Uitspraken 9 mei 2016

Procedurenummer 15/1800 Wtra AK
Klachten over niet naleven non-concurrentie- en relatiebeding, tekortschieten in prestaties voor klanten klaagster en over overdracht dossier ongegrond.

Procedurenummer 15/1892 Wtra AK
Het in het kader van een behoorlijke tuchtprocesorde bestaande beginsel van concentratie van klachten heeft betrekking op klachten gericht tegen dezelfde accountant. Klagen tegen de ene accountant in een bepaald feitencomplex  staat niet in de weg aan naderhand klagen over hetzelfde feitencomplex tegen een andere accountant (kantoorgenoot van de eerste accountant).
Volgens vaste jurisprudentie dient de accountant het vertrouwelijke karakter van informatie die hij in het kader van zijn beroepsmatig en zakelijk handelen heeft verkregen, te eerbiedigen en mag hij deze informatie zonder specifieke machtiging daartoe niet aan een derde bekendmaken, tenzij wettelijk of beroepshalve een recht of plicht daartoe bestaat. Nu er in casu geen toestemming was van de betrokken cliënte (zie artikel 16, sub d VGBA), en zich geen van de andere in artikel 16 VGBA gemelde situaties voordeed, heeft betrokkene reeds daarom terecht de gevraagde informatie niet verschaft.
Geen rechtsregel bepaalt dat een klachtbehandelaar/collega-accountant van het kantoor van een accountant, waartegen klager een klacht heeft ingediend, onafhankelijk dient te zijn. Bij de afhandeling van die klacht dient hij wel objectief te werk te gaan. In casu is niet aannemelijk geworden dat hij niet objectief gehandeld zou hebben.

Procedurenummers 15/2076, 15/2123 en 2124 Wtra AK
Betreft civielrechtelijk geschil tussen een accountantsorganisatie en een voormalige contractpartner over de wijze van beëindigen van dit contract en het vermeende handelen daarna in strijd met rechten van de wederpartij. De CEO en CFO van de accountantsorganisatie worden tuchtrechtelijk aangesproken, mede voor de wijze waarop zij zich in de civielrechtelijke procedure uitlaten/verweren. Verweer van misbruik van tuchtrecht wordt verworpen nu niet is gebleken dat op voorhand is uitgesloten dat de behandeling van de onderhavige klachten zou kunnen bijdragen aan de doelstelling van de tuchtrechtspraak. De omstandigheid dat klaagster bij de onderhavige door haar geïnitieerde procedures naast een tuchtrechtelijk belang tevens andere belangen heeft, die niet samenvallen met deze doelstelling van de tuchtrechtspraak, betekent nog niet dat sprake is van misbruik van tuchtrecht.
Wat betreft de deelklacht gegrond op art. 32 Bta heeft te gelden dat de omstandigheid dat artikel 32 Bta ziet op accountantsorganisaties dit nog niet met zich mee brengt dat een vermeende schending van dit artikel door betrokkenen (CEO en CFO) niet tuchtrechtelijk toetsbaar zou kunnen zijn. 
Het beroep op niet-ontvankelijkheid wordt derhalve verworpen.
De inhoud van het schriftelijk verweer door de CEO (in casu o.m. standpunt innemende notities van de CEO aan de door de rechter aangestelde deskundige), als reactie op de stellingen van de wederpartij in de civielrechtelijke procedure, heeft niet het karakter van een persoonsgericht onderzoek, noch betreft het een assurance-opdracht. Wel betreft een dergelijk schriftelijk verweer een “professionele dienst” in de zin van art. 1 VGBA, nu het met toepassing van de vakbekwaamheid van een accountant is opgesteld, en dient het derhalve in overeenstemming met de vier in art. 3 VGBA genoemde fundamentele beginselen tot stand te zijn gekomen.
Herhaling van de vaste jurisprudentie van de Accountantskamer inzake het innemen van een civielrechtelijk standpunt door de accountant in zijn zakelijke betrekkingen. Niet gebleken is dat de CEO in zijn schriftelijke uitingen in de procedure een standpunt heeft ingenomen dat bewust onjuist of misleidend blijkt te zijn, noch dat hem in sterke mate verweten zou kunnen worden een onjuist of misleidend standpunt te hebben ingenomen.
Ook de andere gedragingen die klaagster de betrokken CEO en/of CFO tuchtrechtelijk verwijten, moeten worden aangemerkt als het handelen van accountants in hun zakelijke betrekkingen, zodat dit handelen eveneens het innemen van een civielrechtelijk standpunt betreft. Wederom niet aannemelijk geworden dat deze gedragingen bewust onjuist of misleidend tot stand zijn gekomen
Klacht ex art. 32 Bta: een schending van dit artikel door betrokkenen is niet aannemelijk geworden.
Klacht geheel ongegrond.