Uitspraken 1 mei 2015

Procedurenummer 14/2469 Wtra AK
Betrokkene heeft de jaarrekeningen over 2007 en 2008 van een op de Britse Maagdeneilanden gevestigde rechtspersoon, die zich bezighoudt met investeringen, en de jaarrekeningen over 2007, 2008, 2009 en 2010 van een andere rechtspersoon, die met de eerste rechtspersoon deel uitmaakt van dezelfde investeringsstructuur, gecontroleerd. De controles zijn uitgevoerd naar Nederlands recht. Over de jaren 2007 en 2008 heeft betrokkene bij de jaarrekeningen van beide rechtspersonen een verklaring van oordeelonthouding afgegeven. Betrokkene heeft goedkeurende verklaringen afgegeven bij de jaarrekeningen over 2009 en 2010 van de tweede rechtspersoon.

Klager stelt dat betrokkene had moeten onderkennen dat een overeenkomst van geldlening tussen een van de rechtspersonen en een Panamese rechtspersoon en een daarmee samenhangende “Total Return Swap” overduidelijk valse overeenkomsten waren. Betrokkene heeft verder verwijtbaar en ten onrechte gesteld dat de jaarrekeningen over 2009 en 2010 een ”fair and true” beeld gaven van de financiële toestand van de tweede rechtspersoon, omdat hij de terugbetaling van de lening zonder controle heeft aanvaard.

Klacht in alle onderdelen ongegrond. De aangevoerde omstandigheden (in de overeenkomst inzake de Olsen lening is niet vermeld waarvoor de lening was bedoeld en voor de te lenen bedragen zijn (in de overeenkomst) geen zekerheden bedongen of verstrekt) leveren geen aanwijzingen voor fraude op. Ook de weigering van de Panamese rechtspersoon om meer informatie te verschaffen, hoefde geen vraagtekens op te roepen over de werkelijke bedoelingen van de partijen bij deze overeenkomst. Betrokkene heeft in verband met de lening terecht wel een gemotiveerde verklaring van oordeelonthouding afgegeven en daarmee ervoor gewaarschuwd dat het geld eventueel niet terug zou komen.

Bij het afgeven van de goedkeurende verklaringen bij de jaarrekeningen 2009 en 2010 van de tweede rechtspersoon mocht betrokkene  mede steunen op het gegeven dat de lening op 25 februari 2011 was afgelost. Dat het afgeloste bedrag op een “blocked time deposit” terechtkwam, is volgens betrokkene geenszins ongebruikelijk, terwijl klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit anders is.
Andere aangevoerde omstandigheden hoefden voor betrokkene geen reden te zijn om aan te nemen dat degenen aan wie werd verzocht om de Letters of Representation te ondertekenen, niet de bestuurders waren van wie hij bevestigingen diende te verkrijgen.
Klacht in alle onderdelen ongegrond.