Uitspraken 24 februari 2017

Procedurenummers 16/243, 16/244, 16/972 en 16/973 Wtra AK
Bestuurders van een accountantsorganisatie voeren verweer in een tegen de accountantsorganisatie aangespannen civiele procedure. Wat betreft de door hen of namens hen in die procedure ingenomen standpunten geldt het volgende: Volgens vaste jurisprudentie van de Accountantskamer kan het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen – al dan niet in rechte – innemen van een civielrechtelijk standpunt, behoudens bijzondere omstandigheden, in het kader van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit, niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt leiden. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is onder meer sprake indien geoordeeld zou moeten worden dat een door een accountant ingenomen standpunt bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw, blijkt te zijn of naar zijn aard bezien door een objectieve, redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep of, in de terminologie van de VGBA: het accountantsberoep in diskrediet brengend.
In casu is niet aannemelijk geworden dat de betrokken accountants zich in strijd met deze tuchtrechtelijke norm hebben gedragen. Klacht is ongegrond.