Uitspraken 13 april 2015

Procedurenummer 14/905 Wtra AK
Klager heeft in het kader van zijn toezichthoudende taak een onderzoek ingesteld bij het kantoor van betrokkene naar de naleving van verplichtingen op grond van de Wwft. Na inzage van dossiers van cliënten van betrokkene heeft klager geoordeeld dat zij in 2008 en in 2009 zeven betalingen hebben gedaan die als ongebruikelijke transacties in de zin van de Wwft moeten worden aangemerkt en geconstateerd dat van deze transacties geen meldingen waren gedaan bij de FIU-Nederland. 
De op 1 augustus 2008 in werking getreden Wwft legt de plicht tot het melden van een ongebruikelijke transactie op de externe accountant, voor zover deze zijn beroepsactiviteiten uitoefent dan wel een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, voor zover die anderszins zelfstandig onafhankelijk beroeps- of bedrijfsmatig daarmee vergelijkbare activiteiten verricht. Tot de beroepsactiviteiten van een accountant behoort ook het ten behoeve van een cliënt samenstellen van jaarrekeningen.
Het woord ‘externe’ is ingevoegd bij een Nota van wijziging. In de toelichting daarop wordt deze toevoeging gemotiveerd met een verwijzing naar de derde witwasrichtlijn. Er is geen enkel aanknopingspunt om ervan uit te gaan dat met deze wijziging van het wetsvoorstel is beoogd de reikwijdte van de beroepsactiviteiten van de accountant en daarmee van de meldingsplicht in de zin van de Wwft, te beperken tot accountants die belast zijn met de uitvoering van een wettelijke controle.
De tekst van de Wwft zoals die vóór 1 januari 2013 luidde, moet zo verstaan worden dat daarin naast de externe accountant wordt onderscheiden de beroepsbeoefenaar die (evenals die externe accountant) los staat van de entiteit ten behoeve waarvan hij zijn beroepsactiviteiten ontplooit en in die zin zelfstandig en onafhankelijk is. Met de kwalificatie zelfstandig is dan niet, zoals betrokkene voorstaat, bedoeld om accountants in loondienst uit te zonderen van de meldingsplicht.
Dat de onderhavige zeven transacties verband hielden met witwassen hoefde betrokkene niet te onderkennen. Dat ze zijn gedaan als vergoeding voor bemiddeling bij het aankopen van percelen aan personen die geen makelaar of professionele bemiddelaar zijn, dat die betalingen zijn gedaan aan meer partijen en op andere momenten dan ten tijde van de aankopen, vormt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen reden om de betalingen als ongebruikelijk aan te merken. Dat de betaalde vergoedingen veel hoger liggen dan de gebruikelijke courtages van bedrijfsmakelaars maakt dat niet anders. Het betalen van de “aanbrengfee” aan een ander dan de aanbrenger evenmin.