Uitspraken 2 december 2013

Procedurenummer 13/1145 Wtra AK
Kantoortoetsing. Niet voldoen aan PE-verplichting, aan verplichting omtrent beroepsaansprakelijkheidsverzekering en aan de verplichting omtrent het beschikken over een adequaat intern stelsel van kwaliteitsbeheersing. Gelet op de aard, omvang en duur van de normschendingen kan niet worden volstaan met een andere maatregel dan die van doorhaling in het register, waarbij de termijn voor niet-inschrijving wordt bepaald op 18 maanden.

Procedurenummer 12/2785 Wtra AK
Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van het optreden van een accountant die is benoemd als executeur (en zijn werkzaamheden als accountant van de erflater en diens ondernemingen heeft overgedragen aan een accountant van een andere vestiging van zijn kantoor) moet ook acht worden geslagen op de wettelijke regeling van de executeur en op wat in het testament van de erflater over de executeur is bepaald. De toetsing door de Accountantskamer van dit optreden houdt in dat de accountant slechts op dit optreden kan worden aangesproken als hij daarbij zodanig in strijd met de van hem te verlangen zorgvuldigheid heeft gehandeld dat daardoor aan de orde is een schending van het bij of krachtens de Wet AA bepaalde.Betrokkene had als executeur aan zijn kantoor geen opdracht mogen verstrekken tot het verrichten van een deel van de werkzaamheden als executeur omdat hij daarover niet eerst in overleg is getreden met de erfgenamen. Door niet in overleg te treden over deze opdracht kon onduidelijkheid ontstaan over de grondslag voor de honorering voor de werkzaamheden, aangezien voor het werk van een executeur een andere (wettelijke) maatstaf kan gelden als voor andere werkzaamheden. Klacht in zoverre gegrond verklaard. 
Klacht dat betrokkene als executeur en vertegenwoordiger van de erfgenamen geen controle heeft uitgeoefend op de verkoop van de activa van een holding (waarvan de helft van de aandelen in de nalatenschap vallen) door de bestuurder van die holding ongegrond verklaard. Gesteld noch gebleken is dat het deze bestuurder op grond van de statuten van de holding niet vrijstond om zonder instemming van de aandeelhouders tot die verkoop over te gaan 
Klacht dat betrokkene als executeur en vertegenwoordiger van de erfgenamen niet had mogen instemmen met het verlenen van decharge aan diezelfde bestuurder omdat de jaarrekening van de holding nog niet was vastgesteld eveneens ongegrond. Een besluit tot decharge staat los van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening en niet is betwist dat betrokkene kennis droeg van de conceptjaarrekening van de holding.