Uitspraken 7 juni 2019

Procedurenummer 17/1482 Wtra AK
Klacht curatoren (ingediend op 10 juli 2017) over het ten onrechte afgeven op 15 juli 2011 van een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening over 2010 van een vastgoedconcern (gefailleerd op 23 november 2012) en over het  vergaren van (onvoldoende/geschikte) controle-informatie bij de controle van het bestuursverslag en een groot aantal posten op de balans. Bij indienen klacht is de termijn van zes jaar in artikel 22 Wtra (oud) niet overschreden en ook niet de termijn van drie jaar. Of de termijn van zes jaar is overschreden is onderwerp van ambtshalve toetsing door de Accountantskamer, gezien de aard van de regel, die beschouwd moet worden als een bepaling van openbare orde. Bekendheid van klagers (als curatoren) met (posten in) de jaarrekening, het bestuursverslag, de goedkeurende controleverklaring en de administraties van de failliete vennootschappen houdt niet in dat klagers ook kennis droegen van alle gegevens die door betrokkene in aanmerking zijn genomen bij de controle en van de afwegingen en de beoordeling die betrokkene aan de hand van die gegevens heeft gemaakt, laat staan dat klagers daaraan enig vermoeden van tekortschieten bij die controle en bij het vastleggen van die gegevens en afwegingen in het controledossier konden ontlenen. Klacht in (vrijwel) alle onderdelen gegrond. Niet alle gegevens waarvan betrokkene in het verweerschrift stelt dat hij die in aanmerking heeft genomen bij zijn beoordeling van de aanvaardbaarheid van (de verwerking en de schatting van) posten op de jaarrekening, zijn (voldoende duidelijk) opgenomen in het controledossier. Betrokkene heeft naar voren gebracht dat de “interpretatie” van de Standaarden sinds 2010 stringenter is geworden en dat destijds nog niet was vereist dat elke overweging in het controledossier werd vastgelegd. De Accountantskamer kan betrokkene hierin niet volgen. Er is geen enkele reden om het verplichtend karakter van de voorschriften van de NVCOS te laten afhangen van het tijdsgewricht waarin het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd, heeft plaatsgevonden. Tijdelijke doorhaling voor een termijn van drie maanden, mede gelet op de lange duur van de klachtprocedure.

Procedurenummer 18/1236 Wtra AK
Betrokkene is advocaat en accountant. Klager en zijn zus zijn elk voor 50% houder van de aandelen in klaagster. Betrokkene treedt op als raadsman van de zus van klager en vertegenwoordigt haar in verschillende gerechtelijke procedures tussen haar en klager over het testament van hun vader die onder meer betrekking hebben op de waardering van het aandelenpakket in klaagster. Verder heeft betrokkene de zus bijgestaan in de klachtprocedure tegen de accountant die op verzoek van klager een rapport heeft uitgebracht over de waardering van het aandelenpakket. Klagers verwijten betrokkene dat hij op oneigenlijke wijze financiële en andere informatie over klaagster in handen heeft gekregen en deze in verschillende procedures gebruikt. Daarnaast wordt aan betrokkene verweten dat zijn werkwijze als raadsman van de zus een vlotte en harmonieuze uitvoering van de laatste wil van vader verhindert en tot verstoring van de familieverhoudingen leidt. Het eerste klachtonderdeel is ongegrond nu het verwijt niet aannemelijk is gemaakt. Het tweede klachtonderdeel heeft betrekking op het handelen of nalaten van een accountant/advocaat in de vorm van stellingen die hij als advocaat, en derhalve als behartiger van uitsluitend de belangen van zijn cliënte, namens zijn cliënte naar voren heeft gebracht in een procedure. De Accountantskamer heeft daarom aangesloten bij haar jurisprudentie inzake het door een accountant in zijn eigen zakelijke betrekkingen innemen van civielrechtelijke standpunten. Het klachtonderdeel is ongegrond, nu niet  aannemelijk is gemaakt dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan het bewust innemen van onjuiste of misleidende standpunten en (daarmee) de voortgang in de gesprekken tussen klager en diens zus (bewust) heeft vertraagd.