Procedurenummer 13/2762 Wtra AK
Betrokkene had (gezien contante transacties van een cliënt met Oezbekistan zonder onderliggende stukken, en gezien het te weinig afdragen door die cliënt van ruim 600.000 euro aan omzetbelasting, welke beide omstandigheden een verhoogd risico op witwassen met zich brengen) aanvullend cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 8 WWFT moeten verrichten. Nu noch de WWFT noch het BFT duidelijk maakt wat dat aanvullende onderzoek had moeten inhouden (betrokkene beschikte al over een kopie van de identiteitskaarten van de bestuurder en haar echtgenoot) is de klacht niettemin ongegrond. Betrokkene had de hiervoor vermelde omstandigheden wel moeten melden op grond van artikel 16 van de WWFT. Dat er al een onderzoek gaande was van de belastingdienst naar de afdracht van de omzetbelasting door de cliënt doet aan die verplichting niet af.
Betrokkene had bij een andere cliënt waarvan het vermogen toebehoort aan een Luxemburgse familiestichting (welke familie volgens betrokkene bestaat uit een echtpaar en hun vier kinderen) aan de hand van de regels die gelden voor die stichting, moeten nagaan of de uiteindelijk belanghebbende bij het vermogen (in de zin van de WWFT) alleen (zoals hij stelt) de man van het echtpaar is en dat moeten vastleggen, nu niet uitgesloten is dat er vier of nog minder uiteindelijk belanghebbenden zijn. In zoverre is klacht gegrond.
Procedurenummer 13/2492 Wtra AK
In geconsolideerde en in enkelvoudige jaarrekening staan onjuiste vermeldingen over verworven aandelenbelang (80% terwijl het in werkelijkheid 100% is). De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene bij zijn controle van de onjuiste vermelding(en) terecht onder ogen heeft gezien of de onjuistheden een afwijking van materieel belang opleverden. Bij een beoordeling door een controlerend accountant of daarvan sprake is, moet leidend zijn of een onjuiste vermelding (afzonderlijk of samen met andere onjuistheden) de beslissingen van gebruikers van de jaarrekeningen kan beïnvloeden in die zin dat hen daardoor niet het wettelijk vereiste inzicht omtrent het vermogen en het resultaat van de rechtspersoon wordt geboden. Bij het vormen van dit oordeel door de accountant spelen onder meer een rol de begrijpelijkheid van de (overige) gegevens die wel in de jaarrekeningen zijn opgenomen, de vergelijkbaarheid van de gegevens die zijn vermeld in de enkelvoudige en de geconsolideerde jaarrekening en de relevantie van het (niet) vermelden van de juiste gegevens, indien en voor zover de accountant kennis heeft van die relevantie of die relevantie moet begrijpen, gezien de aard van de gegevens, de relatieve betekenis ervan of de tijdigheid van het niet vermelden. Betrokkene heeft ervoor gekozen acht te slaan op de gegevens die zijn opgesomd aan het slot van rechtsoverweging 4.4.1. De Accountantskamer acht die keuze aanvaardbaar. Uitgaande van die gegevens heeft betrokkene kunnen oordelen dat de onjuiste vermeldingen geen afwijking van materieel belang opleverden. Niet gebleken is dat betrokkene acht had moeten slaan op andere gegevens die mogelijk tot een ander oordeel noopten.
Procedurenummer 13/2492 Wtra AK
De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene, gezien de tijd die was verstreken tussen het moment waarop hij heeft kennisgenomen van de toelichting van het bestuur en van de verklaring van de advocaat van de vennootschap over de mogelijke uitkomst van een procedure aangespannen tegen de vennootschap, en het moment waarop de jaarrekeningen zijn vastgesteld (ruim negen maanden), bij de controle van de beslissing van het bestuur om (in de terminologie van RJ 252) het zeer onwaarschijnlijk te achten dat die procedure tot een verplichting zou leiden die een uitstroom van middelen noodzakelijk maakte, niet kon volstaan met de mededeling van het bestuur dat hij alle relevante informatie over lopende procedures had verstrekt. Die mededeling sec zegt immers niets over het verloop en de mogelijke uitkomst van de procedure. Het lag daarom voor de hand over die mogelijke uitkomst nogmaals navraag te doen bij de advocaat. Dit verzuim levert een schending op van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid.
Procedurenummer 14/233 Wtra AK
Klacht deels niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de zesjaarstermijn respectievelijk driejaarstermijn uit artikel 22 Wtra. De resterende klachten over het handelen en nalaten van betrokkene in verband met zijn werkzaamheden omtrent de jaarrekening onvoldoende onderbouwd. Tot slot is de klacht over door betrokkene opstellen van een assurance-rapport ter ondersteuning van een standpunt van zijn opdrachtgever in een geschil ongegrond.