Uitspraken 19 juli 2019

procedurenummer 19/145 Wtra AK
Behoudens bijzondere omstandigheden kan het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen al dan niet in rechte innemen van een civielrechtelijk standpunt – daaronder te begrijpen het opschorten van werkzaamheden in verband met het uitblijven van vermeend verschuldigde bedragen – niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt leiden. De accountant dient daarbij wel een zorgvuldige afweging te maken tussen zijn eigen belang en de voor hem kenbare belangen van zijn cliënt die als gevolg van die te nemen (rechts)maatregelen (kunnen) worden geschaad. Verder geldt dat een accountant slechts op door hemzelf opgestelde stukken (in beginsel) een retentierecht heeft. Bezien tegen deze achtergrond heeft de Accountantskamer niet vast kunnen stellen dat betrokkene in strijd met enig fundamenteel beginsel de toegang tot de online-administratie van klaagsters heeft geblokkeerd, communicatie met de vertegenwoordiger van klaagsters heeft geweigerd, werkzaamheden heeft opgeschort of heeft geweigerd domeinen over te dragen. Wat die overdracht betreft is de veronderstelling van klaagsters dat betrokkene de domeinen zonder meer had moeten overdragen onjuist. Het gaat immers niet om teruggave van door klaagsters aan betrokkene verstrekte administraties (waarover zij zelf niet meer beschikten) maar om het resultaat van de op maat gemaakte specifieke inrichting voor klaagsters en de digitale verwerking van die administraties door betrokkene. Tot slot is niet aannemelijk geworden dat betrokkene klachtwaardig heeft gecommuniceerd. De klacht is daarom in al haar onderdelen ongegrond.