Uitspraken 11 januari 2016

Procedurenummer 15/1430 Wtra AK
Accountant stelt in opdracht van een cliënt ter ondersteuning van diens standpunt in een civiel geschil met een ex-cliënt van betrokkene een op Standaard 4400 NVCOS gebaseerd rapport op. Die ex-cliënt dient daarover een klacht in. Gegrond is het onderdeel van de klacht dat betrokkene vanwege de aan de orde zijnde bedreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen, in het bijzonder de objectiviteit, zichtbaar toepassing had moeten geven aan het in de artikelen 20 tot en met 22 VGBA bedoelde toetsingskader. Eveneens zijn gegrond de onderdelen van de klacht die zien op de vorm van de rapportage en de daarbij gebruikte bewoordingen. Betrokkene had in zijn rapport tegenstrijdige bewoordingen moeten vermijden, terwijl het gebruik van het begrip ‘feitelijke bevindingen’ in de gegeven omstandigheden niet was aangewezen, een en ander in verband met het gegeven dat betrokkene wist dat zijn rapport door zijn cliënt zou worden ingebracht in de inmiddels aanhangige civiele procedure tegen de ex-cliënt. Voor zover wordt geklaagd over de inhoud van het rapport is niet komen vast te staan dat de door betrokkene gepresenteerde aansluiting geen deugdelijke grondslag had. In zoverre is de klacht ongegrond. Volgt maatregel van waarschuwing.

Procedurenummer 15/1432 Wtra AK
In daags voor de zitting ingekomen verduidelijking van de klacht wordt aangevoerd dat betrokkene zich had dienen te realiseren voor welk doel de uitkomsten van zijn werkzaamheden gebruikt zouden worden. Deze stellingen kunnen niet worden beschouwd als een te late en daarom ongeoorloofde uitbreiding van de klacht, omdat de deugdelijkheid van verrichte werkzaamheden altijd mede moet worden beoordeeld aan de hand van de gemaakte afspraken over het doel van die werkzaamheden en over de beperkingen die mogelijk aan die werkzaamheden of de uitkomst daarvan kleven.
Het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid brengt mee dat een accountant, die werkzaamheden op zich neemt, zich ten allen tijde, voordat hij met die werkzaamheden aanvangt en ongeacht of die werkzaamheden onder enige standaard vallen, rekenschap geeft van en volstrekte duidelijkheid schept over het doel daarvan. Betrokkene heeft dat niet gedaan. Van betrokkene had voorts gevergd kunnen worden dat hij schriftelijk duidelijk had gemaakt dat hij indicatieve waarderingen en conceptberekeningen had vervaardigd. 
Ook als kennis wordt gegeven van indicatieve waarderingen van ondernemingen en van conceptberekeningen, moet, als er meer methoden bestaan om een onderneming te waarderen, op heldere wijze uiteen worden gezet welke methode is gehanteerd en waarom voor een bepaalde methode is gekozen, hoe een (concept)berekening tot stand is gekomen en welke gegevens daarbij in aanmerking zijn genomen en welke aannames daarbij zijn gehanteerd. Als er voor een voldragen waardering en berekening nog onvoldoende gegevens beschikbaar zijn, moet dat uiteraard vermeld worden. Berisping.