Uitspraken 27 mei 2015

Procedurenummers 12/185-187 Wtra AK
Klacht over een concept gerechtelijk deskundigenrapport (waardering aandelen). Maatstaf beoordeling van dergelijke rapportage (zie uitspraak van gelijke datum onder nummer 12/2145-2147 Wtra AK). Daarbij moet worden opgemerkt dat juist een waardebepaling als de onderhavige geen absolute waarheid kent. Het gaat er bij een deskundigenbericht als het onderhavige om dat de deskundige op de eerste plaats een waarderingsmethode toepast die, gegeven de omstandigheden, algemeen aanvaard en gebruikelijk is, althans en in elk geval niet een op hun vakgebied omstreden c.q. moeilijk verdedigbaar en/of niet gangbaar geacht standpunt c.q. maatstaf c.q. methode inneemt respectievelijk toepast en anderzijds dat de deskundige voldoende inzicht geeft in de gehanteerde methode(n) en de daarbij gehanteerde gegevens, zodat de civiele partijen, zoals klager, in staat zijn bij de civiele rechter het deskundigenbericht te becommentariëren en te bekritiseren en zo nodig de rechter gemotiveerd in overweging te kunnen geven het bericht niet of niet geheel te volgen. Hierbij zij aangetekend dat zulks te meer geldt voor een aan partijen in concept toegezonden rapportage, waarop zij nog kunnen reageren, voordat een deskundigenrapport definitief aan de rechter wordt uitgebracht. 
Professioneel kritisch opmerkingen van deskundige in het kader van het bij een bijeenkomst horen van partijen getuigen niet gauw  van een tuchtrechtelijk relevante vooringenomenheid.
Klacht ongegrond.

Procedurenummers 12/2145-2147 Wtra AK
Klacht over aan de civiele rechter uitgebracht deskundigenbericht (waardering van aandelen). Betrokkene heeft zich beroepen op het ‘ne bis in idem’ beginsel. Voormelde aan het (internationaal) strafprocesrecht ontleende beginsel is weliswaar niet rechtstreeks toepasselijk op het tuchtprocesrecht, maar heeft wel haar invloed op eisen die een behoorlijke tuchtprocedure aan het indienen van een klacht stellen. In dat kader heeft de Accountantskamer al eerder, voor zover thans van belang, onder meer beslist dat het niet verenigbaar is met de eisen van een goede tuchtprocesorde, indien een klager, nadat de Accountantskamer een eerder door hem ingediende klacht ter zitting heeft behandeld of (daarna) uitspraak heeft gedaan, een tweede klacht tegen dezelfde accountant indient over hetzelfde feitencomplex, terwijl dit feitencomplex reeds ten tijde van die eerdere mondelinge behandeling bij klager bekend was of bekend had kunnen zijn en niet gebleken is van nieuwe, relevante feiten welke een nieuwe tuchtrechtelijke beoordeling zouden rechtvaardigen. Deze regel, doch niet ontleend aan voormeld ‘ne bis in idem beginsel’, heeft de Accountantskamer al eerder ook toepasselijk geacht op een tweede klacht die geen betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex, omdat in het kader van een goede tuchtprocesorde van een klager gevergd mag worden, bijzondere omstandigheden daargelaten, dat hij zoveel als mogelijk zijn klachten tegen een betrokken accountant tegelijk in één procedure aanhangig maakt, althans dat klager voorafgaand aan de mondelinge behandeling van een eerder ingediende klacht zijn overige klachten over hem bekende gedragingen van de betrokken accountant heeft ingediend, zodat de betrokken accountant niet achtereenvolgens meerdere malen op klachten van dezelfde klager zich voor de tuchtrechter behoeft te verantwoorden over gedragingen, waarmee de klager al bekend was en waarvan hij heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat deze gedragingen in strijd waren met -zakelijk weergegeven- de voor de accountant geldende regelgeving. Het is overigens dan aan de Accountantskamer om een tijdig aangevuld klachtonderdeel in het kader van een goede proceseconomie ter behandeling af te splitsen van de eerder ingediende klacht of een tijdig ingediende nieuwe, afzonderlijke klacht al dan niet te voegen met de reeds eerder ingediende klacht.
Verhouding tussen een eerder in het kader van hoor en wederhoor aan klagers toegezonden conceptrapport en het latere definitieve deskundigenrapport v.w.b. het indienen van klachten tegen de inhoud van beide rapporten.
Op de (vervulling van de) opdracht van een gerechtelijk deskundige is geen specifiek nader voorschrift of specifieke overige standaard als bedoeld in artikel A-130.7 van de VGC van toepassing is. Het is aan de Accountantskamer om te bezien of betrokkenen die taak hebben vervuld met inachtneming van de voor hen geldende gedrags- en beroepsregels, waaronder de in artikel A-100.4 onder a. tot en met e. van de VGC vermelde fundamentele beginselen, alsook in overeenstemming met het conceptueel raamwerk als bedoeld in artikel A-100.5 van de VGC. Daarbij tekent de Accountantskamer wel aan dat in de civiele procedure ten behoeve waarvan een accountant als gerechtelijk deskundige een deskundigenbericht uitbrengt, gelet op het wettelijk kader (zie de artikelen 194 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) en de daarbinnen door de civiele rechter betreffende een deskundigenbericht in acht te nemen fundamentele procesrechtelijke regels, zoals hoor en wederhoor van de betrokken partijen, specifieke (rechts)regels gelden, ten aanzien waarvan de civiele rechter, mede na debat van de partijen in die civiele procedure, instructies geeft en toezicht houdt, zowel jegens de deskundige als de partijen in die procedure. Gelet daarop moet in beginsel de civiele rechter worden geacht leidend te zijn bij de processuele aspecten omtrent (de totstandkoming van) een deskundigenbericht, zoals bijvoorbeeld de in acht te nemen termijn als bedoeld in artikel 197 Rv, de vaststelling van de aan de deskundige toekomende vergoeding aan deskundigenkosten als bedoeld in artikel 199 Rv, het nemen van een nadere conclusie na het uitbrengen van het definitieve deskundigenbericht als bedoeld in artikel 132, derde lid Rv en het doen toelichten of aanvullen van het deskundigenbericht als bedoeld in artikel 194, vijfde lid Rv. Voorts geldt dat in artikel 152, tweede lid 2 Rv is bepaald dat de waardering van het deskundigenbericht aan de civiele rechter overgelaten dient te worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vraag of al dan niet voldaan is aan (de strekking van) de opdracht, althans op de gestelde vragen een voor de civiele procedure dienstig antwoord is gegeven. Een en ander betekent dat, behoudens bijzondere omstandigheden, aan de tuchtrechter op deze punten geen rol toekomt. Een dergelijke beperking in rol voor de tuchtrechter geldt niet voor de inhoud van het deskundigenbericht, de deugdelijke grondslag daarvan uitdrukkelijk daaronder begrepen, onverkort geldt.
Het gaat er bij een deskundigenbericht als het onderhavige (waardering van aandelen) om dat de deskundige op de eerste plaats een waarderingsmethode toepast die, gegeven de omstandigheden, algemeen aanvaard en gebruikelijk is, althans en in elk geval niet een op hun vakgebied omstreden c.q. moeilijk verdedigbaar en/of niet gangbaar geacht standpunt c.q. maatstaf c.q. methode inneemt respectievelijk toepast en anderzijds dat de deskundige voldoende inzicht geeft in de gehanteerde methode(n) en de daarbij gehanteerde gegevens, zodat de civiele partijen, zoals klager, in staat zijn bij de civiele rechter het deskundigenbericht te becommentariëren en te bekritiseren en zo nodig de rechter gemotiveerd in overweging te kunnen geven het bericht niet of niet geheel te volgen. 
Niet aannemelijk is geworden dat het deskundigenbericht niet aan deze eisen voldeed.