Procedurenummer 12/2451 Wtra AK
Accountant geeft in juni 2011 goedkeurende verklaring af bij jaarrekening over 2010 van twee vennootschappen die deel uitmaken van een groep. Een van deze vennootschappen (die zelf niet controleplichtig is) heeft als nagenoeg enig actief een stuk grond in de gemeente X. De bestemming van deze grond was ten tijde van de aankoop van de grond akkerbouw. In 2006 is de bestemming van de grond gewijzigd in bedrijfsdoeleinden. In de jaarrekening over dat jaar is de grond voor het eerst gewaardeerd op basis van de actuele waarde die hoger ligt dan de kostprijs. In verband met deze waardevermeerdering is in de jaarrekening over 2006 een herwaarderingsreserve gevormd. In 2008 is de grond getaxeerd door een externe taxateur.(Mede) op basis van deze taxatie is de waarde van de grond in de jaarrekening over dat jaar nog iets verhoogd, onder gelijktijdige aanpassing van de herwaarderingsreserve. In 2009 zijn de aandelen van de vennootschap waarvan de grond nagenoeg het enige actief is, tegen de nettovermogenswaarde verkocht aan een andere vennootschap die ook deel uitmaakt van de groep. De uiteindelijke aandeelhouder bleef de grootmoedervennootschap. De met de verkoop van de aandelen samenhangende schuld is gecedeerd aan de grootmoedervennootschap die op haar beurt de vordering heeft omgezet in agio, die als agioreserve is verantwoord in de jaarrekening van de kopende vennootschap. Deze laatste vennootschap is in februari 2012 op eigen aangifte failliet verklaard. Een maand later worden ook de vennootschap met de grond en de grootmoedervennootschap failliet verklaard.Klacht houdt onder meer in dat de controlerend accountant over te weinig controle-informatie beschikte ten aanzien van de waardering van de grond en ten onrechte heeft ingestemd met de beslissing om de agioreserve niet als wettelijke reserve deelneming aan te merken. Beide klachtonderdelen zijn gegrond. De accountant had zich expliciet moeten afvragen of er een reële kans bestond dat het optimale ontwikkelingsscenario waarvan de externe taxateur in 2008 is uitgegaan, dat voorzag in splitsing van de grond in drie percelen en de bouw van een hal op elk van deze percelen, op afzienbare termijn werkelijkheid kon worden. Daartoe diende hij niet alleen te beschikken over de prijzen van door de gemeente X uitgegeven en uit te geven grond en acht te slaan op de verkoop en levering van vergelijkbare percelen, maar ook zicht te hebben op de feitelijke ontwikkeling van het bedrijventerrein en op het tempo waarin deze zich sedert de wijziging van de bestemming van de grond had voltrokken. Deze benadering was te meer aangewezen door het nog altijd voortduren van de kredietcrisis. De accountant ontbeerde dat zicht en daardoor was zijn oordeel over de aanvaardbaarheid van de waardebepaling van de grond ontoereikend gemotiveerd. Nu het om informatie van materieel belang ging, was er onvoldoende grondslag voor het afgeven van de goedkeurende verklaring.
Voor het inzicht dat de jaarrekening volgens artikel 2:362 lid 1 van het BW moet bieden, is het noodzakelijk dat bij elke rechtspersoon die deel uitmaakt van een groep rechtspersonen, gekozen wordt voor dezelfde waarderingsgrondslagen. Gelet daarop en op het feit dat er in de jaarrekening van de grootmoeder over 2010 net als in de jaarrekeningen van de grootmoeder over de jaren daarvoor een herwaarderingsreserve was opgenomen in verband met de waardevermeerdering van de grond, had die reserve ook moeten worden opgenomen in de jaarrekening van de vennootschap die de nieuwe aandeelhouder was geworden van de vennootschap die de grond als nagenoeg enig actief had. Het opnemen van een agioreserve is daarmee in strijd. Dat klemt te meer nu een agioreserve wel en een herwaarderingsreserve niet tot de vrij uitkeerbare reserves behoort en de waardevermeerdering van de grond pas feitelijk wordt gerealiseerd bij verkoop van de grond.