Uitspraken 10 februari 2020

Procedurenummers 19/658 en 19/2025 Wtra AK
Klacht naar aanleiding van handelen accountant in business. Klacht gedeeltelijk gegrond. Betrokkene heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit. Oplegging maatregel van berisping.  Betrokkene heeft zich voorgedaan als bestuurder en vertegenwoordiger van klaagster, terwijl hij dat niet (meer) was en hij heeft de indruk gewekt dat hij zijn ‘medebestuurder’ (hoewel hij zelf geen bestuurder meer was) in de communicatie betrok terwijl hij wist dat het e-mailadres (in de cc) niet bereikbaar was. Met instemming van betrokkene, die destijds bestuurder was, is een verklaring opgemaakt die aan een bank is verstrekt. Dat betrokkene, zoals hij op de zitting heeft toegelicht, nooit de intentie heeft gehad om anderen hiermee te benadelen, maar enkel om een praktische oplossing te vinden voor een probleem dat zich voordeed, doet er niet aan af dat hij in dezen niet eerlijk en oprecht is opgetreden. Aan de hand van de stukken en wat ter zitting naar voren is gebracht, is het voor de Accountantskamer niet mogelijk om met voldoende mate van zekerheid vast te stellen dat, zoals klagers stellen, de handtekening op de cheque die is aangeboden aan de bank daadwerkelijk door betrokkene geplaatst is.

Procedurenummer 19/960 Wtra AK
Een accountant heeft op verzoek van een curator onderzoek gedaan naar de jaarrekeningen van twee failliete vennootschappen. Dit onderzoek vertoont kenmerken van een persoonsgericht onderzoek, omdat het met name is gericht op de door de controlerend accountant uitgevoerde werkzaamheden. Omdat de controlerend accountant niet is gehoord, mist het rapport een deugdelijke grondslag. Ook had de accountant er rekening mee moeten houden dat zijn rapport in een gerechtelijke procedure zou worden ingebracht. Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Berisping.