UITSPRAKEN 18 FEBRUARI 2022

Procedurenummers 21/790, 21/791, 21/792, 21/793 en 21/794 Wtra AK
Gedeeltelijk gegronde klacht, waarschuwing. Klager was algemeen directeur van de NBA. In de media is aandacht geweest voor zijn connectie met een Nederlandse vennootschap waaraan ook een in de VS veroordeelde fraudeur is verbonden. Het bestuur heeft klager op non-actief gesteld en heeft een onderzoek laten instellen. Klager en de NBA hebben na het bereiken van een vaststellingsovereenkomst afscheid van elkaar genomen. De klacht is gericht tegen een aantal bestuursleden van de NBA, omdat zij volgens klager in de periode van de op non-actiefstelling tot de vaststellingsovereenkomst meerdere keren tuchtrechtelijk verwijtbaar zouden hebben gehandeld. De Accountantskamer overweegt met betrekking tot het klachtonderdeel dat is gericht tegen de op non-actiefstelling dat het vaste jurisprudentie is dat een accountant bij het nemen van civielrechtelijke maatregelen telkens de eigen belangen voldoende en juist moet afwegen tegen de belangen van de betrokken partij.  Door klager voorafgaand aan de op non-actiefstelling niet te horen heeft geen juiste en voldoende waardering van feiten en weging van belangen kunnen plaatsvinden. Het besluit tot op non-actiefstelling is daarom niet voldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Betrokkenen hebben het fundamentele beginsel van professionaliteit geschonden. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond.

Procedurenummer 21/799 Wtra AK
Klaagster is weduwe van een ondernemer. De ondernemer heeft in zijn testament een regeling gemaakt voor het bestuur en de voortzetting van zijn bedrijven. Na zijn overlijden heeft de weduwe de certificaten van de aandelen verkregen en is zij bestuurder van de STAK geworden. Klacht over de accountant van de onderneming, die eveneens bestuurder van de STAK is geworden en later ook bestuurder van de Holding. Volgens klaagster is sprake van belangenverstrengeling. De klacht is gegrond. Betrokkene heeft na zijn benoeming als bestuurder weliswaar geen accountantswerkzaamheden meer voor de onderneming verricht, maar verder geen maatregelen getroffen. Zo is geen aparte opdrachtbevestiging voor de werkzaamheden als bestuurder van zowel de STAK als de Holding opgesteld en is niet gebleken dat er formele afspraken zijn gemaakt en vastgelegd over onder meer de beloning. Ook heeft betrokkene zich geen rekenschap gegeven van de statuten waarin is bepaald dat een bestuurder van de Holding niet ook tot bestuurder van de STAK kan worden benoemd. Verder heeft betrokkene er niet op aangedrongen voor de STAK een aparte administratie te voeren terwijl dit op grond van de statuten verplicht is. Dat betrokkene buitensporig heeft gedeclareerd en heeft geweigerd aan de klachten van klaagster tegemoet te komen is niet aannemelijk gemaakt. Klacht in zoverre ongegrond.
Maatregel: tijdelijke doorhaling voor de duur van drie maanden.