Uitspraken 8 juli 2019

Procedurenummer 14/3085 Wtra AK
Betrokkene heeft niet voldoende en geschikte controle-informatie verkregen ter onderbouwing van zijn verklaringen met name ten aanzien van de post “Nog te verrekenen inzake geleverde elektra en gas” en ten aanzien van de werking van de administratieve organisatie. Daarnaast heeft betrokkene de controle met een onvoldoende professioneel-kritische instelling uitgevoerd en afgerond. De Accountantskamer rekent betrokkene in dat kader aan dat hij duidelijke signalen van een gebrek aan integriteit van het bestuur niet nader onderzocht heeft, behoudens door zich te verstaan met dat bestuur. Onbegrijpelijk is het dat betrokkene, nadat het boetebesluit van de NMA in december 2011 bekend was geworden, vanwege het daaruit af te leiden gebrek aan integriteit van het bestuur geen, althans onvoldoende aanvullende controlemaatregelen heeft ingezet om met een verscherpte professioneel-kritische blik te beoordelen welke gevolgen hij daaraan zou moeten verbinden. Dit geldt in nog sterkere mate voor de controle van de jaarrekening van de moedermaatschappij omdat betrokkene toen ook op de hoogte was van de weigering van de aandeelhouders om de jaarrekening van de dochter vast te stellen en het bestuur decharge te verlenen, een onderzoek door Deloitte naar de jaarrekening van de dochter en een aanhangig gemaakte enqueteprocedure. In het voordeel van betrokkene wordt meegewogen dat hij uitzonderlijk lang op de beslissing van de Accountantskamer heeft moeten wachten, en dat hij zich vrijwillig als extern accountant uit het AFM-register heeft doen uitschrijven. Waarschuwing.

Procedurenummer 18/738 Wtra AK
Betrokkene is door de strafrechter veroordeeld vanwege (kort gezegd) het valselijk opmaken van goedkeurende controleverklaringen. Hij is tegen het vonnis van de strafrechter in hoger beroep gegaan. Tuchtrecht en strafrecht kunnen naast elkaar worden ingezet, omdat het gaat om verschillende normschendingen en het tucht- en het strafrecht verschillende doelen dienen. Er is daarom geen grond voor aanhouding van de tuchtprocedure totdat in de strafzaak onherroepelijk is beslist. Dat betrokkene zich niet vrij voelt om in de tuchtprocedure inhoudelijk verweer te voeren, leidt niet tot een ander oordeel. De omstandigheid dat klager (het OM) bij de onderhavige strafprocedure mogelijk ook een belang heeft dat niet samenvalt met de doelstelling van de tuchtrechtspraak, betekent op zichzelf en zonder meer nog  niet dat sprake is van misbruik van tuchtrecht. Voldoende aannemelijk is geworden dat betrokkene onvoldoende en ongeschikte controle-informatie heeft verkregen bij de controle van een aantal posten in de jaarrekeningen (waaronder de bezoldiging van de bestuurder). Daardoor heeft hij geen deugdelijke grondslag verkregen voor de afgegeven controleverklaringen. De door klager aangevoerde omstandigheden (onder meer een omvangrijke en structurele geldstroom zonder dat daar facturen of schriftelijke contractuele verplichtingen tegenover stonden; een lening aan de bestuurder en een lening aan een andere entiteit waarvoor geen zekerheden zijn gesteld en waarop, hoewel dat wel was afgesproken, nooit is afgelost) vormen subjectieve indicatoren, waarin betrokkene aanwijzingen had moeten zien voor ongebruikelijke transacties zoals bedoeld in de Wwft. Voldoende aannemelijk is dat betrokkene een aandeel heeft gehad in het achteraf aanvullen van notulen van een vergadering van de Raad van Toezicht van de entiteit, zonder  dat hij zich ervan vergewist heeft dat de onderwerpen die hij aandraagt, daadwerkelijk zijn besproken en dat daarover  beslissingen zijn genomen. Daardoor heeft betrokkene meegewerkt aan het tot stand komen van onjuiste of onvolledige gegevens. Definitieve doorhaling voor drie jaar.

Procedurenummer 18/2053 Wtra AK
De Accountantskamer wijst het verzoek tot benoeming van een deskundige (art. 37 Wtra) af. Een rapportage van een deskundige is niet noodzakelijk  om tot een oordeel te komen over de voorliggende klacht. In het tuchtrecht gaat het bovendien om het belang van een goede beroepsuitoefening door accountants. Het actief beëindigen van een conflict tussen partijen dient als zodanig geen tuchtrechtelijk doel en gaat dan ook de bevoegdheid van de Accountantskamer te buiten. Ook gaat het algemeen stelling nemen in een maatschappelijk debat het bestek van de tuchtrechtprocedure te buiten. Aan betrokkene is een opdracht gegeven om een juridische fusie te onderzoeken en daarover te rapporteren (art. 2:328 BW). Betrokkene heeft de opdracht geaccepteerd in de wetenschap dat hij geen ervaring had met complexe vraagstukken waarvan hier sprake was en heeft bij de opdrachtaanvaarding meerdere formele regels niet nageleefd. Verder is hij zich onvoldoende bewust geweest van mogelijke bedreigingen van het zich houden aan de fundamentele beginselen als gevolg van het ontstane en steeds hoger oplopende familieconflict. Bij de uitvoering van de opdracht is betrokkene teveel afgegaan op de informatieverstrekking door derden in plaats van zelf onderzoek te doen. Verder heeft betrokkene onvoldoende werkzaamheden verricht en op onzorgvuldige wijze gerapporteerd. Gelet op de grote financiële – en andere – belangen van de bij de herstructurering betrokken partijen wordt dit betrokkene aangerekend. Met de hiervoor omschreven gedragingen heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en met het conceptueel raamwerk als bedoeld in artikel 21 VGBA. Maatregel: tijdelijke doorhaling van één maand. Daarbij is meegewogen dat betrokkene op de zitting te kennen heeft gegeven dat hij heeft besloten niet langer assurance-opdrachten te zullen aanvaarden en verder dat aan hem niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.