Uitspraken 23 februari 2015

Procedurenummer 14/318 Wtra AK
Het afgeven van een verklaring van oordeelonthouding ontslaat de beoordelend accountant niet van de verplichting om onderzoek te doen naar afwijkingen van materieel belang en – bij het uitblijven van een correctie – het afgeven van een verklaring met beperking of een afkeurende verklaring. Anders geformuleerd: het afgeven van een verklaring van oordeelonthouding impliceert dat aan de accountant ook is gebleken dat er geen gronden zijn voor het afgeven van een verklaring met beperking of een afkeurende verklaring. 
In de beoordeelde halfjaarcijfers 2009 is ten onrechte een aanzienlijke bate opgenomen en geen rekening gehouden met een aanzienlijke creditering kort na balansdatum die ten tijde van de beoordeling bekend had kunnen zijn. De beoordelingsverklaringen berusten mede daarom op ontoereikende grondslagen. Betrokkene heeft, waar het gaat om de inbrengverklaring, erkend dat hij daarbij de Praktijkhandreiking 1101 niet heeft gevolgd. Dat had wel van hem verlangd kunnen worden, reeds omdat hij zich daaraan in de opdrachtbevestiging heeft gecommitteerd. Ook los daarvan moet worden vastgesteld dat betrokkene de voor de inbrengverklaring geldende voorschriften niet in acht heeft genomen. Zo had hij moeten nagaan en vastleggen dat voldaan is aan de vereisten van NVCOS 620. Bij de plaatsgevonden hebbende waardebepalingen door een derde is gebruik gemaakt van de concept jaarrekeningen over 2008. Van betrokkene had ook gevergd kunnen worden dat hij voorafgaande aan de inbrengverklaring (kenbaar) had onderzocht hoe de cijfers van deze concepten zich verhouden tot die van de definitieve jaarrekeningen en tot de intussen (onder zijn verantwoordelijkheid samengestelde en beoordeelde) halfjaarcijfers 2009. 
Tijdelijke doorhaling voor zes maanden.

Procedurenummer 14/1173 Wtra AK
Klacht tegen accountant over het zich laten voordoen van een kantoorgenoot/niet-accountant als accountant, in de specifieke omstandigheden van dit geval gegrond. Uit de fundamentele beginselen volgt dat de naamaanduiding van een accountantspraktijk niet tot misleiding mag leiden. Het is dan ook in het algemeen niet aan te bevelen dat een accountantspraktijk zichzelf aanduidt met ‘accountants’ in de naam, terwijl daaraan niet meer dan één accountant is verbonden. In dit geval waren de initialen van de naam van de kantoorgenoot/niet-accountant verwerkt in de naam van het kantoor en presenteerde die kantoorgenoot/niet-accountant zich als vennoot van het kantoor met ‘accountants’ in de naam. Dit leidde ertoe dat klager/ex-cliënt op het verkeerde been is gezet over de hoedanigheid van die kantoorgenoot/niet-accountant, waardoor niet helemaal eerlijk en oprecht zaken is gedaan. Voor dat handelen is betrokkene als enige aan dat kantoor verbonden accountant, en mede verantwoordelijk voor die naamgeving, tuchtrechtelijk verantwoordelijk. Vanwege de aangenomen commerciële overwegingen en het aangenomen financieel gewin bij de gebruikte naamgeving acht de Accountantskamer de maatregel van geldboete ter grootte van € 5.000,= passend en geboden.

Procedurenummer 14/2468 Wtra AK
Klacht van voormalige aandeelhouder over optreden van betrokkene als accountant en adviseur van de vennootschap en van beide aandeelhouders bij de onderhandelingen over de verkoop van het belang van deze aandeelhouder. Deze gecombineerde rol had betrokkene moeten noodzaken tot het opnieuw toepassen van het conceptueel raamwerk nadat klager het vertrouwen in betrokkene had opgezegd en niet langer wilde dat betrokkene ook voor hem de waardering van de aandelen van de vennootschap zou uitvoeren. Deze verplichting heeft betrokkene geschonden. Door de waardering alsnog uit te voeren voor de andere aandeelhouder heeft betrokkene onvoldoende de hem van te vergen distantie in acht genomen en de belangen van klager achtergesteld. Die achterstelling blijkt voorts uit het gegeven dat betrokkene een arbeidsovereenkomst heeft opgesteld met daarin beperkende voorwaarden ten laste van klager en ten gunste van de vennootschap, en daardoor ten gunste van de andere aandeelhouder. Een en ander levert schending op van de fundamentele beginselen van objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid en professioneel gedrag. Overige klachtonderdelen zijn niet-ontvankelijk dan wel ongegrond. Volgt maatregel van waarschuwing.