Uitspraken 25 augustus 2014

Procedurenummer 14/57 Wtra AK
De opvatting van klaagster dat op accountant van (aanvankelijk erflater en diens vennootschap en na diens overlijden van) de weduwe (de moeder van klaagster) en diezelfde vennootschap, een maatschappelijke zorgplicht rust om klaagster en haar zussen (in hun hoedanigheid van mede-erfgenamen naast de weduwe) erover had moeten inlichten dat weduwe (onder invloed van haar zoon, broer van klaagster en ook mede-erfgenaam) had beschikt over de nalatenschap op een wijze die ten voordele van de zoon en ten nadele van klaagster en haar zussen strekte, vindt geen steun in enige beroeps- of gedragsregel. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat er geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die voor betrokkene aanleiding hadden moeten zijn om op enig moment te twijfelen aan de handelingsbekwaamheid van de weduwe. Van belang is ook dat niet is komen vast te staan dat betrokkene diensten heeft verricht die verband houden met nog te verrichten transacties tussen weduwe en zoon. Betrokkene stelt terecht dat  fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid in de weg staat aan het informeren van klaagster.