Uitspraken 13 oktober 2014

Procedurenummer 14/583 Wtra AK
Tussenbeslissing in OM-klacht tegen de accountant die in verband met de controle van de jaarrekening 2008 van Vestia als derivatenspecialist / deskundige was ingeschakeld met de opdracht te onderzoeken of (de derivatenportefeuille van) Vestia voldeed aan de voorwaarden voor toepassing van kostprijshedge accounting als bedoeld in RJ 290. Ook indien betrokkene heeft te gelden als een accountant als business kunnen aan zijn handelen geen lichtere eisen worden gesteld dan die welke gelden in verband met de controle zelf. Niet verenigbaar is dat, indien een deel van de werkzaamheden van de jaarrekeningcontrole buiten het team worden verricht door een andere, niet tot het controleteam behorende accountant, daarvoor niet dezelfde deskundigheids- en zorgvuldigheidseisen gelden als indien deze werkzaamheden binnen het controleteam zoude n zijn verricht. Betrokkene heeft in zijn memo een conclusie getrokken en dit memo aan de controlerend accountant ter beschikking gesteld. Gelet op de bewoordingen van het memo en de daarin opgenomen conclusie moet daaraan het karakter en gewicht van assurance worden toegekend. Die conclusie dient dan ook te berusten op een deugdelijke grondslag, als onder meer is verwoord in paragraaf 45 van NVCOS 3000 maar ook overigens rechtstreeks voortvloeit uit de eisen van deskundigheid en zorgvuldigheid. Een en ander betekent dat betrokkene voor zijn conclusie toereikende werkzaamheden moet hebben verricht en moet hebben beschikt over voldoende geschikte assurance-informatie, alvorens zijn conclusie te trekken. Overigens mag van een assurance verlenende accountant worden verwacht dat het tegen een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht over handelen of nalaten in het kader van verrichte assurance-werkzaamheden gevoerde verweer mede wordt gebaseerd op en onderbouwd met (alle van belang zijnde stukken uit) het assurance-dossier. In dit geval is van zo’n onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht sprake, waartegen betrokkene niet had mogen volstaan met de stelling dat het aan klager is om aannemelijk te maken dat betrokkene niet heeft beschikt over een deugdelijke grondslag voor zijn memo. Betrokkene wordt alsnog in de gelegenheid gesteld de stukken uit zijn dossier over te leggen, teneinde zijn verweer nader te adstrueren.

Procedurenummer 13/2393 en 13/2394 Wtra AK
Klacht van curatoren van Econcern tegen de accountants die betrokken waren bij de controle van de jaarrekening 2007 van Econcern.Vervolg op tussenbeslissing van 25 april 2014 (ECLI:NL:TACAKN:2014:36). Het debat van partijen valt in twee delen uiteen. De eerste vraag is of betrokkenen met juistheid hebben beoordeeld of de door het bestuur van Econcern gepresenteerde jaarrekening 2007 voldoet aan de regels van Titel 2.9 BW. De tweede vraag is of betrokkenen hun controlewerkzaamheden in voormeld verband met een professioneel-kritische instelling en met een voldoende diepgang hebben verricht en een en ander tijdig en voldoende hebben gedocumenteerd.Bij het antwoord op de tweede vraag is in aanmerking genomen dat bij een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht over handelen of nalaten in het kader van verrichte controlewerkzaamheden van de accountant mag worden gevergd dat het tegen die klacht gevoerde verweer mede wordt gebaseerd op en onderbouwd met (stukken uit) het controledossier. Indien controledocumentatie uitblijft, kan weinig betekenis worden gehecht aan een stelling dat desondanks voldoende en geschikte controle-informatie is verkregen.A. Niet aannemelijk is geworden dat voldoende geschikte controlewerkzaamheden zijn verricht teneinde de keus voor rubricering van kapitaalbelangen te kunnen aanvaarden. Daarvoor is redengevend dat zowel voor de kwalificatie van Ecoventures als participatiemaatschappij als voor de kwalificatie van (het merendeel van) de door deze entiteit aangehouden kapitaalbelangen contra-indicaties van serieus gewicht aanwezig waren, waardoor deze rubricering mogelijk niet aanvaardbaar zou zijn. Naar deze contra-indicaties hadden (aanvullende) controlewerkzaamheden uitgevoerd moeten worden. Evenwel is niet aannemelijk geworden voldoende en geschikte controle-informatie is verkregen over de aanvaardbaarheid van die rubricering.B. Evenmin is aannemelijk geworden dat omtrent de waardering van de kapitaalbelangen voldoende en geschikte controlewerkzaamheden zijn verricht. Daarvoor is redengevend dat met name aan de aanvaarding van de waardering van Sol Holding een diepgaand onderzoek ten grondslag diende te liggen, vanwege de gevolgen daarvan voor zowel de balans als het resultaat en de kenbare inconsistenties, het kenbare risico op sturing van de tot uitgangspunt genomen waarderingen en de contra-indicaties voor de juistheid van die waarderingen. Van kritisch onderzoek is niet gebleken, wat wel gebruikt is als controle-informatie is zonder meer ongenoegzaam. Voorts is onvoldoende gebleken van een beoordeling of, voor zover al winstneming aanvaardbaar was, het als gerealiseerd beschouwen van deze winst aanvaardbaar was. Niet aannemelijk is geworden dat betrokkenen zich hebben laten leiden door het voorzichtigheidsbeginsel.C. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat voldoende geschikte controlewerkzaamheden zijn verricht omtrent het toepassen van de consolidatievrijstelling voor bepaalde kapitaalbelangen. Daarvoor is redengevend dat contra-indicaties van het aanwezig zijn van een exit-strategie, dat een voorwaarde is voor zo’n toepassing, niet adequaat zijn onderzocht en beoordeeld. Evenmin is gebleken dat voldoende en geschikte controle-informatie is verkregen of een proportionele consolidatie van een kapitaalbelang voldeed aan het wettelijk inzichtvereiste.D. Ten aanzien van de overige aangedragen aspecten van de jaarrekening is de klacht deels gegrond en deels ongegrond.De conclusie is dat betrokkenen de controle van de jaarrekening 2007 van Econcern met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling hebben gepland en uitgevoerd, als gevolg waarvan een goedkeurende accountantsverklaring in het maatschappelijk verkeer is gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond.Dit betekent dat eerst alsnog een adequate controle van de jaarrekening 2007 zou dienen plaats te vinden, alvorens feitelijk kan worden beoordeeld of de in die jaarrekening opgenomen informatie voldoet aan de eisen uit Titel 2.9 BW en of het resultaat over 2007 en het eigen vermogen ultimo 2007 te hoog zijn weergegeven. Bij zo’n onderzoek hebben klagers evenwel geen belang meer nu hun klacht al in belangrijke mate gegrond is. Het antwoord op de eerste vraag wordt daarom in het midden gelaten.Door hun handelwijze en aldus hun kerntaak te veronachtzamen, hebben betrokkenen op een niet te onderschatten wijze de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag geschonden, welke schending voor ieder van betrokkenen de maatregel van tijdelijke doorhaling rechtvaardigt voor de duur van één maand.

Procedurenummer 14/504 en 505 Wtra AK
Klacht van twee investeerders in Econcern tegen de accountants die de jaarrekening 2007 van Econcern hebben gecontroleerd.Het door betrokkenen in deze klachtzaken opgeworpen verweer dat klagers niet-ontvankelijk zijn omdat de in artikel 22 Wtra bedoelde driejaarstermijn is overschreden, is ongegrond. Het enkele feit dat klagers kennis hadden van de jaarrekening 2007 en de daarbij afgegeven verklaring noch de door betrokkene aangehaalde publicaties in de pers over een geflatteerde voorstelling van zaken in die jaarrekening, houdt iets in mogelijke kennis bij klagers over de wijze en diepgang waarmee betrokkenen hun controlewerkzaamheden hebben verricht, waarover klagers thans klagen.Bij de beoordeling van de klacht is mede acht geslagen op wat de Accountantskamer in de door de curatoren ingediende klachtzaken (13/2393 & 13/2394) heeft bevonden en geoordeeld. In die klachtzaken is al geoordeeld dat betrokkenen betreffende de controle van de jaarrekening 2007 niet voldoende en geschikte controlewerkzaamheden hebben verricht en dat daaruit volgt dat betrokkenen de controle van de jaarrekening 2007 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling hebben  gepland en uitgevoerd, als gevolg waarvan een goedkeurende accountantsverklaring in het maatschappelijk verkeer is gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. Dit oordeel leidt ertoe dat de door klagers ingediende klacht, die in essentie overeenkomt met de hiervoor genoemde klachtzaken, al om die reden gegrond moet worden verklaard. Nu juist de controle van de jaarrekening niet afdoende heeft plaatsgehad, zou deze controle alsnog moeten plaatsvinden alvorens kan worden beoordeeld of de in de jaarrekening 2007 opgenomen informatie daadwerkelijk onjuist is en of het eigen vermogen en resultaat te hoog zouden zijn weergegeven. Bij een dergelijk vergaand onderzoek, als daarvoor al in een tuchtprocedure plaats is, hebben klagers geen belang nu de klacht al gegrond is. Gelet op de in de curatoren-tuchtzaak opgelegde maatregel is er geen reden om aan betrokkenen een extra of nadere maatregel op te leggen.

Procedurenummer 14/1086 en 14/1087 Wtra AK
Klacht van stichting die belangen behartigt van crediteuren van Econcern tegen de accountants die de jaarrekening 2007 hebben gecontroleerd. Bij de beoordeling van de klacht is mede acht geslagen op wat de Accountantskamer in de door de curatoren ingediende klachtzaken (13/2393 & 13/2394) heeft bevonden en geoordeeld. In die klachtzaken is al geoordeeld dat betrokkenen betreffende de controle van de jaarrekening 2007 niet voldoende en geschikte controlewerkzaamheden hebben verricht en dat daaruit volgt dat betrokkenen de controle van de jaarrekening 2007 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling hebben  gepland en uitgevoerd, als gevolg waarvan een goedkeurende accountantsverklaring in het maatschappelijk verkeer is gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. Dit oordeel leidt ertoe dat de door klagers ingediende klacht, die in essentie overeenkomt met de hiervoor genoemde klachtzaken, al om die reden gegrond moet worden verklaard. Nu juist de controle van de jaarrekening niet afdoende heeft plaatsgehad, zou deze controle alsnog moeten plaatsvinden alvorens kan worden beoordeeld of de in de jaarrekening 2007 opgenomen informatie daadwerkelijk onjuist is en of het eigen vermogen en resultaat te hoog zouden zijn weergegeven. Bij een dergelijk vergaand onderzoek, als daarvoor al in een tuchtprocedure plaats is, hebben klagers geen belang nu de klacht al gegrond is. Gelet op de in de curatoren-tuchtzaak opgelegde maatregel is er geen reden om aan betrokkenen een extra of nadere maatregel op te leggen.

Procedurenummer 14/1136 en 14/1137 Wtra AK
Klacht van investeerder in Econcern tegen de accountants die de jaarrekening 2007 van Econcern hebben gecontroleerd. De drie door betrokkenen opgeworpen verweren strekkende tot niet-ontvankelijkheid zijn ongegrond. Immers, een conclusie dat de klaagster haar klacht onvoldoende heeft onderbouwd, leidt tot een ongegrondverklaring. Voorts kan niet tot de conclusie worden gekomen dat klaagster niet-ontvankelijk is omdat de in artikel 22 Wtra bedoelde driejaarstermijn is overschreden. Het enkele feit dat klaagster kennis had van de jaarrekening 2007 en de daarbij afgegeven verklaring noch de door betrokkene aangehaalde publicaties in de pers over een geflatteerde voorstelling van zaken in die jaarrekening, houdt iets in mogelijke kennis bij klaagster over de wijze en diepgang waarmee betrokkenen hun controlewerkzaamheden hebben verricht, waarover klaagster thans klaagt. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de voor de investeerder optredende beheerder een ‘observer’ had bij vergaderingen van de raad van commissarissen van Econcern. Tot slot, dat de curatoren van Econcern zich in de door hen ingediende klachtzaken (13/2393 & 13/2394) in essentie over hetzelfde beklagen, leidt evenmin tot niet-ontvankelijkheid. De door klaagster voorgestane voeging van haar klacht met die van de curatoren wordt niet doelmatig en niet geraden geacht. Bij de beoordeling van de klacht is wel mede acht geslagen op wat de Accountantskamer in de door de curatoren ingediende klachtzaken heeft bevonden en geoordeeld. In die klachtzaken is al geoordeeld dat betrokkenen betreffende de controle van de jaarrekening 2007 niet voldoende en geschikte controlewerkzaamheden hebben verricht en dat daaruit volgt dat betrokkenen de controle van de jaarrekening 2007 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling hebben  gepland en uitgevoerd, als gevolg waarvan een goedkeurende accountantsverklaring in het maatschappelijk verkeer is gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. Dit oordeel leidt ertoe dat de door klaagster ingediende klacht, die in essentie overeenkomt met de hiervoor genoemde klachtzaken, al om die reden gegrond moet worden verklaard. Nu juist de controle van de jaarrekening niet afdoende heeft plaatsgehad, zou deze controle alsnog moeten plaatsvinden alvorens kan worden beoordeeld of de in de jaarrekening 2007 opgenomen informatie daadwerkelijk onjuist is en of het eigen vermogen en resultaat te hoog zouden zijn weergegeven. Bij een dergelijk vergaand onderzoek, als daarvoor al in een tuchtprocedure plaats is, heeft klaagster geen belang nu de klacht al gegrond is. Gelet op de in de curatoren-tuchtzaak opgelegde maatregel is er geen reden om aan betrokkenen een extra of nadere maatregel op te leggen.