UITSPRAKEN 19 OKTOBER 2020

Procedurenummer 20/155 Wtra AK
Klacht over accountant die een rapportage heeft opgesteld ten behoeve van een gerechtelijke procedure. De Accountantskamer heeft al eerder geoordeeld over een andere rapportage van deze accountant. Omdat het hier gaat om een andere opdracht is geen sprake van een klacht over eenzelfde gedraging. Niet gebleken van misbruik van tuchtprocesrecht.
Klacht gegrond nu accountant geen hoor en wederhoor heeft toegepast, niet alleen niet ten aanzien van klager, maar ook niet ten aanzien van de accountant over wiens rapport hij conclusies trekt. Ook wist betrokkene dat hij niet over alle documenten beschikte, of kon dat vermoeden. Klacht voor het overige ongegrond. Maatregel: waarschuwing.

Procedurenummer 20/907 Wtra AK
Klager is een jeugdzorginstelling en moet jaarlijks een financiële productieverantwoording afleggen met daarbij een controleverklaring aan een aantal gemeenten. Klager heeft voor 2019 een opdracht aan betrokkene verstrekt. De opdracht is uitgevoerd met toepassing van het Algemeen Accountantsprotocol, de financiële productieverantwoording WMO en Jeugdwet 2018 (en 2019). De klacht gaat over onzorgvuldig factureren en niet willen minderen van de factuur. De klacht is ongegrond.

Over declaraties kan (tuchtrechtelijk) slechts met succes worden geklaagd, indien de betrokken accountant bij het opstellen en indienen van de declaraties in strijd met de van hem te verlangen zorgvuldigheid, integriteit of professionaliteit heeft gehandeld. Uit wat klager heeft aangevoerd over het onzorgvuldig factureren door betrokkene blijkt niet dat betrokkene met het opstellen en indienen van de factuur deze norm heeft overtreden.  Ook is met de wijze van specificeren de norm ‘dat van een accountant verwacht mag worden dat hij zijn facturen desgevraagd specificeert en aldus aan zijn opdrachtgever inzichtelijk maakt welke werkzaamheden hij heeft verricht en in rekening brengt’  niet door betrokkene overschreden. Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat betrokkene de kwestie niet in der minne heeft willen regelen. Het laatste woord over de declaratie is aan de Raad voor Geschillen of eventueel de burgerlijke rechter.