Procedurenummer 14/822 Wtra AK
Klacht van BFT tegen accountant in verband met het niet (tijdig) melden van een ongebruikelijke transactie en in verband met het niet adequaat reageren op onbevredigende gegevens en aanwijzingen van fraude of onwettig handelen van een cliënt en die gegevens en aanwijzingen onvoldoende vast te leggen in het dossier aangaande deze cliënt. Anders dan betrokkene meent, ontslaat het feit dat de politie al in enig opzicht onderzoek doet, hem niet van meldingsplicht. Het gegeven dat FIU-NL ‘slechts’ vijf door betrokkene gemelde transacties heeft doorgemeld, niet dat de niet doorgemelde transacties niet als ongebruikelijk (kunnen) kwalificeren. Het verweer dat sprake moest zijn van een in strafrecht bewezen misdrijf, zoals fiscale fraude, sneuvelt eveneens omdat voor een melding in de zin van de Wwft voldoende is een aanwijzing van fiscale fraude. Het was ook niet aan betrokkene om te beoordelen of er sprake was van verdachte transacties maar van ongebruikelijke transacties. Het samenstel van de zich voordoende feiten en omstandigheden kwalificeren als subjectieve factoren, op basis waarvan betrokkene een melding had moeten doen. Voorts moet worden vastgesteld dat betrokkene geen dan wel op onjuiste wijze toepassing heeft aan het zogeheten conceptueel raamwerk en geen aandacht heeft geschonken aan de bedreigingen voor zijn naleving van de fundamentele beginselen. Door een en ander na te laten heeft betrokkene de voor hem geldende fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag geschonden. Volgt maatregel van berisping.
Procedurenummer 14/984 Wtra AK
Klacht tegen accountant die door de rechtbank is benoemd tot vereffenaar van een ontbonden vennootschap onder firma, die in de kern stoelt op het verwijt dat betrokkene ernstig in zijn taak als vereffenaar tekort is geschoten. In dat verband zijn 69 klachtonderdelen geformuleerd. De eigenstandige positie van een vereffenaar, wiens taken en bevoegdheden wettelijk zijn ingekaderd, brengt mee dat betrokkene slechts kan worden aangesproken indien hij in de uitvoering daarvan zodanig in strijd met de van hem te verlangen en deskundigheid en zorgvuldigheid en het van hem te verlangen professioneel gedrag heeft gehandeld, dat daardoor aan de orde is een schending van het bij of krachtens de Wet RA of Wab bepaalde. Van zulke strijd kan echter niet blijken, zodat de klacht in al haar onderdelen ongegrond wordt verklaard.
Procedurenummer 14/1223 Wtra AK
Klacht tegen accountant die een goedkeurende verklaring bij een geconsolideerde jaarrekening afgeeft, waarna enkele maanden later een belangrijke dochtermaatschappij failleert. De teleurgestelde investeerder verwijt de accountant dat deze zijn werkzaamheden niet in overeenstemming met de voor hem geldende regels heeft verricht; volgens deze klaagster dient betrokkene opheldering te geven over de wijze waarop prognoses tot stand zijn gekomen en over de uitgevoerde specifieke controlewerkzaamheden. In beginsel ligt de stel- en bewijsplicht echter bij de klagende partij, op welk beginsel evenwel bij controlewerkzaamheden in bijzondere omstandigheden een uitzondering kan worden gemaakt. In dit geval zijn niet van zulke bijzondere omstandigheden gebleken. De door klaagster gestelde bewijsnood maakt dat niet anders. Volgt ongegrondverklaring.
Procedurenummers 14/1344 en 14/1345 Wtra AK
Klacht in alle onderdelen niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de 6- respectievelijk 3-jaarstermijn uit artikel 22 Wtra.
Procedurenummer 14/1965 Wtra AK
Betrokkene verleent accountancy-diensten aan een groep van vennootschappen, waarvan de economisch belanghebbenden familieleden zijn. Nadat een geschil ontstaat tussen de familieleden en diverse procedures worden gevoerd, beëindigt betrokkene zijn dienstverlening aan één zijde van de strijdende partijen en continueert hij de dienstverlening aan de andere partij, ook nadat door de Ondernemingskamer in 2012 heeft vastgesteld dat die laatste partij ofwel de door behouden cliënt zich heeft bezondigd aan wanbeleid in een vennootschap die grotendeels toebehoort aan de partij waarvoor betrokkene zijn dienstverlening heeft beëindigd. Klacht over het optreden van betrokkene is deels niet-ontvankelijk; het ontvankelijke deel van de klacht is grotendeels gegrond. Vastgesteld wordt dat betrokkene geen toepassing heeft gegeven aan het zogeheten conceptueel raamwerk en geen waarborgen heeft getroffen tegen de substantiële bedreigingen voor zijn naleving van de fundamentele beginselen nadat het geschil zich openbaarde en de Ondernemingskamer al in 2009 had vastgesteld dat er sprake was van tegenstrijdige belangen binnen de groep van vennootschappen. Van betrokkene had in de gegeven omstandigheden juist verwacht mogen worden dat hij de bedreigingen voor zijn geheimhoudingsplicht en voor zijn objectiviteit had ondervangen. In dit geval moet echter worden vastgesteld dat betrokkene zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden ten faveure van de door hem behouden partij en dat hij de belangen van zijn toenmalige cliënt ofwel de partij voor wie hij de dienstverlening had beëindigd, heeft achtergesteld bij de belangen van de door hem behouden cliënt, ofwel voor de partij voor wie hij de dienstverlening had voortgezet. Betrokkene heeft met een en ander de fundamentele beginselen van objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, en professioneel gedrag geschonden. Betrokkene wordt daarbij aangerekend dat hij ook ter zitting er nauwelijks blijk van heeft gegeven dat hij anders had moeten handelen en dat zijn handelen het accountantsberoep in diskrediet heeft gebracht. Volgt maatregel van berisping.