Uitspraken 14 december 2018

Procedurenummer 17/1881 Wtra AK
Aan betrokkene was de opdracht verstrekt om de goederenstromen, facturering en geldstromen bij onder meer klaagster 1) te onderzoeken. Tijdens zijn onderzoek had betrokkene aanleiding moeten zien om zijn initiële afweging dat geen sprake was van een persoonsgericht onderzoek, te heroverwegen, nu het handelen van klaagster 1) de facto onderwerp van het onderzoek werd. Het lag dan ook in beginsel op zijn weg om klaagster 1) over dat onderzoek te informeren, haar te benaderen om informatie te verschaffen, om zijn bevindingen met haar te delen en haar in de gelegenheid te stellen een reactie kenbaar te maken.  Nu geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken die rechtvaardigen dat het horen van klaagster 1) achterwege kon blijven, is niet voldoende dat betrokkene, met verzending van een afschrift van een daarop ziende e-mail aan de advocaat van klaagster 1), de accountant van klaagster 1) heeft geïnformeerd en in de gelegenheid heeft gesteld om een reactie op zijn bevindingen te geven. Het rapport van betrokkene ontbeert dan ook reeds op die grond een deugdelijke grondslag. Betrokkene heeft een jurist en een ‘praktijkdeskundige’ geraadpleegd op het (specialistische) gebied van onder meer het vervoersrecht, maar heeft nagelaten in zijn rapport te vermelden op welke wijze hij hun deskundigheid heeft geverifieerd. Nu hij bij gebreke aan voldoende eigen juridische kennis zelf de (juistheid van de) inhoud van de adviezen van degenen die door hem waren geraadpleegd, niet kon beoordelen, had betrokkene een voorbehoud moeten maken voor zover zijn bevindingen zijn gebaseerd op de van hen verkregen adviezen. Dit geldt te meer, nu de bevindingen van de accountant van klaagster 1), zoals betrokkene ook zelf in zijn rapport heeft geconstateerd, “lijnrecht staan tegenover de rechtsuitleg van” degenen die door hem waren geraadpleegd. Een accountant moet verder voorkomen dat, indien hij een schatting maakt, die schatting een misleidend beeld geeft. Hij moet zich baseren op reële veronderstellingen en voor zover het door hem geschetste beeld is gebaseerd op onzekerheden, deze onzekerheden benoemen. Betrokkene heeft dit niet gedaan. Door geen voorbehouden te maken waar dit wel had gemoeten en conclusies te trekken zonder deze (afdoende) met feiten te onderbouwen, heeft betrokkene het rapport ook in zoverre niet voorzien van een deugdelijke grondslag en aldus gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, zoals neergelegd in artikel 2 onder d. van de VGBA. Maatregel: waarschuwing.

Procedurenummer 18/921 Wtra AK
Opdracht tot waarderen aandelen van Holding in opdracht van een van de aandeelhouders. Betrokkene heeft standaard 5500N toegepast maar zich niet gehouden aan de paragrafen 19 en 29 van deze standaard. Rapport behelst inhoudelijk op alle onderdelen waarover is geklaagd tekortkomingen. Die tekortkomingen en de herhaalde mededeling dat zijn opdrachtgever de tegenpartij van klaagster is, duiden erop dat betrokkene zich bij zijn afwegingen ongepast heeft laten beïnvloeden door zijn opdrachtgever. Betrokkene heeft bovendien aan de Holding en niet aan de opdrachtgever gedeclareerd zonder zich bewust te zijn van het gevolg daarvan voor een zuivere btw-afdracht door de Holding. Klacht in alle onderdelen gegrond. Tijdelijke doorhaling voor drie maanden.