van de failliete vennootschappen houdt niet in dat klagers ook kennis droegen van alle gegevens die door betrokkene in aanmerking zijn genomen bij de controle en van de afwegingen en de beoordeling die betrokkene aan de hand van die gegevens heeft gemaakt, laat staan dat klagers daaraan enig vermoeden van tekortschieten bij die controle en bij het vastleggen van die gegevens en afwegingen in het controledossier konden ontlenen. Klacht in (vrijwel) alle onderdelen gegrond. Niet alle gegevens waarvan betrokkene in het verweerschrift stelt dat hij die in aanmerking heeft genomen bij zijn beoordeling van de aanvaardbaarheid van (de verwerking en de schatting van) posten op de jaarrekening, zijn (voldoende duidelijk) opgenomen in het controledossier. Betrokkene heeft naar voren gebracht dat de “interpretatie” van de Standaarden sinds 2010 stringenter is geworden en dat destijds nog niet was vereist dat elke overweging in het controledossier werd vastgelegd. De Accountantskamer kan betrokkene hierin niet volgen. Er is geen enkele reden om het verplichtend karakter van de voorschriften van de NVCOS te laten afhangen van het tijdsgewricht waarin het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd, heeft plaatsgevonden. Tijdelijke doorhaling voor een termijn van drie maanden, mede gelet op de lange duur van de klachtprocedure.

Procedurenummer 18/1236 Wtra AK
Betrokkene is advocaat en accountant. Klager en zijn zus zijn elk voor 50% houder van de aandelen in klaagster. Betrokkene treedt op als raadsman van de zus van klager en vertegenwoordigt haar in verschillende gerechtelijke procedures tussen haar en klager over het testament van hun vader die onder meer betrekking hebben op de waardering van het aandelenpakket in klaagster. Verder heeft betrokkene de zus bijgestaan in de klachtprocedure tegen de accountant die op verzoek van klager een rapport heeft uitgebracht over de waardering van het aandelenpakket. Klagers verwijten betrokkene dat hij op oneigenlijke wijze financiële en andere informatie over klaagster in handen heeft gekregen en deze in verschillende procedures gebruikt. Daarnaast wordt aan betrokkene verweten dat zijn werkwijze als raadsman van de zus een vlotte en harmonieuze uitvoering van de laatste wil van vader verhindert en tot verstoring van de familieverhoudingen leidt. Het eerste klachtonderdeel is ongegrond nu het verwijt niet aannemelijk is gemaakt. Het tweede klachtonderdeel heeft betrekking op het handelen of nalaten van een accountant/advocaat in de vorm van stellingen die hij als advocaat, en derhalve als behartiger van uitsluitend de belangen van zijn cliënte, namens zijn cliënte naar voren heeft gebracht in een procedure. De Accountantskamer heeft daarom aangesloten bij haar jurisprudentie inzake het door een accountant in zijn eigen zakelijke betrekkingen innemen van civielrechtelijke standpunten. Het klachtonderdeel is ongegrond, nu niet  aannemelijk is gemaakt dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan het bewust innemen van onjuiste of misleidende standpunten en (daarmee) de voortgang in de gesprekken tussen klager en diens zus (bewust) heeft vertraagd.

Uitspraken 29 mei 2019

Procedurenummer 18/978 Wtra AK
Surinaamse zaak. Betrokkene spreekt met de minister van volksgezondheid af dat hij naast zijn salaris als directeur van het ziekenhuis, waarvan de hoogte wettelijk vast lag, een vaste maandelijkse vergoeding mocht declareren voor consultancywerkzaamheden, die hij niet extra verrichtte. Deze handelwijze, die er op duidt dat betrokkene voor zijn directeurschap in strijd met de geldende salarisvoorschriften de facto een (hoger) salaris ontving en accepteerde, levert naar het oordeel van de Accountantskamer strijd op met het fundamentele beginsel van integriteit dat vergt dat een accountant eerlijk en oprecht optreedt. In zoverre is de klacht gegrond.

Indien een klager een gemotiveerde en gesubstantieerde klacht verwoordt, die niet op voorhand onaannemelijk is, mag van een accountant in beginsel worden gevergd dat hij medewerking verleent aan voormeld onderzoek door de tuchtrechter, ook indien dat inhoudt bespreking van informatie die als vertrouwelijk in voormelde zin kan worden aangemerkt en/of overlegging van bescheiden van de opdrachtgever van de accountant vergt. Deze gehoudenheid gaat echter niet zover dat de in een tuchtprocedure aangesproken accountant zonder meer alle gegevens dient te openbaren en/of alle bescheiden dient in te brengen die in verband kunnen worden gebracht met de klacht. Hoever deze gehoudenheid strekt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, daaronder begrepen de belangen die met de klacht en met de vertrouwelijkheid zijn gemoeid. Daarbij geldt dat het aan de accountant die zich op zijn beroepsgeheim beroept, is om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken die dat beroep kunnen dragen. In casu zijn deze klachtonderdelen onvoldoende onderbouwd om van betrokkene te vergen dat hij een vertrouwelijk rapport, waarop de klacht van klaagster betrekking heeft maar die niet zijn opdrachtgever is, in het geding brengt.

Procedurenummer 18/1759 Wtra AK
Accountant verzorgt administratie, doet belastingaangiften en stelt jaarrekening vof op. Klacht over fouten in boekhouding en bij opstellen jaarrekening niet aannemelijk gemaakt. Te laat indienen bezwaarschriften tegen besluiten van de belastingdienst is niet aan betrokkene te wijten, omdat een van de vennoten niet tijdig heeft gereageerd op verzoek betrokkene besluiten aan haar te doen toekomen. Betrokkene heeft op enig moment klaagster laten weten dat zij de financiële stukken van klaagster pas wilde retourneren wanneer klaagster de openstaande facturen zou voldoen. Nadat de opvolgende accountant betrokkene erop had gewezen dat zij geen retentierecht had met betrekking tot de boekhouding van klaagster, is klaagster in de gelegenheid gesteld de stukken te komen ophalen. Dit verzuim is van te gering tuchtrechtelijk verwijt om deze klacht gegrond verklaren. Aannemelijk is dat betrokkene vrij snel heeft ingezien dat zij niet hoorde te weigeren financiële stukken af te geven. Bovendien is niet gesteld dat klaagster enig nadeel heeft ondervonden van de aanvankelijke weigering.

Procedurenummer 19/3 Wtra AK
De Accountantskamer is tot de conclusie gekomen dat betrokkene een verklaring heeft ondertekend voor bekendheid met de verrichte betalingen en bedoelingen, zonder dat hij de juistheid van de inhoud van die verklaring voldoende heeft geverifieerd, terwijl hij wist dat tussen klager en zijn echtgenote een geschil bestond en hij had moeten begrijpen dat er een reële kans bestond dat die verklaring in een juridische procedure tussen hen zou worden gebruikt. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene door onder deze omstandigheden de verklaring te ondertekenen, heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, professionaliteit, integriteit en objectiviteit. Oplegging van de maatregel van (tijdelijke) doorhaling zou onder deze omstandigheden passend zijn, maar nu betrokkene zich inmiddels heeft laten uitschrijven als accountant-administratieconsulent, is volstaan met oplegging van de maatregel van berisping.

Procedurenummer 19/213 Wtra AK
Vaktechnische/tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid van de accountant voor een onder zijn leiding werkzame medewerker ter zake werkzaamheden die tot het accountantsberoep behoren en waarbij de medewerker het contact met de cliënt onderhoudt. Invloed art. 14 VGBA. Niet waarschuwen cliënt waar dat wel nodig en mogelijk is. Klacht gegrond; waarschuwing.

Uitspraken 20 mei 2019

Procedurenummer 18/2332 Wtra AK
Betrokkene is zakenpartner geworden van een voormalige cliënt en daarbij betrokken partijen. De samenwerkingsovereenkomst is meer dan 6 jaar geleden gesloten. Thans vraagt betrokkene nakoming van door de betrokken partijen bij die overeenkomst aangegane verplichtingen. Klachten rondom het aangaan en de inhoud van die overeenkomst stuiten af op de 6-jaarstermijn van art. 22 Wtra oud. Er gaat geen nieuwe termijn van zes jaar gelden, vanaf het moment dat betrokkene zijn wederpartijen aan nakoming van die overeenkomst houdt. In zoverre is de klacht niet-ontvankelijk. Voor het overige is de klacht ongegrond.Betrokkene is zakenpartner geworden van een voormalige cliënt en daarbij betrokken partijen. De samenwerkingsovereenkomst is meer dan 6 jaar geleden gesloten. Thans vraagt betrokkene nakoming van door de betrokken partijen bij die overeenkomst aangegane verplichtingen. Klachten rondom het aangaan en de inhoud van die overeenkomst stuiten af op de 6-jaarstermijn van art. 22 Wtra oud. Er gaat geen nieuwe termijn van zes jaar gelden, vanaf het moment dat betrokkene zijn wederpartijen aan nakoming van die overeenkomst houdt. In zoverre is de klacht niet-ontvankelijk. Voor het overige is de klacht ongegrond.

Uitspraken 17 mei 2019

Procedurenummers 18/674, 18/675, 18/676 en 18/677 Wtra AK
Klacht over het aangaan door accountants van een managementovereenkomst met een non-concurrentie- en een relatiebeding met een accountant ongegrond. Volgens klager wordt de accountant beperkt in zijn vrijheid om de kantoororganisatie te verlaten. Dat is in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit en daardoor wordt het accountantsberoep in diskrediet gebracht. Het overeenkomen van bedingen zoals deze is niet ongebruikelijk. Alleen onder zeer bijzondere omstandigheden kan dit handelen worden gekwalificeerd als niet eerlijk of oprecht optreden of als handelen waardoor het accountantsberoep in diskrediet wordt gebracht. Die omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. Klacht over mededeling op website accountants, waarop staat dat het kantoor voor alle mogelijke controlewerkzaamheden, waaronder de reguliere accountantscontrole op de jaarrekening, kan worden ingeschakeld, is gegrond. Deze informatie is onjuist, omdat het kantoor al jaren geen wettelijke controles meer uitvoert (maar klanten doorverwijst). Geen maatregel vanwege geringe tuchtrechtelijke relevantie en omdat betrokkenen de bewuste pagina op de website al enige tijd geleden spontaan hebben laten verwijderen.

Procedurenummer 18/1547 Wtra AK
Betrokkene heeft hangende zijn onderzoek in opdracht van twee bestuursleden van een stichting niet onderkend dat de betrokkenheid van bepaalde andere (rechts)personen bij de onderwerpen die het object van het onderzoek vormden, zodanig direct en intensief was, dat het onderzoek onvermijdelijk de positie en het functioneren van die andere (rechts)personen raakte. Vanaf het moment dat duidelijk werd dat het onderzoek die positie en dat functioneren raakte, was er geen sprake meer van een opdracht zoals bedoeld in NVCOS 4400, zoals betrokkene in twee conceptrapporten heeft vermeld, maar van een persoonsgericht onderzoek. De kwaliteit van een zodanig onderzoek en de deugdelijkheid van de grondslag van de uitkomsten ervan zijn vrijwel altijd gediend met het bieden van de mogelijkheid van wederhoor aan de persoon/personen die het object zijn (geworden) van het onderzoek. Betrokkene heeft hem die gelegenheid niet geboden. Dat is in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Betrokkene heeft ook het fundamentele beginsel van objectiviteit niet nageleefd doordat hij een van de andere bestuursleden van de hiervoor bedoelde stichting tot twee maal toe niet in de gelegenheid heeft gesteld zich uit te laten over de bevindingen in de twee conceptrapporten.

Uitspraken 13 mei 2019

Procedurenummer 18/578 Wtra AK
Aan betrokkene wordt verweten dat een door hem samengestelde conceptjaarrekening op onderdelen niet juist is en dat hij meer onderzoek had moeten doen naar een aantal kostenposten. Dit klachtonderdeel is ongegrond omdat niet aannemelijk is geworden dat betrokkene op grondslag van paragraaf 32 van Standaard 4410 aanleiding had moeten zien om aanvullende of gecorrigeerde informatie te vragen. Klaagster heeft evenmin voldoende aannemelijk gemaakt dat betrokkene niet eerlijk en oprecht heeft opgetreden en niet objectief is geweest. Ook het op dit verwijt gebaseerde klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Uitspraken 10 mei 2019

Procedurenummer 17/1230 Wtra AK
Rapportage als schade-expert, opgesteld door een accountant, is een professionele dienst, waarbij de accountant alle fundamentele beginselen in acht moet nemen. Ook al heeft betrokkene met onderhavige rapportage geen assurance verleend, toch diende hij zijn werkzaamheden onafhankelijk uit te voeren nu in zijn rapportage is opgenomen dat hij zijn onderzoek onafhankelijk zou uitvoeren. Ten onrechte heeft betrokkene in casu in zijn rapport niet aangegeven volgens welke set van regels hij zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd; voorts heeft hij nagelaten aan te geven dat hij geen assurance heeft willen verlenen. Hij heeft slechts in algemene bewoordingen aangegeven van welke informatie hij gebruik heeft gemaakt. Niet gebleken is van de door betrokkene  toegezegde onafhankelijke opstelling. Hoor en wederhoor was in casu aangewezen; betrokkene heeft ten  onrechte het verzoek van zijn opdrachtgever gevolgd om geen contact met klaagster daartoe op te nemen. Betrokkene heeft zijn conclusies, die leidde tot een aanzienlijke afwijking van de door klaagster gevorderde en door andere deskundigen ondersteunde hoogte van de schade, onvoldoende onderbouwd, waardoor zijn rapportage deugdelijke grondslag ontbeert. Voorts heeft betrokkene zich zonder nader onderzoek, welk onderzoek eenvoudig mogelijk was, negatief uitgelaten over rapportage van een beroepsgenoot. Zulks is in strijd met het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en getuigt ook van een zodanige partijdige houding dat betrokkene ook het beginsel van objectiviteit heeft overtreden. Klacht gegrond. Berisping.

Procedurenummer 18/999 Wtra AK
Vervolgklacht van de oorspronkelijke klagers en 1 nieuwe klager ter zake een feitencomplex waarover het CBb een beslissing heeft genomen tussen klagers (behalve de nieuwe klager) en betrokkene. Wat betreft onderdelen van de nieuwe klacht waarop reeds door de Accountantskamer en het CBb is beslist, worden de oorspronkelijke klagers o.g.v. het ‘ne bis in idem’ beginsel niet ontvankelijk verklaard. Ook de nieuwe klager is, bij gebreke aan belang, niet ontvankelijk in de klacht voor zover deze onderdelen in de vorige klacht al gegrond zijn verklaard. De Accountantskamer laat ‘expressis verbis’ de vraag open of een nieuwe klager alsnog een klacht mag indienen tegen in een andere klachtprocedure ongegrond verklaarde klacht. In de vorige klachtprocedure is reeds beslist dat betrokkene op een eerder tijdstip zijn samenstelwerkzaamheden t.a.v. onderneming A i.v.m. een vermoeden vanwege fraude had moeten neerleggen; in onderhavige klachtprocedure wordt hetzelfde geoordeeld voor onderneming B, dit vanwege de verwevenheid van het bestuurderschap van beide ondernemingen. Hij is daarna ook als accountant aanwezig geweest bij besprekingen over de verkoop van of het doen van investeringen door derden in onderneming B. Dit had hij moeten nalaten; hij zodoende ten onrechte vertrouwen naar potentiele investeerders gewekt. Herhaling van eerdere jurisprudentie wanneer een klacht over het innemen van (vermeend) onjuiste standpunten ter zitting gegrond is.

Procedurenummer 18/1574 Wtra AK
De klacht is deels niet-ontvankelijk vanwege overschrijding van de driejaarstermijn en voor het overige ongegrond, nu ten aanzien van één klachtonderdeel niet aannemelijk is geworden dat de werkzaamheden waarop het verwijt ziet onder verantwoordelijkheid van de accountant zijn verricht en ten aanzien van een ander klachtonderdeel niet aannemelijk is gemaakt dat de werkzaamheden niet of onjuist zijn verricht.

Uitspraken 3 mei 2019

Procedurenummer 17/2627 Wtra AK
Beperkte administratieve werkzaamheden in een administratie waartoe de betrokkene geen toegang meer heeft. Van betrokkene kan onder de gegeven omstandigheden niet verwacht worden dat hij ter weerspreking van de klacht bewijsstukken uit die administratie overlegt. Klaagster heeft haar klacht onvoldoende aannemelijk gemaakt. Klacht ongegrond.

Uitspraken 29 april 2019

Procedurenummer 18/606 Wtra AK
De klacht waarin aan betrokkene onder meer wordt verweten dat hij opdrachten heeft aanvaard en uitgevoerd, niet tijdig een Wwft-melding heeft gedaan en zich niet toetsbaar heeft opgesteld, is in al haar onderdelen ongegrond.

Procedurenummers 18/1391 t/m 18/1396 Wtra AK
Klagers zijn in dienst geweest van de maatschap waarvan betrokkenen lid zijn of zijn geweest. Bij de civiele rechter wordt tussen klagers en drie van de betrokkenen een schadestaatprocedure gevoerd over de hoogte van de schade die klagers hebben geleden ten gevolge van het inbrengen van het onder de (gematigde) eindloonregeling opgebouwde pensioenkapitaal in een nieuwe pensioenregeling. In deze procedure is nog geen vonnis gewezen. Klagers verwijten betrokkenen dat zij meerdere fundamentele beginselen hebben geschonden bij de afwikkeling van de schade door onder meer geen voorschot op het vastgestelde pensioentekort vast te stellen en in de onderhandelingen geen constructief tegenvoorstel te doen. De klacht is ongegrond. Volgens vaste jurisprudentie van de Accountantskamer staat het een accountant immers in beginsel vrij om in zijn zakelijke betrekkingen, ook in rechtsgedingen, een (civielrechtelijk) standpunt in te nemen en zal slechts onder bijzondere omstandigheden een klacht over een daarin ingenomen (civielrechtelijk) standpunt slagen. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden.

Uitspraken 15 april 2019

Procedurenummer 18/724 Wtra AK
De accountant heeft de jaarrekening over 2014 van een woningcorporatie gecontroleerd. Gezien het materiële belang van de waardering van (kort gezegd) het onroerend goed en de gevolgen daarvan voor zowel de balans als het resultaat, mag niet licht worden gedacht over de noodzaak om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen voor de beoordeling van die waardering. De accountant heeft weliswaar enige stukken uit het controledossier overgelegd, maar deze zijn zeer beperkt in aantal en maken niet inzichtelijk op welke wijze hij de controle heeft aangepakt en uitgevoerd. De accountant heeft weliswaar de verwachte huuropbrengsten vergeleken met de daadwerkelijke huuropbrengsten, maar nu niet duidelijk is geworden waarop die verwachte huuropbrengsten gebaseerd zijn, kan aan de conclusie dat de daadwerkelijke opbrengsten binnen de verwachte grens liggen, geen waarde worden toegekend. Verder heeft de accountant het door klaagster aangevoerde onderscheid tussen bedrijfs-, maatschappelijk en zorg onroerend goed gebagatelliseerd en is hij niet nagegaan of dit onderscheid bestaat en of dit voor de waardebepaling van belang is. Inzake de volledigheid van de vastgoedportefeuille heeft de accountant verwezen naar een overzicht waarbij de vastgoedadministratie wordt vergeleken met de opgelegde aanslagen onroerende zaakbelasting. Daargelaten dat uit voormeld overzicht niet kan worden afgeleid wat de accountant heeft gecontroleerd, is de Accountantskamer van oordeel dat een enkele controle op totalen bij een dergelijke vastgoedportefeuille te beperkt is. Betrokkene heeft van een aantal overige in zijn verweerschrift omschreven controlewerkzaamheden geen enkele productie overgelegd, zodat de Accountantskamer deze werkzaamheden reeds op die grond niet in haar beoordeling kan betrekken. Schending van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Maatregel: berisping.

Uitspraken 10 april 2019

Procedurenummers 17/2473, 2474, 2475 en 2476 Wtra AK
Wrakingsverzoek te laat, want na einduitspraak gedaan. Dat de kamer een voorgenomen hersteluitspraak van een kennelijke fout heeft aangekondigd, doet daar niet aan af.

Uitspraken 8 april 2019

Procedurenummer 18/1806 Wtra AK
Betrokkene heeft zich niet gerealiseerd dat een overeenkomst van geldlening met een cliënt, waarbij betrokkene het geld verstrekte, een bedreiging van zijn objectiviteit vormde en heeft geen waarborgen getroffen om de bedreiging van zijn objectiviteit als accountant weg te nemen dan wel om deze tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. 
Verder is aannemelijk geworden dat betrokkene zijn cliënt heeft geadviseerd over mogelijk frauduleuze handelingen en zich aldus ongepast heeft laten beïnvloeden door de wens van zijn cliënt om met een (gefingeerde) tegenvordering de rekening-courantschuld van de cliënt aan diens C.V. te verminderen. 
Schending van het conceptueel raamwerk en de fundamentele beginselen van objectiviteit, van integriteit, van professioneel gedrag en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Maatregel: tijdelijke doorhaling voor de duur van drie maanden.

Uitspraken 29 maart 2019

Procedurenummer 18/932 Wtra AK
Klacht over handelen accountant (verduisteren gelden) bij het doen van de administratie van de ouders/de moeder van de accountant is gedeeltelijk niet-ontvankelijk omdat dit handelen voor 1 januari 2013 als privé-handelen moet worden aangemerkt. Ditzelfde handelen valt na 1 januari 2013 wel onder de reikwijdte van het tuchtrecht. Klacht over handelen als executeur van de nalatenschappen ook ontvankelijk. Klachten voor zover ontvankelijk ongegrond want onvoldoende aannemelijk gemaakt.

Procedurenummer 18/2082 Wtra AK
Klacht over uitlatingen betrokkene die namens hem zijn gedaan in een civiele procedure (die uitlatingen zijn in strijd met de waarheid en in strijd met wat betrokkene in een andere zaak op een eerdere zitting van de Accountantskamer heeft verklaard). Klacht valt onder de reikwijdte van het tuchtrecht, zoals bepaald in artikel 42 van de Wab (ten aanzien van zijn beroepsuitoefening). Innemen van een standpunt in een civielrechtelijke procedure door een accountant is alleen in strijd met de fundamentele beginselen als het bewust onjuist of misleidend en dus te kwader trouw is gebeurd of naar zijn aard moet worden beschouwd als het accountantsberoep in diskrediet brengend. Dat is hier niet aannemelijk geworden. Klacht ongegrond.

Uitspraken 22 maart 2019

Procedurenummers 17/2473, 17/2474, 17/2475 en 17/2476 Wtra AK
Opnieuw klagen over zelfde feitencomplex als in eerdere klacht niet-ontvankelijk wegens strijd met de goede tuchtprocesorde. Klacht over onwaarheden in vorige procedure ongegrond, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat betrokkenen zich in processtukken of ter zitting bewust misleidend hebben uitgelaten, waardoor de tuchtrechter op het verkeerde been zou zijn gezet.

Uitspraken 15 maart 2019

Procedurenummer 18/698 Wtra AK
De klacht is niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de driejaarstermijn als bedoeld in artikel 22, eerste lid Wtra (oud).

Procedurenummer 18/805 Wtra AK
De klacht ziet op de controle door betrokkene van de jaarrekening van een stichting die onderwijs aanbiedt op ruim dertig scholen. Klager verwijt betrokkene, samengevat weergegeven, dat hij a) het jaarverslag ten onrechte heeft goedgekeurd, b) zich niet integer heeft gedragen, c) heeft geprobeerd klager te intimideren en d) in strijd heeft gehandeld met het Onderwijsaccountantprotocol. De klacht is in al haar onderdelen ongegrond.

Procedurenummer 18/1122 Wtra AK
De klacht is in al haar onderdelen niet-ontvankelijk in verband met overschrijding van de zesjaarstermijn respectievelijk driejaarstermijn als bedoeld in artikel 22, eerste lid Wtra (oud).

Procedurenummer 18/1865 Wtra AK
Opinie geschreven op verzoek advocaat van vrouw die is ingebracht in procedure over te betalen alimentatie. Opinie behelst een conclusie over de mogelijkheid om dividend uit te keren en ontbeert in vele opzichten een deugdelijke grondslag. Dat levert schending van het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid op. Verder geen voldoende waarborgen getroffen voor het naleven van het beginsel van objectiviteit (de vrouw is een vriendin van de echtgenote van de accountant). Geen enkel besef van de onjuistheid van het handelen getoond. Betrokkene hecht kennelijk ook geen enkel belang aan het naleven van de gedragsregels. Tijdelijke doorhaling voor drie maanden.

Uitspraken 4 maart 2019

Procedurenummers 18/137 en 18/138 Wtra AK
Klacht grotendeels niet ontvankelijk wegen verstrijken van de 3-jaarstermijn. Klacht gegrond voor zover de samenstellend accountant zich niet voor het afgeven van de samenstellingsverklaring ervan verwittigd heeft dat de voorgenomen dividenduitkering krachtens art. 2:216, tweede lid BW de goedkeuring had van het bestuur van de vennootschap.
Klacht grotendeels niet ontvankelijk wegen verstrijken van de 3-jaarstermijn. Klacht gegrond voor zover de samenstellend accountant zich niet voor het afgeven van de samenstellingsverklaring ervan verwittigd heeft dat de voorgenomen dividenduitkering krachtens art. 2:216, tweede lid BW de goedkeuring had van het bestuur van de vennootschap.

Uitspraken 1 maart 2019

Procedurenummer 18/807 Wtra AK
Betrokkene heeft een collega zonder opdracht of vergoeding (in beperkte mate) bijgestaan bij haar echtscheiding van klager. Klager verwijt betrokkene dat deze de werkzaamheden voor zijn collega niet heeft gestaakt nadat deze collega hem e-mails had toegezonden die zij zonder medeweten en toestemming uit de mailbox van klager had gekopieerd. Deze klacht is ongegrond nu betrokkene de inhoud van deze e-mails niet heeft gebruikt maar zijn collega heeft gewaarschuwd dat zij niet meer in de mailbox moest kijken en geen mails daaruit mocht doorsturen. Doordat betrokkene de mailberichten niet bij het verlenen van de professionele dienst heeft gebruikt, is immers geen bedreiging voor het zich houden aan de fundamentele beginselen ontstaan, zodat betrokkene geen maatregel als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de VGBA hoefde te nemen en vast te leggen, laat staan zijn bijstand aan zijn collega te staken.

Uitspraken 25 februari 2019

Procedurenummers 18/1091 en 18/1092 Wtra AK
Klacht over rapport uitgebracht op verzoek curator over overname van een (later gefailleerde) onderneming. Rapport wordt gebruikt (in weerwil van verbod om het aan derden ter beschikking te stellen) in civiele procedure ter onderbouwing vordering tegen verkoper onderneming. Over inhoud en wijze van totstandkoming rapport wordt te laat geklaagd. Klacht dat betrokkenen eerdere fouten niet hebben gecorrigeerd is tijdig ingediend en gegrond. Betrokkenen hebben niet onderkend dat zij een persoonsgericht onderzoek hebben verricht. Zij hadden daarom de verkoper van de onderneming moeten horen alvorens het rapport op te stellen. Bevindingen betrokkenen in rapport berusten niet op deugdelijke grondslag. Grondslag moet uit rapport zelf blijken. In het rapport wordt omschreven welke beoordelingsmaatstaf betrokkenen hebben aangelegd bij het onderbouwen van hun bevindingen en hun conclusie. Berisping.

Uitspraken 22 februari 2019

Procedurenummer 18/736 Wtra AK
Klacht deels niet-ontvankelijk wegens overschrijding drie- en zesjaarstermijn. Ontvankelijk deel van de klacht ziet op de aangifte inkomstenbelasting 2013. Betrokkene heeft de door klagers overlegde gegevens niet, dan wel onvoldoende geverifieerd, en heeft zich er zodoende onvoldoende van vergewist dat hij een juiste aangifte inzond. Klacht op dit punt gegrond, voor het overige ongegrond. Maatregel: waarschuwing.

Uitspraken 15 februari 2019

Procedurenummer 18/668 Wtra AK
Rapport in opdracht NMa naar aanleiding van beroep klaagster op hardheidsclausule om te beoordelen of voorgenomen boete waarschijnlijk het faillissement van klaagster tot gevolg zal hebben. Op de opdracht tot een zodanig rapport is geen enkele standaard van de NVCOS van toepassing. Onder de gegeven omstandigheden mocht betrokkene het rapport opstellen zonder eerst klaagster te horen. Dat laat onverlet dat het rapport wel op een deugdelijke grondslag moet berusten. Dat is niet het geval. Een deel van de informatie waarop betrokkene zijn bevindingen heeft gebaseerd en veronderstellingen waarvan betrokkene is uitgegaan, zijn niet opgenomen in het rapport. Waarschuwing.

Uitspraken 8 februari 2019

Procedurenummer 18/1093 Wtra AK
Klaagster verwijt betrokkene onder andere dat hij ten onrechte een goedkeurende verklaring van onwaarde heeft verklaard, dat hij rechtens onjuiste conclusies van de Onderwijsinspectie klakkeloos heeft overgenomen en dat hij er daarbij volledig aan voorbij is gegaan dat klaagster rechtshandelingen heeft verricht na advisering door betrokkene. De Accountantskamer heeft de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard.

Uitspraken 1 februari 2019

Procedurenummers 17/2151 en 17/2152 Wtra AK
Klacht over controle van de post goodwill (samenhangend met in- en uittreding van een of meer aandeelhouders) in de jaarrekening 2011 gegrond. In geen van de documenten uit het controledossier waarnaar betrokkene 1) ter onderbouwing van zijn verweer verwijst, is expliciet vastgelegd op grond van welke gegevens en afwegingen hij het opnemen van goodwill aanvaardbaar heeft geacht. Een document behelst alleen de blote mededeling dat de post immateriële activa geen intern gegenereerde goodwill omvat. In geen van de documenten staat wat de algemeen heersende opvatting is over de verwerking van goodwill in een context zoals die bij de entiteit, waarom die opvatting als de algemeen heersende moet worden beschouwd en evenmin waarom aan die opvatting zoveel gezag toegekend moet worden dat ze een goede reden oplevert om af te wijken van het uitgangspunt neergelegd in RJ 115.107 (bij het opstellen van de jaarrekening dient de economische realiteit van transacties te worden gevolgd). Betrokkene (1) heeft verder bij de controle van de afschrijving van de goodwill geen van de stappen voorgeschreven in NVCOS 540 uitgevoerd. Wat hij wel heeft gedaan en vastgelegd in het dossier, kan niet worden gezien als een beoordeling van de gegevens en het onderzoek naar de veronderstellingen, waarop de schatting is gebaseerd. Betrokkene 2) had de dagelijkse leiding over het controleteam en is daarom in dezelfde mate tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de werkzaamheden in het kader van de controle van de jaarrekening over 2011 en de vastlegging daarvan. Klacht over dividenduitkeringen gedaan in 2012 gegrond. Die uitkeringen vormden bij de controle van de jaarrekening over dat jaar, waarbij een afkeurende controleverklaring was gegeven vanwege de verwerking van goodwill voortvloeiend uit de in- en uittreding van een of meer aandeelhouders, een omstandigheid die gerede twijfel kon doen ontstaan over de juistheid van de gehanteerde continuïteitsveronderstelling. Betrokkene 2) heeft dat ten onrechte niet onderkend.

Procedurenummer 17/2574 Wtra AK
Controle van het vormen van een voorziening voor groot onderhoud van sportvelden. Betrokkene heeft onvoldoende onderzocht of voldaan was aan de voor de overdracht van het onderhoud door de gemeente noodzakelijke stappen. De vastlegging van de analyse van deze overdracht in het controledossier is incompleet en vormt geen zorgvuldige onderbouwing van de beslissing om het vormen van de voorziening en de omvang daarvan aanvaardbaar te achten. Zo is er geen aandacht besteed aan de van toepassing zijnde verslaggevingsvoorschriften, aan de wijze waarop een voorziening voor groot onderhoud zou moeten worden gevormd en aan de verplichting bij beëindiging van de overdracht het restant van de verkregen fondsen te retourneren aan de gemeente. Waarschuwing.

Uitspraken 25 januari 2019

Procedurenummer 17/2276 Wtra AK
In het licht van zijn samenstelwerkzaamheden noopte de geconstateerde (in vergelijking met de voorgaande jaren) lage brutowinstmarge betrokkene om op grond van artikel 14 Standaard 4410 alsnog de in artikel 13 van deze Standaard bedoelde werkzaamheden uit te voeren met betrekking tot marge en crediteuren. Nu betrokkene dat achterwege heeft gelaten heeft hij niet overeenkomstig Standaard 4410  en in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikelen A-100.4 sub c juncto A.130.1 van de VGC gehandeld. Bij het opleggen van de maatregel heeft de Accountantskamer meegewogen dat niet is gebleken dat betrokkene dit bewust niet heeft gedaan en dat hij niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. Maatregel: waarschuwing.

Procedurenummer 18/488 Wtra AK
Medewerkers van betrokkene hebben gedurende een aantal jaren voor een aantal cliënten van betrokkene op basis van facturen die door deze cliënten aangeleverd en (naar later bleek) vervalst waren, aangiften omzetbelasting opgesteld en ingediend. Betrokkene heeft signalen die rezen rond deze facturen en die vragen hadden moeten oproepen, genegeerd. Evenmin heeft hij zijn medewerkers voldoende geïnstrueerd en begeleid, waardoor zij niet in staat zijn gebleken hun werkzaamheden uit te voeren op de wijze die van hen mocht worden verwacht. Daardoor heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Maatregel: waarschuwing.

Uitspraken 21 januari 2019

Procedurenummer 18/556 Wtra AK
Betrokkene heeft onvoldoende acht geslagen op de bedreigingen voor het zich houden aan de fundamentele beginselen die in het geding waren, omdat het kantoor van betrokkene werkzaam was voor entiteiten met tegengestelde belangen, geen afdoende maatregelen getroffen en haar beoordeling niet vastgelegd. Aldus is eveneens het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden. Maatregel: waarschuwing.

Procedurenummers 18/276, 18/277 en 18/328 Wtra AK
Klachten van curatoren van een failliete vennootschap. Deze vennootschap heeft in het verleden een overeenkomst gesloten met de entiteit waaraan de accountants zijn verbonden. Daarbij heeft de vennootschap zich verbonden om geen klachten in te dienen tegen de accountants. Curatoren oefenen een eigen recht uit en zijn niet op een lijn te stellen met het bestuur van de failliete entiteit. Klachten ontvankelijk.

Uitspraken 18 januari 2019

Procedurenummer 18/821 Wtra AK 
Betrokkene heeft zich tegenover klaagster ten onrechte op zijn geheimhoudingsplicht beroepen, nu uit e-mails van (de bestuurder van) klaagster bezwaarlijk een andere conclusie getrokken kan worden dan dat klaagster in haar hoedanigheid van bestuurder van de opdrachtgever van betrokkene, en aldus namens haar, met het verstrekken van de informatie aan de vennootschap van klager heeft ingestemd. Indien betrokkene van oordeel was dat het hem desondanks niet vrijstond de informatie aan bedoelde vennootschap te verstrekken, dan had betrokkene klaagster kunnen en behoren mee te delen dat hij wel bereid was de verlangde informatie aan zijn opdrachtgever, na een van haar ontvangen verzoek, te verstrekken. Gesteld noch gebleken is dat hij dat heeft gedaan. Maatregel: waarschuwing.

Uitspraken