Uitspraken 11 juli 2014

Procedurenummer 14/11 Wtra AK
Betrokkene (controlerend accountant van bouwbedrijf dat op 3 april 2012 failliet is verklaard) geeft op 19 oktober 2011 verklaring van oordeelonthouding af bij de jaarrekening van het bouwbedrijf over 2010 (omdat met de controle niet de vereiste zekerheid kan worden verkregen over de in de jaarrekening opgenomen omzet en de daarmee samenhangende posten). In de toelichting op de jaarrekening is een continuïteitsparagraaf opgenomen, waarin is uiteengezet waarom de grondslagen voor de waardering en de resultaatbepaling zijn gebaseerd op de continuïteitsveronderstelling van de vennootschap. Betrokkene heeft op deze paragraaf de aandacht gevestigd in zijn controleverklaring en daaraan toegevoegd dat de in die paragraaf genoemde condities duiden op het bestaan van een onzekerheid van materieel belang op grond waarvan gerede twijfel zou kunnen bestaan over de continuïteitsveronderstelling van de vennootschap. “Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel.” Klagers verwijten betrokkene dat hij geen oordeel heeft gegeven over de continuïteitsveronderstelling. Dat verwijt is niet terecht omdat klagers onvoldoende hebben aangedragen om tot het oordeel te komen dat een waardering op grond van de continuïteitsveronderstelling niet passend was.