Uitspraken 9 oktober 2015

Procedurenummer 15/34 Wtra AK
Aan betrokkene is (met het oog op een besluit over de aanspraak van klaagster op schadevergoeding) verzocht een onderbouwde conclusie te verstrekken met betrekking tot de stelling of klaagster tijdens de marktomstandigheden eind 2004/2005 in staat zou zijn geweest om de bouw van zes schepen te kunnen financieren. In het rapport heeft betrokkene onder meer geconcludeerd dat het zeer twijfelachtig is of een bank de voorfinanciering tijdens de bouw op zich zou hebben genomen. Aan de uitkomst van de werkzaamheden die ter uitvoering van die opdracht zijn verricht, een aspect van assurance niet kan worden ontzegd, zodat die werkzaamheden te allen tijde (en in ieder geval) moeten voldoen aan alle eisen die voortvloeien uit het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de VGC. Die eisen houden onder meer in dat de uitkomst van de werkzaamheden (kortheidshalve: het rapport), gelet op de voor betrokkene beschikbare gegevens, geen onjuiste informatie mag bevatten, dat de bevindingen/conclusies van het rapport een deugdelijke grondslag moeten hebben en dat het rapport, voor zover de conclusies niet zonder meer volgen uit de beschikbare gegevens, duidelijke voorbehouden moet bevatten, en, voor zover ook andere conclusies mogelijk zijn, de redenen moet bevatten waarom die conclusies niet zijn getrokken. De onderbouwing van de bevindingen die ten grondslag liggen aan de hiervoor weergegeven conclusie is in meer opzichten ondeugdelijk.