UITSPRAAK 15 NOVEMBER 2024

Procedurenummer 24/2083 Wtra AK
Ongegronde klacht. Klager en zijn (ex-)vrouw hebben een conflict over de financiële afwikkeling van hun echtscheiding, meer in het bijzonder over de waarde van een BV waarvan zij allebei voor 50% aandeelhouder zijn. De vrouw is bestuurder van de BV en heeft betrokkene gevraagd om (onder andere) een samenstellingsopdracht voor de BV aan te nemen. Betrokkene heeft deze opdracht aanvaard. Klagers verwijten betrokkene onder andere dat hij voor de aanvaarding van de opdracht geen collegiaal overleg heeft gevoerd met de voorgaande accountant van de BV om te onderzoeken of er gronden waren die tot afwijzing van de opdracht hadden moeten leiden. Volgens klagers had betrokkene zorgen moeten hebben over de integriteit van de vrouw, omdat zij hem financieel zou hebben benadeeld. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene wel heeft voldaan aan de verplichting op grond van artikel 15a lid 1 VGBA om voor aanvaarding van de samenstellingsopdracht collegiaal overleg te voeren. Hij heeft (mede) op basis van dit collegiaal overleg kunnen concluderen dat er ten aanzien van de vrouw geen integriteitskwesties waren die aan aanvaarding van de opdracht in de weg stonden. De overige door klagers aangevoerde klachtonderdelen zijn ook ongegrond.